Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Bron (73)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Bron (73)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rachab en de twee verspieders

"Door het geloof is Rachab ( ) niet omgekomen met de ongehoorzamen, als zij de verspieders met vrede had ontvangen."

(Hebreeën 11:31)

Jozua was de opvolger van Mozes geworden. Het volk kende de nieuwe leider, omdat hij als een dapper man bekend stond en tot de twaalf verspieders van Kanaan had behoord. In de Bijbel lezen we, dat zijn invloed op het volk zo groot was, dat Israël de HEERE tijdens zijn leven en ook nog lang daarna bleef dienen.

Bovenal had de Heere tot hem gesproken: "Niemand zal voor uw aangezicht bestaan al de dagen uws levens; gelijk als Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn; Ik zal u niet begeven en zal u niet verlaten. Wees sterk en heb goeden moed ().”

Als een van zijn eerste taken wees Jozua twee verspieders aan die het land Israël en vooral Jericho moesten verkennen. Jericho was een belangrijke stad waarvan ze goed poolshoogte moesten nemen, aangezien het de eerste stad was die in de handen van Israël vallen zou.

Op zekere dag vertrokken de twee verspieders uit het plaatsje Sittim en vingen in opdracht van hun veldheer de gevaarlijke tocht van ongeveer twintig kilometer aan.

Als twee reizigers kwamen de verspieders al gauw bij de stad Jericho aan. In die oude tijd bouwde men om elke stad een hoge, brede muur met poorten. Deze muren waren zo breed, dat er een huis op gebouwd kon worden.

In Jericho was er ook een huis op de stadsmuur gebouwd. Het was een soort herberg en de mensen liepen in en uit. De waardin heette Rachab, een vriendelijke vrouw. Hier gingen de twee verspieders naar binnen en werden door de waardin gastvrij onder haar dak ontvangen.

In deze herberg meenden de twee verspieders betrekkelijk veilig te zijn, omdat hier meer mensen kwamen. Bovendien stond het huis op de stadsmuur, zodat ze bij gevaar altijd konden ontsnappen.

De volgende morgen werd er echter in Jericho over gesproken, dat er twee vreemdelingen in Rachabs huis waren aangekomen. Dit praatje kwam al gauw de koning te horen.

”Het zijn vast verspieders, " spraken de mannen tegen de koning. De koning en de mannen van Jericho wisten dat de Israëlieten hun stad zouden gaan innemen. De inwoners van Jericho en van de andere heidense steden waren erg bang voor Israël. Het was de Heere Die deze angst in hun hart gegeven had. Hij had immers aan Zijn volk Israël beloofd: "De HEERE, uw God, zal uw schrik en vreze geven over al het land waarop gij treden zult.”

Vlug zond de koning een bode naar Rachab. "Lever die twee mannen aan ons over, want het zijn spionnen die ons land komen verkennen, " gebood hij.

Maar Rachab deed niet, wat de koning vroeg. Nauwelijks merkte zij, dat de twee mannen gezocht werden of ze verstopte hen onder de vlasstengels die op het platte dak van haar huis lagen te drogen.

Toen de boden haar vroegen: "Waar zijn die twee spionnen? " antwoordde ze: "Ze zijn hier wel geweest, maar ik weet niet waar ze vandaan kwamen. Wel weet ik, dat toen het donker werd en de poort­ wachters de deuren wilden sluiten die mannen verdwenen zijn. Jaag hen achterna, misschien krijgt u hen nog te pakken."

De mannen geloofden de list en snelden de stadspoort uit om de spionnen te zoeken. Meteen werd de poort angstvallig gesloten, terwijl tot aan de veren van de Jordaan alles afgezocht werd.

Nauwelijks waren de mannen uit Rachabs huis vertrokken, of zij haastte zich naar de plek waar ze de verspieders verborgen had.

”Mannen, ” sprak ze, "ik geloof dat God dit land aan Israël geven zal. Wij hebben gehoord hoe de Heere een pad door de Schelfzee heeft gemaakt om er uw volk door te leiden en dat Farao met zijn leger verdronken is. Ook hebt u de koningen Sihon en Og overwonnen. Als wij het hoorden, zo versmolt ons hart en er bestaat geen moed meer in iemand vanwege uUeder tegenwoordigheid; want de HEERE, ulieder God, is een God boven in den hemel en beneden op de aarde. Ik heb de God van Israël lief en ook Zijn volk. Daarom help ik u.”

Verwonderd hoorden de verspieders naar de woorden van deze vreemde vrouw. Was zij niet een heidense, Amoritische vrouw? Maar wat hoorden ze haar nu zeggen? "De HEERE, ulieder God, is een God boven in den hemel en beneden op de aarde." Hieruit bleek duidelijk dat deze vrouw in de God van Israël geloofde. Ze had dat volk van Israël lief en daarom wilde zij hen met gevaar van haar eigen leven verbergen. Duidelijk koos ze partij voor Israël.

De verspieders vonden het heel opmerkelijk dat zij juist in het huis van deze vrouw onderdak hadden gekregen. Dat hadden ze te danken aan Gods bijzondere zorg.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Uit de Bron (73)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's