Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Bron (75)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Bron (75)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De val van Jericho

"Door het geloof zijn de muren van Jericho gevallen, als zij tot zeven dagen toe omringd waren geweest." (Hebreeën 11:30)

Het was avond.

Jozua ging alleen uit, tot vlak bij de poorten van Jericho.

Daar zag hij, op een afstand, een grote en sterke man met het zwaard in zijn hand. "Zijt Gij van ons of van onze vijanden? " vroeg Jozua.

”Ik ben de Vorst van het heir des HEEREN; Ik ben nu gekomen, " klonk het.

Toen begreep Jozua Wie die Vorst was. Eerbiedig boog hij zich tot op de aarde neer voor die grote Koning, de Heere Jezus, en wachtte.

Toen sprak de Heere: "Trek uw schoenen af van uw voeten, want de plaats waarop gij staat, is heilig.”

Jozua gehoorzaamde en deed dit, evenals vroeger Mozes, uit heiligheid voor de Heere.

Even later keerde Gods dienstknecht vol moed naar het leger terug. Uit deze ontmoeting bleek duidelijk, dat de Vorst van de hemel gekomen was om de strijd tegen de vijanden aan te binden. Bovendien sprak de Heere: "Zie, Ik heb Jericho met haar koning en strijdbare helden in uw hand gegeven.”

Toen de koning van Jericho het leger van de Israëlieten zag, liet hij alle poorten van zijn stad sluiten. Jericho was een heel sterke vesting en niemand mocht er nu meer in-of uitgaan.

Jozua gaf bevel dat het hele leger zes dagen één keer per dag om de stad moest trekken. Op de zevende dag moesten ze echter zevenmaal om de stad trekken, terwijl er ook op de bazuinen geblazen moest worden. Bij het horen van het bazuingeschal moest het volk geloven en juichen dat de muren vam Jericho zouden vallen.

Hoe wonderlijk zou alles in het werk gaan. Geen wapengeweld noch krijgsgeschreeuw zou vernomen worden. Door een machtig wonder wilde de Heere deze eerste stad, de sleutelstad, aan Israël geven.

Zo trok het leger van Israël op Jericho, de palmstad, aan.

Wat was het een wonderlijke en plechtige optocht.

Voorop liepen de "toegerusten", dat waren de krijgslieden uit Ruben, Gad en half Manasse. Daarna volgde de verbondsark met de zeven priesters die op de bazuin moesten blazen en tenslotte kwamen de krijgslieden uit de andere stammen van Israël.

Zwijgend trok deze optocht nu elke dag één keer om de sterke vestingstad. Wat zullen de inwoners van Jericho het alles als een hele vreemde zaak beschouwd hebben, waarvan ze niets begrepen.

"Op die manier komen ze nooit in onze stad!" zullen ze gedacht hebben. Toen brak de zevende dag, de laatste dag, aan.

Nu moest het volk niet eenmaal, maar zevenmaal om Jericho trekken. Daar brak de zevende keer aan. Het wonder ging gebeuren.

Plotseling vielen de bazuinen in. Dat was het afgesproken teken.

”Juicht, want de HEERE heeft ulieden de stad gegeven, " riep Jozua tot het volk. Toen juichten de Israëlieten met een groot gejuich. Ze juichten in het besef dat de Heere Zijn belofte de sterke muren te zullen laten vallen, nu vast en zeker zou gaan vervullen. Het was een juichen in het geloof.

Meteen gebeurde het grote wonder. De dikke, sterke muren stortten ineen. Wat God beloofde, vervulde Hij en het geloof van Gods kinderen werd niet beschaamd. Daarom lezen we in de Bijbel: "Door het geloof zijn de muren van Jericho gevallen." Wat de Heere belooft, vervult Hij altijd. Hij is de Getrouwe en de Onveranderlijke.

De machtige vesting lag nu open en bloot voor de Israëlieten en onmiddellijk vielen zij zonder enige moeite de stad binnen. Op Gods bevel werden alle inwoners gedood en hun bezittingen vernietigd. Alleen het goud en zilver moest voor de dienst van de Heere gebruikt worden. Maar alle andere dingen moesten "verbannen", dat is vernietigd worden. Duidelijk klonk het bevel van de Heere: "Doch deze stad zal den HEERE verbannen zijn, zij en al wat daarin is; alleenlijk zal () Rachab levend blijven (). Maar al het zilver en goud, en de koperen en ijzeren vaten zullen den HEERE heilig zijn O.”

Ook vergat Jozua Rachab niet. Vlug stuurde hij de twee verspieders naar haar huis. Wat was de Heere goed voor haar geweest!

Haar huis, waarvoor het scharlaken koord hing, stond immers op de muur en juist dit gedeelte was overeind gebleven. Vlug brachten de verspieders haar en haar familie in veiligheid. Haar geloof in de Heere was niet beschaamd geworden. Terwijl alle inwoners omkwamen, werden zij en haar familie gered. Weliswaar kwamen zij eerst als onreine heidenen buiten het leger van Israël, maar daarna werden zij "ingelijfd" en opgenomen in het volk van Israël. Voortaan behoorden ze helemaal tot het volk van Israël.

Rachab trouwde daarna met Salmon, een Israëliet en uit haar geslacht is eeuwen later de Heere Jezus geboren.

Verder liet de Heere aan Jozua weten, dat Jericho nooit meer mocht worden opgebouwd. "Vervloekt zij die man voor het aangezicht des HEEREN, die zich opmaken en deze stad Jericho bouwen zal. Wie dat toch doet, zal zijn oudste zoon door de dood verliezen als hij met het bouwen beginnen zal en zijn jongste zoon als hiJ ermee klaar is, " dreigde de Heere.

Ondanks deze vreselijke dreiging, waagde het heel veel jaren later een zekere Hiel toch Jericho te herbouwen. Helaas, Gods straf bleef niet uit. Al zijn kinderen verloor hij door de dood.

Zo was de eerste stad Jericho in bezit van Israël gekomen.

(Vervolg op blz. 190)

(Vervolg Uit de Bron)

Zonder slag of stoot was deze vesting in handen van Israël gevallen.

Hierdoor wilde de Heere Zijn volk leren, dat de verovering van het land Kanaan uitsluitend aan Hem te danken was, zodat alleen Hij de eer zou krijgen.

Gij, HEER', alleen, Gij zijt Verwinnaar in den strijd. En geeft Uw volk den zegen. (Psalm 3:4)

Vol vertrouwen trok het volk nu naar het volgende plaatsje Ai op.

Hun zwaard deed hen dit land niet erven; Hun arm deed hen geen heil verwerven; Maar Uwe rechterhand. Uw macht. Heeft hun dien voorspoed toegebracht; De glans van 't Godd' lijk aangezicht Heeft hen de zege weg doen dragen; Want Gij omscheent hen met het licht Van Uw genadig welbehagen. (Psalm 44:2)

C.vR.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 2003

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Uit de Bron (75)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 2003

De Wachter Sions | 8 Pagina's