Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte mevrouw N.N. te N.,

U hebt mij een vraag gedaan over het lijden des Heeren. Daar we dat in deze weken overdenken, krijgt u nu voorrang van me in het beantwoorden der brieven. Anderen moeten wat langer wachten dan u. Voor alle vragenstellers heb ik echter al een antwoord klaar liggen. Steeds beantwoord ik elke vraag die ik krijg maar gelijk. Maar zo heb ik al wel een antwoord klaar voor een geheel jaar Als ik weg zou vallen, kan men voorlopig daarmee nog vooruit. Maar we weten ook weer niet wat deze onrustige wereld ons onder het oordeel Gods brengen zal. Ik wil echter de raad van Luther maar ter harte nemen, die zo werkzaam was dat hij zei dat als hij wist dat Christus de andere dag op de wolken zou verschijnen, dat hij dan nog een boompje zou planten. Hij zei dat niet in onverschilligheid, maar liet daarmee weten dat we onze roeping hier op aarde hebben te verstaan, zeker in de dienst des Heeren. U hebt me een vraag gedaan over het lijden van de dierbare Borg. En dan wel over Zijn lijden in de hof van Gethsémané, als Hij daar bloed heeft moeten zweten. Men heeft u gezegd dat Hij geen bloed heeft moeten zweten, maar dat zijn zweet werd als grote droppelen bloed. Men beroept zich daarvoor op wat we lezen in Lukas 22 : 44, waar ons gezegd wordt: En in zwaren strijd zijnde, bad Hij te ernstiger. En Zijn zweet werd gelijk grote droppelen bloeds, die op de aarde afliepen." U hebt me geschreven dat die opmerking u heeft bedroefd, want u hebt er wel eens indrukken van gehad wat het lijden in de hof voor de Middelaar is geweest. Nu vraagt u mij of ik daar eens iets over wil schrijven.

U hebt me doen weten dat u 'De Redehjke Godsdienst' van W. a Brakel erop nagezien hebt en dat die ook duideHjk zegt dat Christus bloed heeft moeten zweten. Ja, dat zegt Brakel heel duidelijk. Maar Brakel niet alleen, want er zijn nog heel wat kostelijke verklaringen van oude schrijvers die hetzelfde zeggen. Ik heb hier voor me 'De kruistriomph van Vorst Messias' van ds. A. Hellenbroek. Hij zegt het ons duidelijk, dat als er staat dat Zijn zweet werd gelijk grote droppelen bloeds, dat dit zeggen wil dat het zweet van Jezus zelf ook bloedig is geweest. Het woord in de grondtekst, zo laat hij ons weten, zegt ons zoveel als geronnen brokken, dat alleen op bloed en niet op zweet past. Hij haalt ook voorbeelden aan van mensen die in grote benauwdheid werkelijk bloed hebben moeten zweten. En dan zegt hij in betrekking tot de Heere Jezus: "O! schrikkelijke ontroering dan in de ziel van Jezus, die het bloed zich met Zijn zweet doet mengen! En is het een wonder? Hij is voor een heet vuur, het vuur van de Goddelijke toorn geplaatst. Wat is het een arbeid die Hij ondergaan moet, eer Hij zaad kan zien? Wat draagt Hij hier een zwaar pak, hoe doet Hem dat zweten. Hij was hier in een zware strijd." In de toepassing komt Hellenbroek daar nog weer op terug. Hij zegt dan tot Gods volk: "Gij had de hemel met uw gruwelen bestreden, en waart waardig eeuwig van de duivel en al de helse naarheid bestreden te worden, en daarom moest uw Borg in uw plaats in zulk een zware strijd komen. Gij waart waardig eeuwig van benauwdheid bloed te zweten. O! hoe moest dit u doen uitroepen met verwondering over Jezus liefde en met verfoeiing uwer zonden. O getrouwe Zaligmaker, mijn zonden hebben U zo machteloos gemaakt, dat Gij versterking nodig had; mijn zonden deden U die zware strijd aan, die U zo benauwde; mijn zonden hebben U dat bloedig zweet doen uitbarsten."

En dan spreekt hij ook de onbekeerden aan op een volgende wijze: "Maar ziet ook eens onbekeerden, die nog zo vreugdig voortgaat in het plegen van de zonden. Ziet eens hoe Jezus hier zvvoegt en zweet onder dezelve, en hoe kunt gij er u zo vreugdig in vermaken? O, de tijd zal komen, dat gij ook onder uw eigen zonden zonder versterking eens bezwijken zult. O! het zal u niet gebeuren als die eens in hun naarheid op uw ziel zullen komen, om dan daaronder van een engel versterkt te worden. De Heere zal u dan troosteloos laten en de duivel u maar meer verschrikken!"

Ik heb hier ook het boek van Aegidius Francken voor me over 'Het Heilig Offerlam, geslacht voor de uitverkorenen'. Hij zegt in een preek over het lijden van Christus in de hof van Gethsémané: "Dat dit lijden zeer zwaar moet hebben geweest, leert de droeve vrucht van de zielenstrijd, dat schrikkelijk bloedzweten; hier waren geen roeden, geen zwepen vol haakjes die Hem het bloed uit Zijn lichaam sloegen. Hij was hier niet in een warm vertrek, maar in een open hof, niet bij het vuur, maar in de koude lucht. O, wat moest dan niet in de beenderen een vreselijk vuur zijn ontstoken geweest. O, hoe zwaar moet Zijn Vader die Rotssteen niet geslagen hebben, waaruit zulke rode stromen van bloed vloten. O, wat een naar gezicht, christenen, is dit niet geweest! De doodverf lag buiten twijfel op Zijn aangezicht. Hij beefde en sidderde van ontsteltenis, en in het midden van die allen, loopt het bloed met grote droppelen langs Zijn gezegend aangezicht, ja, het gehele lichaam tot op de aarde toe. Het smart ons aan het hart, als wij Jeremia van de Kerk horen klagen: zij weent steeds des nachts, en haar tranen lopen over haar kinnebakken; maar hier stort Jezus slechts geen tranen, maar bloed, ja grote droppelen bloed liepen langs Zijn aangezicht."

Ik heb ook een verklaring van Herman Gideon Clements over het evangelie van Lukas. Hij zegt hetzelfde als de oude verklaarders. Het grondwoord in de tekst geeft ook volgens hem niet te kennen dat het zweet van Christus werd als grote droppelen bloed, maar dat Jezus waarlijk bloed heeft moeten zweten. Het grondwoord geeft de waarheid van een zaak te kennen. De geneeskundigen schrijven daar ook zo over, volgens Clements. Als hij beide opvattingen heeft beschreven, die er dus in zijn dagen ook al waren, dan schrijft hij: "Deze opvatting (namelijk dat Christus waarlijk bloed heeft moeten zweten) komt mij ook als de gevoegzaamste voor."

Het heeft u ook wat te zeggen gehad, zoals u me hebt geschreven, dat Brakel zegt dat het bloed ook juist zo het zielenlijden van de Middelaar doet zien. Ik heb dat ook nog even nagelezen. Hij schrijft: De offeranden hebben het lijden afgebeeld dat op Christus komen moest. In de offeranden moest het bloed der beesten geofferd worden. En waarom het bloed? Omdat het bloed is de ziel der beesten; afbeeldende dat de zielen der mensen niet konden verzoend worden dan door het zielenlijden van de Borg. Ziet dit in Deut. 12 : 13: et bloed is de ziel. En Lev. 17 : 11: e ziel des vleses is in het bloed, daarom heb Ik het u op het altaar gegeven, om over uw ziel verzoening te doen; want het is het bloed, dat voor de ziel verzoening zal doen."

Het lijden der ziel van de Middelaar heeft ons juist zoveel te zeggen. Dit is het zwaarste lijden geweest. Daar weten wij als mensen ook wel wat van. Als de geest in ons neergebogen wordt, wordt het lijden des lichaams ook zoveel te zwaarder. En we zullen ook moeten weten dat we naar de ziel gezondigd hebben. Eva heeft met het lichaam gezondigd als zij van de verboden boom gegeten heeft. En we worden in die lichaamsdelen waarmede de zonde is bedreven, ook wel meest het eerste bezocht. De ogen en de tanden moeten er meest ook wel het eerste aan geloven. Maar aan het eten van de boom ging de zonde der ziel vooraf, als de begeerte in de mens opkwam om God gelijk te zijn. En als de Heere naar een mens omziet, zal men weten dat men een ziel in zich omdraagt. Een ziel die onsterfelijk is en voor de eeuwigheid is geschapen. U hebt me daar van uzelf ook iets van geschreven. Daarom kon u het ook eigenlijk niet goed verdragen als men u wist te zeggen dat Christus geen bloed heeft gezweten. U hebt me geschreven dat het lijden der ziel om uw eigen zonden was, zoals u hebt mogen zien. Maar u hebt later ook mogen zien dat Christus de zonden van al Zijn volk heeft moeten dragen. En zou Hem dat geen bloed hebben doen zweten? Ik was er blij mee dat u me daar iets van schreef Ik geloof dat me dat ook geen onbekende zaak is gebleven. Daarom houd ik me ook maar liefst bij het oude en mogen die geleerde mensen van deze tijd hun mening wel van me houden.

Wat moeten we op zichzelf daar eigenlijk nog meer aan toevoegen? Ons Avondmaalsformulier zegt ons dat de last van onze

zonden en van de toorn Gods Hem het bloedig zweet in de hof uitgedrukt heeft, waar Hij gebonden werd, opdat Hij ons zou ontbinden. Laten we het toch bij die oude verklaringen maar houden. U hebt er ook iets uit de verklaring van Dachsel over mogen lezen. In dat boek worden ook nog andere verklaarders aan het woord gelaten. Ze zeggen allen hetzelfde. En voor de ziel krijgt het toch ook zoveel betekenis wat die verklaarders daarover zeggen. Ik hoop dat u ook altijd maar het beste u zult kunnen vinden in wat die goede oude verklaarders over het lijden van de Middelaar hebben geschreven. Dat kwam echt ook uit de ziel vandaan. En dat raakt ook de snaren der ziel als we die geschriften lezen. Ook dat Avondmaalsformulier is toch zo kostelijk van inhoud, want terwijl ik het neerschreef, wat het Avondmaalsformulier daarvan zegt, deed het me al wel wat. Wat wordt dat borgtochtelijke werk in dat formulier toch ons op een zielroerende wijze voorgesteld. Christus is dus gebonden opdat Hij ons zou ontbinden. Het is nog niet zolang geleden dat ik geloven mocht dat de tijd mijner ontbinding aanstaande was. Toen viel gelijk de vrees voor de dood weg, omdat ik mocht geloven dat die dood een ontbinding voor me zou zijn. In de hel zal men eeuwig gebonden zijn. En dat zou ook rechtvaardig mijn plaats moeten zijn. En de benauwers van binnen weten het ons ook wel te zeggen dat zulk een gebondenheid ons eeuwig te wachten staat. Maar als de Heere ons eens even doet weten en geloven dat we straks ontbonden zullen mogen zijn, dan mogen we dat ook als onze grootste verlossing zien. Het zal toch wat zijn om eeuwig van die oude mens der zonde verlost te mogen zijn.

Laat ik dat dierbare gedeelte uit ons Avondmaalsformulier nog even wat verder doen spreken. Het zegt ons: "Daarna ontelbare smaadheden geleden heeft, opdat wij nimmermeer te schande zouden worden; onschuldig ter dood veroordeeld is, opdat wij voor het gericht Gods zouden vrijgesproken worden; ja Zijn gezegend lichaam aan het kruis heeft laten nagelen, opdat Hij het handschrift onzer zonden daaraan zou hechten; en heeft alzo de vervloeking van ons op Zich geladen, opdat Hij ons met Zijn zegening vervullen zou; en heeft Zich vernederd tot in de allerdiepste versmaadheid en angst der hel, met lichaam en ziel, aan het hout des kruises, toen Hij riep met luider stem: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Opdat wij tot God zouden genomen en nimmermeer van Hem verlaten zouden worden; en heeft eindelijk met Zijn dood en bloedstorting het nieuwe en eeuwige Testament, het verbond der genade en der verzoening, besloten, toen Hij zeide: Het is volbracht!"

O, wat hebben onze vaderen toch innig over dat lijden van de Middelaar geschreven! Men voelt zomaar aan dat het bij hen uit de ziel vandaan kwam wat ze schreven. Met dat lieve volk van God hoop ik het toch altijd maar te houden. Ik heb geen behoefte aan al die letterknechterij. Die Borg zal ons door een weg van ware zielsbevinding dierbaar moeten zijn geworden. Als we over het lijden van die Middelaar spreken of schrijven, kunnen we nooit overdrijven. We kunnen ook niet overdrijven als we over de gruwelijkheid van onze val en onze verdorven aard en natuur schrijven. Het is niet te zeggen hoe zwart wij zijn en het is ook niet te zeggen hoe blank en rood die dierbare Borg is. Zou het verlangen weer niet sterk bij ons moeten gaan worden, om Hem eeuwig te mogen zien en te eren?

Ik zal nog weer even wat neerschrijven over wat het Avondmaalsformulier verder nog schrijft over dat borgtochtelijke werk van die allerdierbaarste Persoon. "En opdat wij vastelijk zouden geloven dat wij tot dit genadeverbond behoren, nam de Heere Jezus in Zijn laatste Avondmaal het brood, en als Hij gedankt had, brak Hij het en gaf het Zijn discipelen, en zeide: neemt, eet, dat is Mijn lichaam, hetwelk voor u gegeven wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. Desgelijks, na het Avondmaal, nam Hij den drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun dien, zeggende: Drinkt allen daaruit; deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed, hetwelk voor u en voor velen vergoten wordt tot vergeving der zonden; doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis."

O welk een liefde spreekt daar toch uit! De discipelen hebben zich als liefdeloze mensen moeten leren kennen. Wat heeft ze dit toch later vernederd en verootmoedigd als zij aan die woorden van die gezegende Zaligmaker hebben terug gedacht. Want nu ga ik nog weer even verder met dat kostelijke stuk uit dat for­ mulier. "Dat is, zo dikwijls als gij van dit brood eet, en van deze beker drinkt, zult gij daardoor, als door een gewisse gedachtenis en pand, vermaand en verzekerd worden van deze Mijn hartelijke liefde en trouw jegens u, dat Ik voor u (daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven) Mijn lichaam aan het hout des kruises in den dood geve, en Mijn bloed vergiete, en uw hongerige en dorstige zielen met dit Mijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed tot het eeuwige leven spijze en lave, even zekerlijk als een iegelijk dit brood voor zijn ogen gebroken, en deze beker hem gegeven wordt, en gij die tot Mijn gedachtenis met uw mond eet en drinkt."

Zouden we er niet een beetje warm onder moeten worden, als we bij dat getuigenis van Christus' liefde voor liefdeloze mensen en voor vijandige zondaren even bepaald worden? Hoe wijzen die woorden ons op dat voldoenend werk van die gezegende Immanuël. Hij is God met ons. De Vader is door Zijn voldoenend werk volkomen bevredigd. Ja, de Vader heeft Zichzelf in het offer van Zijn geliefde Zoon een volkomen voldoening gegeven, want God was in Christus, de wereld met Zichzelf verzoenende. Hij heeft Hem Die geen zonde gekend of gedaan had, zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. Zijn Eigen veelbeminde Zoon heeft Hij niet gespaard, uit liefde tot de van eeuwigheid door Hem verkorenen. En de Zoon had ze ook zo lief, dat Hij er Zichzelf gewillig voor ten offer gaf En door de Geest heeft Hij Zich Gode Zijn Vader onstraffe lijk opgeofferd. O liefde des Vaders, liefde des Zoons, liefde des Heiligen Geestes! Waarlijk, de eeuwigheid zal er voor nodig zijn om een Drie-enig God daar alle eer voor toe te brengen.

Wat is die leer der voldoening toch een dierbare leer. Niet voor de algemene verzoeningsdrijvers en voor al die vrijzinnigen en modernen, die met hun sociniaanse leer die volkomen voldoe ning van Christus loochenen. De algemene verzoeningsdrijvers zeggen dat Christus voor alle mensen heeft voldaan. Maar hoewel de voldoening door Christus aangebracht genoegzaam is tot verzoening van de zonden van alle mensen, zo is het toch het welbehagen des Vaders geweest dat de dierbare en verzoenende kracht van de dierbare dood Zijns Zoons zich alleen zou uitstrekken tot de door Hem verkorenen, om hen daardoor onfeilbaar tot de eeuwige heerlijkheid te brengen. Bij die uitspraak van onze Dordtse Leerregels moeten we het maar houden. Maar het zal toch ook wat zijn, om op zo'n grote zaligheid geen acht gegeven te hebben en op een verkeerde wijze met de uitverkiezing te hebben gewerkt. Als onze blinde zielsogen geopend worden voor de ellendige staat waarin we verkeren en voor de zonden door ons bedreven, dan zullen we niet op een verkeerde wijze met de uitverkiezing ons kunnen behelpen. We zullen weten dat we tegen een goeddoend God gezondigd hebben en al Zijn roepstemmen hebben versmaad. De zonden worden ons dan waarlijk tot zonden en we hebben dan geen voorwendsel meer om onze verkeerde gedragingen goed te praten.

Och, de Heere mocht mijn gebrekvol schrijven er nog toe gebruiken om zondaren de schuld te ontdekken en aan zichzelf bekend te maken. Als we zullen zien welke ellendige schepselen we door de zonden geworden zijn, dan zien we onszelf als een klomp ongerechtigheid en onreinheid. We zullen dan weten dat een heilig God met zo'n ellendig onrein schepsel geen gemeenschap kan hebben. Naar recht moet Hij ons voor eeuwig verstoten. Dat nemen we ten volle over. Maar als de Heere het ons doet geloven dat er nu voor zo'n schepsel nog verzoening in dat dierbare bloed Zijns Zoons te vinden is, zou dat bloed dan niet een onuitsprekelijke waarde voor ons krijgen? Dat bloed is gestort tot onze verlossing en dus ook tot onze rechtvaardigmaking en heiligmaking. Ik kan daar nu niet verder meer op ingaan, maar wil er nog wel op wijzen, dat het bij steeds diepere ontdekking steeds meer waarde zal gaan krijgen dat die dierbare Borg dat bloed heeft moeten en willen storten, niet alleen tot verzoening, maar ook tot heiliging, opdat Hij ons van de zonden zelf voor eeuwig zal verlossen en ons volmaakt zonder zonde straks voor de troon zal stellen.

Och, mevrouw, ik raak er niet over uitgewonderd, als ik zo eens in de hof van Gethsémané en op het kruis mag blikken. Die lieve oude schrijvers hebben daar toch zo kostelijk over mogen schrijven, uit het hart vandaan. Laten we het daar maar bij houden. Ik moet eindigen en hoop aan uw verzoek te hebben voldaan. De Heere zegene dit schrijven voor u en voor velen met u.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 2004

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 2004

De Wachter Sions | 8 Pagina's