Het werk des Heiligen Geestes - 40-

HOOFDSTUK 5 DE HEILIGMAKING DES GEESTES

"In de heiligmaking des Geestes." 2 Thess. 2:13.

De miskenning van de orde en harmonie in het werk des Heiligen Geestes heeft tot grote en verderfelijke verminkingen van het Evangelie, vooral waar het over deze waarheid handelt, veel aanleiding gegeven. Zowel het farizeïsme als het pausdom nemen daaruit oorsprong.

De Geest nu volgt strengelijk deze orde: eerst bekeert en dan heiligt Hij het hart! Een omkering dezer orde brengt verwarring in elk deel Zijns werks teweeg, en maakt het voor ons volkomen onvruchtbaar. Heiligmaking wordt niet het eerst en aanstonds de onvernieuwde mens, dood in de zonden en misdaden, opgelegd, want zij zou hem ten enenmale onmogelijk zijn. Heiligmaking heeft haar begin en haar toeneming in het door de Geest in de ziel geplant levensbeginsel. Dus heiligheid te verwachten in een dode ziel, op een land waar niet gezaaid is vrucht te willen zien, leven te verwachten waar geen levensbeginsel bestaat, gelijk de Heere zegt: "druiven van doornen, en vijgen van distelen" te willen plukken is onmogelijk.

Het eerste wat de onvernieuwde doen moet is zich in diepe vernedering en waar berouw voor God neder te leggen; de hoge ogen moeten vernederd en de wederstrevige wil moet gebogen worden, en hij moet met diep schuldgevoel, door het geloof, op een gekruisigde Zaligmaker zien en van Hem alleen leven, schuldvergeving en aanneming willen ontvangen. Geen waarheid onbetwistbaar "dan dat niemand zonder heiligmaking de Heere zien zal" - en toch zal elke poging daartoe geheel nutteloos zijn, indien hij niet eerst bekeerd wordt tot God door het geloof in de Heere Jezus Christus. Is dit geschied, dan kan heiligmaking een gemakkelijke en tevens genoeglijke taak heten; is het hart de tempel des Heiligen Geestes geworden, dan wordt men tot een heilig leven gedrongen. Het daarin gezaaid onverderfelijk zaad ontkiemt reeds tot een plant, bloeit en brengt op zijn tijd vruchten van heiligheid voort, en het "levend water" uit de bron vloeiende in het hart, springt en bevochtigt en vervrolijkt met zijn levend en rein water des Heeren hof

Er is veel omzichtigheid nodig, om geen stoornis in de orde van het werk des Geestes te brengen. De grootste dwalingen zijn hierdoor ontstaan en duizenden zielen bejammeren in de eeuwigheid hun noodlottige misleiding. Hoe voorzichtig behoren hierin vooral christelijke herders en onderwijzers te handelen, opdat zij door omkering dezer orde geen oorzaak worden van het eeuwig verderf van onsterfelijke zielen. De heiligmaking is onmisbaar in een kind Gods; zelfs de gevorderde christen heeft nodig, gedurig aan noodzakelijkheid ener dagelijkse toeneming in heiligmaking indachtig gemaakt te worden tot zijn eigen geluk en tot ere Gods. De gelovige wordt na zijn wedergeboorte een werkzaam persoon in dit grote werk, en toch altijd blijft hij vanwege de vele zwakheden zijns vlees tot werkloosheid geneigd, en daarom kan men niet genoeg op de noodzakelijkheid der heiligmaking aandringen.

De eerste grond van die noodzakelijkheid rust in de heiligheid van God; Zijn wezen pleit voor de heiligmaking des christens. Hij heeft met een heilige en reine God te doen. Die geen gemeenschap met de zonde kan hebben; maar haar moet haten en verfoeien. Laat ons een ogenblik deze drangredenen, die als een gouden draad door elk gedeelte van Gods Woord geweven is, nagaan. Lev. 11:44 en 45 zegt: Want Ik ben de Heere, uw God; daarom zult gij u heiligen en heilig zijn, dewijl Ik heilig ben; want Ik ben de Heere, Die u uit Egypteland doet optrekken, opdat Ik u tot een God zij, en opdat gij heilig zijt, dewijl Ik heilig ben." Hoofdstuk 19:2: Spreekt tot de ganse vergadering der kinderen Israels en zeg tot hen: Gij zult heilig zijn, want Ik de Heere, uw God, ben heilig."

Deze geboden werden niet alleen aan de heiligen van het Oude Testament, maar ook aan die van het Nieuwe Testament gegeven. 1 Petr. 1:15 en 16 zegt: Maar gelijk Hij, Die u geroepen heeft, heilig is, zo wordt ook gijzelven heilig in al uwen wandel. Daarom dat er geschreven is: Zijt heilig, want Ik ben heilig."

De hogere drijfveer ligt in de veel luisterrijker openbaring van Gods heiligheid in het kruis van Christus, dan die waarmede de heiligen van de oude bedeling begunstigd waren. Derhalve zijn wij, in de zonde blijvende nadat wij geloofd hebben, volkomen zonder verontschuldiging. In het kruis van Christus immer wordt Gods heiligheid het meest geopenbaard. Daar heeft Hij Zich vertoond in al de volmaaktheid van een de zonde hatend en de heiligheid liefhebbend God. Spaarde Hij Zijn geliefde Zoon niet, gaf Hij Hem over aan smaad en schande, onthield Hij Zijn Eenzame niet van het geweld des honds, doorboorde Hij het hart van Jezus Christus met het zwaard Zijner gerechtigheid - sloeg Hij de Herder der schapen? Golgotha geeft ons op die vragen het ene antwoord: "Ik de Heere, ben een heilig God." En nu luidt het gebod: "Zijt heilig, want Ik ben heilig." Gods gerechtigheid (dat is Zijn heiligheid in werking gebracht) openbaart zich op Golgotha als een verterend vuur. Jezus was "een volkomen brandoffer" voor Zijn volk; en het van de hemel op het offer nedergedaald vuur dat het verteerde, was de heiligheid Gods in haar volle en ontzaglijke werking. Van hier de hoge noodzakelijkheid der heiligmaking in de christen. De God, Die hij liefheeft, is heilig en heeft op het kruis van Zijn veelgeliefde Zoon met vurige letters geschreven: "Zijt heilig, want Ik ben heilig." Wij moeten God in Christus leren kennen in Zijn heiligheid, rechtvaardigheid, wijsheid, genade, waarheid, liefde en barmhartigheid, en al die volmaaktheden werden in haar rijkste luister daar in werking gebracht.

(wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen