Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Davids wapen

Met welk wapen trok David ten strijde tegen Goliath? Daarbij bepaalt ons de herdenking van de Kerkhervorming. In de Reformatie immers betoonde de Heere, dat Hij het zwakke der wereld heeft uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen. Grote dingen heeft Hij telkens weer uitgericht met behulp van, naar de mens gesproken, nietige middelen.

Luther stond tegenover het machtige Rome als eens David tegenover de Filistijnse reus. De overeenkomsten zijn treffend. Zoals Goliath niet schroomde godslasterlijke taal te spreken en de slagorden Israels te honen, zo waande ook Rome zich onoverwinnelijk en lachte het aanvankelijk om dat "Duitse monnikje". Maarten Luther was van onaanzienlijke afkomst. "Mijn ouders waren eerst zeer arm. Mijn vader was een arme mijnwerker, en mijn moeder droeg takkenbossen op haar rug, opdat zij hun kinderen konden opvoeden." Van Bethlehems herdersjongen zingen we: "Ik was een jongeling, nog teder en gering, bij broed'ren laag geacht", en: "Ik kwam en stond bedeesd, verlegen en bevreesd". Beiden zijn in hun jonge jaren op bijzondere wijze bekwaamd tot het werk waartoe zij verordineerd waren. Beiden zijn, zonder dat zij het zelf gezocht hebben, in het strijdperk terechtgekomen, toen de nood der kerk ten top gestegen was.

David en Luther, ze hebben beiden in de mogendheid des Heeren de reus mogen verslaan. Beiden hebben geweten dat het, als het van eigen kracht of vernuft moest afhangen, een verloren zaak was. Op de Rijksdag te Worms hield Luther stand. Hij kon niet anders. Saul zeide tot David: ij zult niet kunnen heengaan tot deze Filistijn om met hem te strijden; want gij zijt een jongeling en hij is een krijgsman van zijn jeugd af Luthers vrienden waarschuwden hem dringend niet naar Worms te gaan; het zou zijn leven kunnen kosten. Hij antwoordde dat hij zich Christus en Zijn woorden niet mocht schamen. "En al zouden ze een vuur maken dat tussen Wittenberg en Worms tot aan de hemel reikte - omdat ik geroepen ben, zal ik in de Naam des Heeren verschijnen en Behemoth in de bek en tussen zijn grote tanden stappen." Met welk wapen trok David ten strijde tegen Goliath? Zijn staf? Zijn steentjes? Zijn slinger? Zo dacht Goliath. Vloekend riep hij uit: en ik een hond, dat gij tot mij komt met stokken? David daarentegen zeide tot de Filistijn: ij komt tot mij met een zwaard en met een spies en met een schild, maar ik kom tot u in de Naam van de Heere der heirscharen, de God der slagorden Israels, Dien gij gehoond hebt, 1 Samuel 17:45.

"In de naam van". Als we die woorden gebruiken, bedoelen we daarmee: ik handel namens die of die, op diens gezag, op diens bevel. Zo ook David. Hij laat de onbesneden Filistijn weten, dat hij niet op eigen initiatief komt, ook niet namens koning Saul, maar op last van de hoge God. Zo komen de woorden "in de Naam van" dikwijls in de Schrift voor. Maar ze hebben hier nóg een betekenis. Het Hebreeuwse voorzetsel voor "in" (de Naam) is hetzelfde dat David even tevoren heeft gebruikt voor "met" (een zwaard, een spies en een schild). Men zou dus ook kunnen vertalen: "Ik kom tot u met de Naam". David zegt daarmee: Goliath, uw wapens zijn een zwaard, een spies en een schild, mijn wapen is de Naam van de Heere der heirscharen. Goliath, gij verlaat u op uw zwaard enzovoort; ik verlaat mij op Gods genadige hulp en bijstand (zo geven kanttek. 48 en 49 de overeenkomst in voorzetselgebruik weer). Met datzelfde wapen zagen we Luther naar Worms gaan. Dankzij dat wapen hebben beiden de overwinning behaald.

Wanneer in de Schrift over de Naam des Heeren, of kortweg de Naam met een hoofdletter, gesproken wordt, wordt daarmee alles bedoeld waarin God Zichzelf, Zijn eigenschappen en volmaaktheden, aan de mensen heeft bekendgemaakt. De Heere geeft Zijn volk die openbaring, opdat dat op Zijn Naam vertrouwen zal, Psalm 33:21, dat wil zeggen, op God Zelf De Joden plegen nog altijd uit te drukken: Hij is Zijn Naam en Zijn Naam is Hij", met een beroep op Deuteronomium 28:58. De bekendmaking van die Naam was het hoofddoel van Christus' prediking, Johannes 17:6: k heb Uw Naam geopenbaard den mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. De Naam houdt alles in, ook het geschreven Woord des Heeren. "Gij hebt vanwege Uw ganse Naam Uw woord groot gemaakt". Psalm 138:2. Hoe hebben Luther en de andere Hervormers tegenover Rome hun sterkte mogen vinden in hun beroep op de Schrift.

Wat is de Naam dan toch een sterk wapen. "Hij verloste hen om Zijns Naams wil". Psalm 106:8. Zo mocht David spreken, omdat hij het zo van God geleerd had. Diezelfde David heeft er in Psalm 20 van gezongen: Dezen vermelden van wagens en die van paarden, maar wij zullen vermelden van de Naam des Heeren onzes Gods. Zij hebben zich gekromd en zijn gevallen, maar wij zijn gerezen en staande gebleven." Dat is ook de sterkte van Luther geweest. De kerk der Reformatie verkeert thans in droeve staat. Aan analyses ontbreekt het niet, aan adviezen en toekomstprognoses evenmin. Maar zou de diepste oorzaak van de crisis niet wezen, dat het wapen van David en Luther schier niet meer gebruikt wordt?

Er ligt ook iets bemoedigends in de geschiedenis. Hoe donker de tijd ook is, de Heere is Dezelfde. De geschiedenis der Kerkhervorming laat zien, dat Hij Zijn raad uitvoert langs wegen die volgens onze gedachten onmogelijk zijn, en dat Hij daarbij mensen gebruikt die niemand daartoe bekwaam zou achten. Wie had Luther in staat geacht, die nog weinige jaren tevoren zo door werkheiligheid de zaligheid trachtte te verdienen? Maar die geschiedenis wijst ook het enige middel, het betrouwen op de Naam des Heeren.

Daarom mocht bij deze Reformatieherdenking onze eerste bede wel zijn, met Zondag 47: Geef ons eerstelijk dat wij U recht kennen. Die Naam, zo heilig, groot en goed. Jonge mensen, kinderen, vraagt of de Heere Zich in Zijn namen aan je bekend wil maken. Zoekt daartoe de oude beproefde waarheid, onderzoekt wat God van Zichzelf geopenbaard heeft, graaft in de geschriften der vaderen waarin die Naam verheerlijkt wordt, benut de catechisatie met als voornaamste doel, de Heere recht te mogen leren kennen. Wat zou het catechisatie-uur anders worden, wanneer dat ieders doel zou zijn! Maar bedenkt, dat zal het profijtelijk zijn voor je ziel, het nodig is dat Gods Geest je verstand verlicht en je hart ontvankelijk maakt voor de waarheid.

Wij hebben ons te stellen in de weg der middelen. Dat zal openbaar komen in een ernstige levenswandel, een afzien van alles wat ons aftrekt van de Heere en Zijn Woord, alsmede een vrees voor elke afwijking van de waarheid, omdat die een miskenning is van Zijn Naam en de openbaring die Hij daarin van Zichzelf gegeven heeft. Wees niet langer tevreden met vormendienst, maar zet je hart op je eeuwige belangen en leer Hem zoeken als een God van zaligheid.

Zo ooit, dan is het nu nodig de geesten te beproeven of zij uit God zijn. Want de donkerheid van de tijd komt ook daarin openbaar, dat het niet ontbreekt aan de woorden. Wat zijn er niet in onze dagen, die de woorden van David en Luther op de lippen nemen: Ik kom tot u in de Naam des Heeren. Men heeft zich in de weg der middelen gesteld, men heeft Gods Woord onderzocht en de geschriften der vaderen, men is daarbij tot nieuwe inzichten gekomen en als nieuwe kerkhervormers weet men die opvattingen met grote woorden aan de predikanten en ouderlingen voor te houden, maar men maakt zichzelf daarin wel openbaar dat het maar beschouwing en verstandswerk is. Gij zult de Naam des Heeren uws Gods niet ijdellijk gebruiken. Er staat letterlijk: niet ijdellijk opnemen, opheffen, omhoog heffen. En ijdellijk wil zeggen: lichtvaardig, zonder grond.

Het luistert nauw. Nochtans zal de Heere Zelf er altijd zorg voor blijven dragen, dat Hij Zich een volk behoudt met die door Hemzelf gewerkte en geheiligde kennis van Zijn Naam, aan wie, hoe het ook moog' tegenlopen, in vervulling zal gaan dat diepe woord uit Psalm 91: k zal hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijn Naam. Een volk dat ernaar uitziet: ijn Naam moet eeuwig eer ontvangen, naar die rijke belofte, Zacharia 14:9: e dien dage zal de Heere één zijn en Zijn Naam één.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 oktober 2004

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 oktober 2004

De Wachter Sions | 8 Pagina's