Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Advent en de NBV (3)

Onderzoekt de Schriften, want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen, Johannes 5:39. Christus spreekt daar over de Schriften van het Oude Testament. Wat daar nog dikwijls als in schemering verborgen was, wordt in het Nieuwe Testament in het licht gesteld van de aangebroken dag. Daarom heeft de kerk van alle eeuwen het Oude Testament altijd willen lezen in nieuwtestamentisch licht. Neem bijvoorbeeld de offeranden in de tabernakel en later in de tempel. Zij wezen alle heen naar de Christus Die komen zou. Maar de volle luister van de kostelijke leringen die in de ceremoniëndienst besloten liggen, kon eerst zichtbaar worden in het licht, dat in het Nieuwe Testament daarover is opgegaan. Dat geldt ook menige Schriftplaats.

We zijn bezig, de adventsteksten te onderzoeken van de lijst die de Statenvertalers gegeven hebben, onder meer bij Handelingen 28:23. We hebben er nu vier gehad, en stelden vast dat drie van deze vier in de Nieuwe Bijbelvertaling zo weergegeven zijn, dat ze helemaal niet meer van Christus getuigen. De vijfde tekst uit de lijst is Deuteronomium 18:15, een bekende plaats die de kinderen op school uit het hoofd leren: Een Profeet uit het midden van u, uit uw broederen, als mij, zal u de Heere uw God verwekken; naar Hem zult gij horen.' Profeet staat in onze Bijbels met een hoofdletter, maar we wijzen er nogmaals op, dat het Hebreeuws geen verschil kent tussen hoofdletters en kleine letters. Daar is het dus niet te zien.

Onder de rechtzinnige Schriftverklaarders is enig verschil van mening omtrent dit Schriftwoord. Er zijn er die hier alleen een aankondiging zien van de komst van Christus, en wel in Zijn profetisch ambt. Anderen vatten deze tekst op als een belofte van de zending van meerdere profeten, die gedurende een lange rij van eeuwen het volk Gods Woord zouden verkondigen, totdat Hij zou komen als de laatste en hoogste Profeet, in Wie alle profetisme zijn grondslag en zijn voleinding vindt. Die laatsten houden dus wel vast, dat dit woord uiteindelijk en voornamelijk op de komst van Christus duidt. Hun gedachte, dat ook de komst van Gods profeten vóór Hem in de belofte begrepen zou zijn, gronden zij op het verband van de tekst, omdat hier een reden ligt om niet te luisteren naar guichelaars en waarzeggers, en goed onderscheid te maken tussen ware en valse profeten. Zo oordeelde bijvoorbeeld Calvijn.

Zij die van het eerste gevoelen zijn, wijzen er echter op, dat Mozes spreekt van 'een profeet uit het midden van u, uit uw broederen, als mij'. Daarmee kunnen volgens hen geen gewone profeten bedoeld zijn, want er staat in Deuteronomium 34:10: En er stond geen profeet meer op in Israël gelijk Mozes.' De Statenvertalers geloven dan ook niet, dat hier meerdere profeten bedoeld zouden zijn. Zie de kanttekeningen 19 en 20. Daarin zetten zij ook uiteen waarom van Christus wel gezegd kan worden, dat Hij was een Profeet als Mozes. Matthew Henry laat het in het midden. Hij schrijft: Of nu in deze belofte, al of niet, ook een opeenvolging van profeten begrepen was; hiervan zijn wij zeker, dat voornamelijk en in de eerste plaats een belofte van Christus ermede bedoeld was, en het is de duidelijkste belofte van Hem in geheel de Wet van Mozes.’

Zeker is, dat de latere Joden deze tekst opvatten als ziende op één bepaalde Profeet Die nog komen moest, al meenden zij verkeerdelijk, dat deze Profeet een ander zou zijn dan de Messias. Zie Johannes 1:21, 25; 6:14; 7:40, 41, en de kanttekeningen daarbij. De Samaritaanse vrouw had het dan toch beter begrepen. Zij gebruikte het woord profeet wel niet, maar zij haalde wel het slot van Deuteronomium 18:18 aan, toen zij beleed, dat wanneer de Messias zal gekomen zijn, zo zal Hij ons alle dingen verkondigen, Johannes 4:25.

Petrus en Stefanus hebben onder de inspiratie des Geestes dit woord van Mozes zonder meer op Christus' komst in het vlees toegepast. Handelingen 3:22 en 7:37. De Joden hadden Stefanus ervan beschuldigd, dat hij door Christus te prediken, Mozes ontrouw werd. Maar Stefanus maakte hen duidelijk, dat niet hij, maar zij zelf tegen Mozes ingingen, want, zeide hij: Deze is de Mozes die tot de kinderen Israels gezegd heeft: e Heere uw God zal u een Profeet verwekken uit uw broederen, gelijk mij; Dien zult gij horen.’

De NBV-ers zijn ervan overtuigd, dat Mozes' woord ziet op meerdere profeten. Hadden zij dan in de vertaling het enkelvoud van de grondtekst maar behouden, zoals Henry en Calvijn gedaan hebben, dan zou men er nog vrede mee kunnen hebben. Maar zij hebben de vrijheid genomen om de tekst aan te passen aan hun opvatting, zodat we in de NBV lezen: Hij zal in uw midden profeten laten opstaan, profeten zoals ik. Naar hen moet u luisteren.' Wie afgaat op deze vertaling, moet nu wel denken, dat Petrus en Stefanus de tekst helemaal verkeerd begrepen hebben. De volgende in de lijst adventsteksten van de Statenvertalers is uit Nathans profetie tot David, 2 Samuel 7:12: Wanneer uw dagen zullen vervuld zijn en gij met uw vaderen zult ontslapen zijn, zo zal ik uw zaad na u doen opstaan, dat uit uw lijf voortkomen zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen.' Hier heeft de GBS zaad met een kleine letter, gelet op de kanttekening, waar we lezen: Versta Salomo, en den Messias, onzen Heere Jezus Christus, Wiens voorbeeld Salomo geweest is.' Het verband van de tekst gaf de kanttekenaars daartoe aanleiding. Hier worden Salomo en Christus beiden bedoeld.

Deze tekst luidt in de NBV: 'Wanneer je leven voorbij is en je bij je voorouders te ruste gaat, zal ik je laten opvolgen door je eigen zoon en hem een bestendig koningschap schenken.' 'Je eigen zoon'. Dan kan het alleen maar op Salomo zien. Een toepassing op de Messias wordt hiermee onmogelijk gemaakt.

Waarom waren onze Statenvertalers zo voorzichtig? Het is met deze profetie als met Psalm 72. Ook in die psalm wordt allereerst van Salomo gesproken, maar tegelijk worden over Salomo heen zeer heerlijke dingen gesproken van de meerdere Salomo. Zo is het ook hier. Meer dan Salomo is hier. Het is kenmerkend voor de bijbelse profetie, dat het ene ogenblik van het type wordt gesproken, dan weer van de Persoon Wiens voorbeeld Salomo was. Dat het zaad van David van hetwelk Nathan spreekt, zou misdoen (vers 14), kan niet van Christus, wel van Salomo gezegd worden. Maar dat Davids huis en koninkrijk onder het koningschap van dit beloofde zaad bestendig zouden zijn tot in eeuwigheid (verzen 13 en 16), geldt niet van Salomo's, maar alleen van Christus' heerschappij.

Het messiaanse karakter van Nathans profetie komt nog duidelijker uit in 1 Kronieken 17. Dat hoofdstuk is eeuwen later geschreven, na de ballingschap, mogelijk door Ezra. De schrijver van de boeken der Kronieken heeft, daartoe geïnspireerd door Gods Geest, gebruik gemaakt van eerder geschreven bijbelboeken, zo ook van 2 Samuel 7. Maar door de Heilige Geest gedreven, heeft hij daarvan vers 14b (de woorden over het misdoen door Salomo) weggelaten. Zo heeft hij nog duidelijker doen uitkomen, dat Nathans profetie over Davids beloofde zaad voornamelijk op Christus ziet. Zie daarvoor ook Hebreeën 1:5b, met de kanttekening. 2 Samuel 7:12 is dan ook terecht in de lijst van adventsteksten opgenomen, daar menige profetie van Christus' komst uit later dagen daarop voortbouwt en daarnaar terugverwijst, zoals in de psalmen 89 en 132. De NBV heeft het messiaanse karakter van deze profetie weggeslagen door de invoeging van het woord 'eigen'. Maar dan kunnen ook die psalmen niet meer messiaans verklaard worden. Dan verliest heel de verwachting van de Christus uit Davids huis haar grondslag. En toch maar zwijgen op sjmodevergaderingen en goedvinden dat de NBV op proef in de kerkdiensten gebruikt kan worden.

Maar Petrus laat er in zijn prediking op de Pinksterdag geen enkele twijfel over bestaan, dat David wist, dat God hem met ede gezworen had, dat Hij uit de vrucht van Davids lendenen, zoveel het vlees aangaat, den Christus verwekken zou, om Hem op zijn troon te zetten, Handelingen 2:30. Men denke zich dat goed in. David wist niet alleen dat Christus uit zijn zaad zou voortkomen, maar ook dat dit 'zoveel het vlees aangaat' zou zijn, dat wil zeggen naar Zijn menselijke natuur. Daarin ligt opgesloten, dat David wist, dat Christus ook een Goddelijke natuur zou hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 2004

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 2004

De Wachter Sions | 8 Pagina's