Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Advent en de NBV (4)

Deze keer willen we op een adventstekst wijzen die niet in de lijst van de Statenvertalers bij Handelingen 28:23 staat, en wel uit de laatste woorden van David, 2 Samuel 23:3 en 4: e God Israels heeft gezegd, de Rotssteen Israels heeft tot mij gesproken: r zal zijn een Heerser over de mensen, een Rechtvaardige, een Heerser in de vreze Gods. En Hij zal zijn gelijk het licht des morgens, wanneer de zon opgaat; des morgens zonder wolken, wanneer van den glans na den regen de grasscheutjes uit de aarde voortkomen.

Zoals deze verzen in onze Bijbels zijn afgedrukt, met de hoofdletters, kan het alleen maar een profetie zijn van de komst van Christus. Dat onze Statenvertalers het zo hebben opgevat, blijkt klaar uit hun kanttekeningen. Bij het woord Heerser tekenen zij aan: 'Versta onzen eeuwigen geestelijken Koning en Heere Jezus Christus, Wiens voorbeeld David (alsook Salomo) geweest is, en van Welken hem God geopenbaard had, dat Hij uit zijn zaad (naar het vlees) zou voortkomen.’

Andere uitleggers denken daar echter anders over. Daarop wijst het vervolg van de aangehaalde kanttekening: 'Anderen nemen het als een beschrijving van de deugden en schuldige plichten der regenten, passende ook daarop de volgende gelijkenis, vers 4, als waardoor beduid zij de aangenaamheid en nuttigheid van zulke regenten als David en Salomo geweest zijn, hoewel gebrekkelijk in vele.' Wanneer in een kanttekening zo'n tweede uitlegmogelijkheid genoemd wordt, betekent dat, dat de Statenvertalers deze uitleg ook mogelijk achten. De eerste mogelijkheid heeft echter hun voorkeur. Voor de genoemde tweede uitleg is gekozen in de Engelse Bijbel. Dat is te zien aan de cursieve woorden die in deze twee vertalingen zijn ingevoegd. In vers 3b staat in het Hebreeuws geen werkwoord. Onze Statenvertalers vulden in, met cursieve letters: Er zal zijn. Met deze woorden is het een profetie. In de Engelse Bijbel lezen we echter cursief: moet zijn. Dan is het een vermaning, vooreerst aan David en degenen die na hem op zijn troon zouden zitten, en in het algemeen aan alle overheden. Vers 3b luidt daar: Een heerser over de mensen moet zijn rechtvaardig, een heerser in de vreze Gods. Dan uiteraard geen hoofdletters.

Zo, als het in de Engelse Bijbel staat, verklaart Matthew Henry het dan ook. Hij spreekt van de plicht die hier aan de magistraten wordt opgelegd. De koningen nioeten rechtvaardig wezen en regeren in de vreze Gods, en dat moeten ook alle mindere magistraten in hun plaats en roeping, hetgeen hij uitvoerig uitwerkt, zoals dat zij de beide tafelen der wet moeten bewaren, enz., en wanneer zij dat zo doen, zullen zij zijn gelijk het licht des morgens, enz. Voorzover dan nog iets van een Messiasverwachting overblijft, kan dat hoogstens in vers 5 zijn, als David belijdt dat zijn huis alzo niet is bij God. Hij mag dan het oog richten op het eeuwige verbond en de daarin vervatte gewisse weldadigheden Davids, die immers zijn deel alleen maar in Christus konden zijn.

Gelukkig dat Henry het hier niet bij gelaten heeft. Hoewel hij beseft moet hebben, dat deze uitleg noodzakelijk uit de Engelse vertaling voortvloeit, heeft hij toch ook vermeld, dat de tekst nog anders vertaald kan worden. Want hij geeft beknopt onder punt b. de uitleg 'met toepassing op Christus, den Zone Davids, en dan moet het alles opgevat worden als profetie, en het oorspronkelijke laat die opvatting toe: Er zal een Heerser zijn', enz.

In de Nieuwe Bijbelvertaling heeft men hier de Engelse Bijbel nagevolgd, zoals in de meeste nieuwere vertalingen. Wij menen dat er goede redenen zijn om met de Statenvertalers vast te houden, dat David hier niet maar een vermaning geeft voor heersers in het algemeen. Zulk een onderwijzing, zoals er tientallen in het boek der Spreuken staan, verwacht men niet na de uitvoerige, plechtige en verheven inleiding in de verzen 1, 2 en 3a. Die statige woorden passen bij een zeer bijzondere openbaring. Hier volgt de profetie van de regering van een bijzondere Heerser zoals er geen andere heerser ooit geweest is. In dat verband zal David spreken van een eeuwig verbond, dat in alles wel geordineerd en bewaard is. Dan kan het toch wel niet anders, of hij ziet hier in de geest de komst van de Messias.

Hij vergelijkt Zijn komst met het licht van de rijzende morgenzon. Christus is bij uitstek in de Schrift het waarachtige Licht Dat komen zou in de wereld, de Opgang uit de hoogte, de Zonne der gerechtigheid. De kerk van de oude dag werd opgewekt: aak u op, word verlicht, want uw Licht komt, Jesaja 60:1. Hij Die van Zichzelf getuigde: k ben de Wortel en het Geslacht Davids, voegde daaraan toe: e blinkende Morgenster, Openbaring 22:16. Zijn uitgang is bereid als de dageraad, Hoséa 6:3. Men moet naast 2 Samuel 23:4 eens Psalm 110 leggen, waarin dezelfde David van Christus geprofeteerd heeft met hetzelfde beeld: it de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn. Kanttekening: Gelijk de dauw in den dageraad als uit een baarmoeder hervoorkomt en geboren wordt, en het gras met ontelbare droppels begiet en lieflijk bevochtigt, alzo zal het eerste licht der predikatie van het Heilig Evangelie als een dauw ontelbaar vele harten der uitverkorenen begieten en bevochtigen, en dezelve geestelijkerwijze baren.’

Dat Christus een Heerser zal zijn in de vreze Gods, wordt ook gezegd in Jesaja 11:2 en 3. Het is niet alleen, dat op Hem naar Zijn menselijke natuur de Geest des Heeren zal rusten. Die daar ook genaamd wordt de Geest der kennis en der vreze des Heeren, maar ook dat Zijn rieken zal zijn in de vreze des Heeren. Dat wil volgens de kanttekening zeggen, dat Hij als een Kenner der harten zal weten en verstaan bij wie de vreze des Heeren is en bij wie niet. Ja meer, als Heerser in Zijn Koninkrijk zal Hij Zelf de ware vreze Gods werken in de harten van Zijn geestelijke onderdanen.

Men lette er voorts op, dat David hier spreekt van een Heerser, en niet wat men eerder verwachten zou, van een Koning. Heerser, in het Hebreeuws mosel, is een woord dat meermalen gebruikt wordt in profetieën over de komst van Christus. Men denke aan Micha 5:1: it u zal Mij voortkomen. Die een Heerser zal zijn in Israël. Zo ook in Jeremia 31:21: ijn Heerser zal uit het midden van hem voortkomen. Evenzo het bijbehorende werkwoord: ij zal zitten en heersen op Zijn troon, Zacharia 6:13 en in Jesaja 40:10: n Zijn (dat is, Christus') arm zal heersen.

Datzelfde geldt van het gebruik van het Hebreeuwse werkwoord zamach, door de onzen overgezet met 'uitspruiten', in vers 5. Ook dat is een typisch woord uit messiaanse profetieën. De komende Messias wordt Zelf Spruite (in het Hebreeuws zèmach) genoemd, Jesaja 4:2. Jeremia 23:5; 33:15. Zacharia 3:8; 6:12, zoals ook, wat daarmede overeenkomt, Rijsje en Scheut in Jesaja 11:1. En zo vinden we bij herhaling het komen van het heil dat gepaard zal gaan met de verschijning van de Messias in het vlees, uitgedrukt met dit karakteristieke werkwoord zamach (uitspruiten). De Heere zal de hoorn van David en van het huis Israels doen uitspruiten. Psalm 132:17. Ezechiël 29:21. En zo spreekt Jesaja in verband met de komst van Christus van het uitspruiten van de daarbij behorende weldaden, Jesaja 42:9; 43:19; 45:8; 58:8.

David spreekt de tale Kanaans. Daar wordt door de nieuwere bijbelvertalers vrijwel niet meer op gelet. Als de vertaling maar vlot Nederlands is. Maar de Statenvertalers gaven op die taal der Schriften zorgvuldig acht en trachtten die ook in de vertaling tot uitdrukking te brengen. Zo blijkt ook uit de woorden die David gebruikt, dat het hier om een directe profetie van zijn grote Zoon gaat. Neen, moet hij belijden, zo, als de Messias hier wordt getekend, zo was David zelf niet. En zo zal Salomo ook niet zijn, en geen enkele koning van Davids nageslacht. Hij moet de zonden en de onwaardigheid van zijn huis belijden. Maar te meer roemt hij Gods onverdiende weldadigheid, hem bewezen door het eeuwig en onveranderlijk genadeverbond, gegrond in de Verbondsmiddelaar, de rechtvaardige Spruite Zelf In dat verbond, zegt hij, is al mijn heil en alle lust, hoewel Hij het nog niet doet uitspruiten. Zo heeft David, gelijk Abraham, Christus' dag door het geloof mogen zien, en is hij daarop getroost en verheugd in de Heere ontslapen, gelijk ook de kanttekenaars aangeven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 december 2004

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 december 2004

De Wachter Sions | 8 Pagina's