Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Advent en de NBV (5)

Jesaja 4:2 vinden we in de Statenvertaling aldus: e dien dage zal des HEEREN SPRUITE zijn tot sieraad en tot heerlijkheid, en de Vrucht der aarde tot voortreffelijkheid en tot versiering dengenen die het ontkomen zullen in Israël. De kanttekening bij SPRUITE zegt: Te weten Jezus Christus'. En bij 'de Vrucht der aarde' lezen we: Dat is, Christus, Die Mens van Maria hier op aarde zal geboren worden, als de stronk van Isaï of van David tot aan den wortel zal afgehouwen zijn, Jes. 11:1.’

Vijfmaal is de Messias door de profeten Spruite genoemd. Hier, in Jesaja 4:2, als Zoon van God, want wij lezen van des HEEREN Spruite. In Zacharia 6:12 ziet deze naam op Hem als de Zoon des mensen, de tweede Adam, 1 Korinthe 15:45 - 47, want daar wordt gezegd: Zie, een Man, Wiens Naam is SPRUITE, Die zal uit Zijn plaats spruiten, en Hij zal des Heeren tempel bouwen.' In Jeremia 23:5 en 33:15 wordt Hij met de naam Spruite getekend als de grote Zone Davids naar het vlees. En in Zacharia 3:12 is Hij de Spruite in een dienstknechtelijke gestalte, want daar zegt de Heere: k zal Mijn Knecht, de SPRUITE, doen komen. Dat ziet op de staat Zijner vernedering en we denken aan Jesaja 52 en 53, waar Hij in Zijn borgtochtelijk lijden ook de Knecht Zijns Vaders genoemd wordt. Vijfmaal dus de naam Spruite, en steeds door de Statenvertalers uit eerbied met allemaal hoofdletters geschreven.

Ook de Joodse uitleg verklaart de Spruite in Jesaja 4:2 als de Messias. Zo deed bijvoorbeeld rabbijn David Kimchi, een van de bekendste Joodse schriftverklaarders uit de Middeleeuwen, hetgeen hij grondde op Zacharia 6:12. Zo vinden we het ook in de Targoem, een Joodse bijbelverklaring uit de tijd van Christus' omwandeling op aarde. Opvallend is ook, dat in de Griekse vertaling der Zeventigen, die nogal eens behoorlijk vrij is, in plaats van 'des Heeren Spruite' kortweg vertaald is met God. Dat kan alleen wanneer zij in des Heeren Spruite een Goddelijk Persoon gezien hebben. Trouwens, Hellenbroek heeft erop gewezen, dat het Hebreeuws het toelaat, dat in plaats van Spruite des Heeren' ook vertaald kan worden 'Spruite, de Heere'. Het gaat om de Spruite van Jehovah, Die tegelijk Jehovah Zelf is.

We zien tevens de tweeledige oorsprong van de Messias. Eerst noemt Jesaja Hem hier des Heeren Spruite. Daarin eert hij Zijn Godheid. En vervolgens spreekt hij over Hem als de Vrucht der aarde. Want naar Zijn menselijke natuur zou Hij geboren worden uit het vlees en bloed van Maria.

En dat zou zijn tot sieraad en tot heerlijkheid, tot voortreffelijkheid en tot versiering voor degenen die het ontkomen zullen in Israël. Dus niet voor ieder die Hem zou zien. Hij had geen gedaante noch heerlijkheid, dat wij Hem zouden begeerd hebben, zegt Jesaja op een andere plaats. Wie zouden dan zulke kostelijkheden in Hem zien? In de voorgaande hoofdstukken zijn zware oordelen over Israël aangekondigd. Weinigen zouden ontkomen, een overblijfsel, zoals Jesaja het meermalen noemt. Onder dat overblijfsel zou God Zich verheerlijken, want hij zegt in het derde vers: En het zal geschieden, dat de overgeblevene in Sion en de overgelatene in Jeruzalem zal heilig geheten worden, een iegelijk die geschreven is ten leven te Jeruzalem. Dat zal zijn als de Heere zal afgewassen hebben de drek der dochteren Sions, en de bloedschulden van Jeruzalem zal verdreven hebben uit derzelver midden, door de Geest des oordeels en door de Geest der uitbranding, vers 4.

De belofte van de komst van des Heeren Spruite is dus nadrukkelijk niet algemeen, maar bestemd voor het overblijfsel naar de verkiezing der genade, degenen wier namen geschreven zijn in het boek des levens, dus de uitverkorenen Gods krachtens soeverein welbehagen, een volk dat mede onder de oordelen besloten lag en weleens gezucht zal hebben: Zou God Zijn gena vergeten, nooit meer van ontferming weten? , dat volk dat in duisternis moet wandelen en woont in het land van de schaduw des doods, voor dat volk krijgt de belofte van de Spruite betekenis, dat uit de afgehouwen tronk een Rijsje zal voortkomen.

Maar zie nu hoe Jesaja 4:2 in de Nieuwe Bijbelvertaling is weergegeven: p die dag zal de HEER het land tot bloei brengen, het zal als een kostbaar sieraad zijn. De rijke vrucht van het land zal elke Israëliet die ontkomen is met trots vervullen. Hier is het alleen nog een belofte van tijdelijke zegen, een goede oogst waarop het volk trots zal zijn. En zo zeker zijn deze vertalers ervan dat zij het bij het rechte eind hebben, dat zij wat er letterlijk in het Hebreeuws staat, zo vrij hebben weergegeven, dat niemand meer kan denken dat hier Christus beloofd wordt. Niet alleen menen zij de betekenis van de tekst beter te weten dan de uitlegtraditie van eeuwen, maar bovendien hebben zij hun uitleg zo in de vertaling verwerkt dat zij de bijbellezers beroofd hebben van het recht om te mogen weten wat er echt staat. Voor Schriftonderzoek is de NBV dan ook volstrekt ongeschikt en we waarschuwen onze gezinnen met nadruk voor de zogenaamde Parallelbijbel, waarin de Statenvertaling en de NBV ten dienste van vergelijkend Schriftonderzoek naast elkaar zijn afgedrukt.

Maar de ware kerk heeft alle eeuwen troost mogen vinden in de profetieën van de Man Wiens Naam is Spruite. In dit verband wijzen we op een naam van Christus in het Nieuwe Testament. Hij wordt menigmaal de Nazarener genaamd. Letterlijk betekent dat iemand uit Nazareth. Maar er ligt meer in, getuige het opmerkelijke woord in Mattheüs 2:23. Daar wordt gezegd dat Jozef met Maria en het Kindeken zijn woonplaats nam in Nazareth, 'opdat vervuld zou worden wat door de profeten gezegd is, dat Hij Nazarener zal geheten worden'. Onder de uitleggers vindt men twee mogelijke verklaringen. Beide zijn in de kanttekening op deze plaats te vinden. De ene legt verband met het nazireeërschap. Men wijst er dan op dat van Simson in Richteren 13:5 en 7 gezegd wordt dat hij een nazireeër Gods zou zijn. Maar het is moeilijk in te zien, dat Mattheüs deze plaats bedoeld zou hebben, ook al is Simson een type van Christus geweest.

Daarom sluiten we ons aan bij de kanttekenaars, dat het het waarschijnlijkst is, dat de evangelist het oog gehad heeft op Jesaja 11:1 en 60:21. In deze teksten staat in de grondtekst het Hebreeuwse woord nezer, dat door de onzen vertaald is in de ene tekst door 'scheut' en in de andere door 'spruit'. Nezer heeft dus de betekenis van iets dat klein, gering, onaanzienlijk is, en dat paste helemaal op Nazareth.

Nazareth was gelegen in Galilea, toentertijd een verachte landstreek. En in Galilea was Nazareth nog weer bijzonder veracht, zodat een Galileeër zeide: Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Nazareth wordt in het Oude Testament nergens genoemd, misschien omdat het pas in later dagen gesticht was, of omdat het een onaanzienlijk gehucht was. In elk geval menen wij uit Mattheüs' woord te mogen opmaken, dat het plaatsje daarom Nazareth genoemd is: een geringe, volstrekt onaanzienlijke nezer of scheut onder de plaatsen van Israël. Naar dat plaatsje is Christus de Nazarener genoemd. Dat zal allicht ook wel in enigszins minachtende zin geweest zijn, zeker uit de mond der farizeeën.

De kanttekenaars verwijzen naar Jesaja 53:2: ant Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben. Hij was veracht en de onwaardigste onder de mensen. Het is opmerkelijk, dat Hij, hoewel geboren in Bethlehem, nooit de Bethlehemiet genoemd is. Zelfs in het opschrift op het kruis is Hij de Nazarener genaamd geweest. Maar wie de betekenis van deze naam ontsloten is geworden, heeft daarin gelezen de Scheut uit Isaï's wortelen uit Jesaja 11:1, de Man Wiens Naam is Spruite, en heeft Hem aanbeden als de rechtvaardige Spruite Die voor Zijn kerk vruchten der gerechtigheid zou voortbrengen.

Het was later ook een scheldwoord voor de christenen: e sekte der Nazarenen, Handelingen 24:5, zie de kanttekening daarbij. En zo is het nog. De ware kerk is in het oog der wereldwijzen een stel verachte Nazarenen, scheuten, dwaze, zwakke, onedele mensen. Maar welzalig zij, die naar Zijn reine leer in deze Spruite hun heil, hun hoogst geluk beschouwen. Welzalig zij die vast op Hem betrouwen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 december 2004

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 december 2004

De Wachter Sions | 8 Pagina's