Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan een jonge lezer van ons blad,

Liever zag je de voorletters van de plaatsnaam niet vermeld, maar dan zal ik je naam ook maar niet afgekort vermelden. Je hebt me doen weten waar je inwendig mee loopt. Onder de predikaties van de leraars en ook als er een preek wordt gelezen, hoor je steeds zeggen: "Bekeert u, want je leeft nog in de genadetijd." En je weet wel dat dit je plicht is, maar je moet steeds meer gaan gevoelen dat die bekering je onmogelijk is. De middelen die tot bekering leiden, neem je ook zoveel mogelijk waar, maar je wilt me liefst niet vertellen datje daarmee zelf nog zoveel goede dingen doet, want je ziet steeds meer datje Gods beeld verloren bent en dat de erfschuld je al zo schuldig stelt voor God. Nu kun je daaronder soms zo verdrietig worden, want wat kun je nu nog doen om zalig te worden. En er staat toch dat men zijn Schepper moet zoeken in de dagen van de jongelingschap. Je vraagt me nu of ik iets zou willen schrijven wat je tot enige vertroosting ofmoedgeving zou kunnen zijn.

Laat ik beginnen om te schrijven dat het me goed doet, als ik gedurig nog zulke briefjes van jonge mensen ontvang. We leven immers in een tijd van zoveel verwildering en onverschilligheid. De vorst der duisternis ziet ook wel dat hij nog maar een weinig tijd zal hebben en probeert zo zijn slag dan nog wel te slaan. Maar de Heere zal ook Zijn werk nog blijven doen tot het einde toe. Daarom wil ik in mijn ouderdom onder zwakheden des lichaams ook nog graag doen waar ik nog maar enigszins toe in staat mag zijn. De boze tracht me daar ook wel van terug te houden, maar de Heere wil ook niet dat ik naar zijn stem zal luisteren. Daarom tracht ik nu ook nog weer een brieve als een antwoord op je vragen te schrijven.

Er is me ook nog iets uitje familie in mijn gedachten gekomen. Je grootmoeder heb ik ook van nabij meegemaakt. Op een nacht kreeg ik een wonderlijke droom. Ik droomde dat ik met mijn ouderling op huisbezoek ging en dat ik toen bij een vrouw kwam die me mocht vertellen hoe de Heere haar schuldenaar gemaakt had en hoe het een verloren zaak voor haar geworden was. Maar ze kon me nog meer vertellen, want ze mocht me ook meedelen hoe de Persoon des Middelaars Zich zeer liefderijk aan haar had geopenbaard. Dit verwekte een grote blijdschap in mijn ziel, zulk een blijdschap dat ik buiten gekomen zijnde tot mijn ouderling zei, laten we er nu maar een versje op zingen, dat de Heere zo goed is om ons Zijn werk nog te doen beluisteren. Maar de ouderling zei: dat kunnen we toch zomaar op straat niet doen, als er zoveel mensen lopen? Ik gaf hem echter ten antwoord, dat de Heere het waardig was dat we dat deden en ik zette zelf in en begon te zingen:

Daar Uw geheiligd volk van Uwe trouw mag zingen; Want wie is Ugelijk bij al de hemelingen?

En toen werd ik wakker. Maar ik geloofde dat die droom me wat te zeggen had. En dat heeft me enkele weken zuchtende tot Gods troon doen zijn. Wat gebeurde er toen? Ik kwam op een zaterdagmiddag bij uw grootmoeder die toen ziek te bed lag. Als ik nadat ik wat met haar gesproken en het gebed had gedaan, haar bij het weggaan een hand gaf, hield ze mijn hand vast en sprak tot mij met een gezicht waarop een bange nood en veel ernst te lezen was: "O dominee, hoe raak ik ooit tot God bekeerd? " In mijn gedachten komt dit nog levendig bij mij terug. Ik heb gevoeld dat dit werkelijkheid bij haar was. Zo kon ik dan ook niet laten om haar 's maandags nog weer te bezoeken. En toen gebeurde wat ik gedroomd had. Ze mocht me vertellen hoe het diezelfde nacht nadat ze me die vraag gesteld had, werkelijkheid bij haar geworden was, dat ze als een gans verlorene en schuldige met God te doen gekregen had als haar Rechter, maar dat toen die Middelaar Zich aan haar ziel had geopenbaard, als zij niet anders kon zien dan dat ze rechtvaardig voor eeuwig verloren moest gaan. Op een klare heldere wijze wist ze daar uit te spreken. Je zult misschien wel begrijpen wat dat voor mij geweest is. Onverwacht kwam ik ineens in een Bethel terecht. En mijn droom werd werkelijkheid.

Maar ook met haar moeder, je overgrootmoeder, heb ik iets bijzonders meegemaakt. Ze lag ook te bed en kon in het geheel niet praten. Ik meen dat ze een beroerte had gehad. Maar ik zag een grote zielsbenauwdheid bij haar. Als ik mijn vraag hierover tot haar richtte, kon ze alleen nog met een beweging van haar hoofd me doen weten dat het zo was als ik haar dat vroeg. Ook dit deed me niet los van haar zijn. Ik heb haar een dag later weer bezocht en trof haar toen in een geheel andere zielsgesteldheid aan. Weer kon ze het met woorden niet aan mij meedelen wat er gebeurd was, maar een wonderlijke blijdschap en bewogenheid des gemoeds straalde uit haar ogen. En op mijn vragen kwam ik aan de weet dat de Heere als de Verlosser van haar ziel in haar benauwdheid Zich door haar had doen kennen. Ik twijfelde er niet meer aan, of de Heere had ook hier Zijn werk gedaan. Ze wees me maar naar boven met haar gelaat en liet me alzo weten Wie die God voor haar mocht zijn.

Nog nimmer heb ik dit geschreven, maar kan het nu niet laten om je dat te vertellen. Dit zijn onvergetelijke dingen uit mijn ambtelijke loopbaan. Nu wil ik je daar niet mee helpen en als het goed is, kun je daar niet mee geholpen zijn. De verzuchting is er wel bij me, dat de Heere verder nog in dit geslacht zal willen werken en datje er ook nog één van mag zijn. Maar ik kan en mag je niet gerust stellen en als ik het goed begrepen heb uit je schrijven, begeer je dat ook niet. Je hoopt wel dat ik nog een vertroostend woord voor je mocht hebben. Dat heeft me wel in een verzuchting tot de Heere gebracht, of Hij me deed weten wat ik aan je schrijven moet. En toen kwam me de geschiedenis van Lot zo in de gedachten. Hij werd uit Sodom geleid en mocht in Zoar zijn behoudenis vinden. De geschiedenis kan ons bekend zijn. We weten dat hij met Abraham het land zijner geboorte heeft verlaten, maar dat er ook een twist is gekomen tussen zijn herders en die van Abraham. Ze zijn toen van elkander gescheiden en Lot heeft de vruchtbare vlakte der Jordaan gekozen om daar te wonen. Lot heeft echter geweten wat zijn keus geweest is, want de mannen van Sodom waren boos en grote zondaars tegen de Heere. In deze tijd zouden ze wel een kerkelijke huwelijksinzegening hebben mogen verkrijgen, maar we weten dat het met Sodom en Gomorra slecht afgelopen is. Er waren nog geen tien rechtvaardigen in die steden te vinden. Er bleef niet anders over dan dat Lot deze steden zou moeten verlaten, opdat hij met de bewoners ervan niet zou worden omgebracht. Toen de engelen in Sodom gekomen waren, hebben ze Lot doen weten dat hij in haast Sodom moest verlaten en ook niet achterom mocht kijken. We weten echter van Lots vrouw, dat ze wel achterom gekeken heeft en in een zoutpilaar is veranderd. Dat doet ons denken aan de woorden die de Heere Jezus gesproken heeft, als Hij gezegd heeft: "Gedenkt aan de vrouw van Lot.”

Zoals Lot uit Sodom werd geleid, zo moesten de Joden ook van het aardse Jeruzalem afzien, want ook die stad zou straks verwoest worden. De farizeeërs hebben Jezus gevraagd wanneer het Koninkrijk Gods komen zou. Maar Jezus heeft ze gezegd dat het Koninkrijk Gods niet komt met een uiterlijk gelaat. Velen verwachten ook in deze tijd nog een komst van dat koninkrijk met een uiterlijk gelaat. Zulk een toekomstverwachting hebben ze nog voor Israël. Hoewel we echter nog wel verwachting voor Israël mogen hebben, zo moeten we toch de woorden van Jezus in acht nemen, dat het Koninkrijk Gods niet komt met uiterlijk gelaat. Het zal ons niet om een aards koninkrijk, maar om het heil van onze ziel te doen moeten zijn. Jezus heeft gezegd dat de geschiedenis van Lot en van Sodom en Gomorra ons dat doet weten. Daar wordt door velen niet aan gedacht. Ze maken zich meer druk om de bekering van de Joden dan om de bekering van zichzelf Om de bekering van zichzelf behoeven ze zich niet zo druk meer te maken, want ze zijn zelf bekeerd. Ze verheugen zich alleen maar met de gedachten aan een heerlijke kerkstaat. Maar het is de Heere om de Zijnen te doen, om die te verlossen van het hoogste kwaad

en te brengen tot het hoogste goed. Zij moeten altijd nog uit Sodom verlost worden en in Zoar hun behoudenis vinden.

En nu hoop ik dat de Heere ook bezig is om jou uit Sodom te verlossen en in Zoar de behoudenis van je ziel te doen vinden. Maar dan mag je ook niet achterom kijken. Lots vrouw heeft achterom gekeken. O, welke ernstige en aangrijpende woorden zijn het toch, die Jezus gesproken heeft, als Hij gezegd heeft: "Gedenkt aan de vrouw van Lot." De geschiedenis van Lots uitleiding uit Sodom heeft ons dus wel veel te zeggen. Lots vrouw keek om en werd een zoutpilaar. Haar hart zat nog aan Sodom vast. We kunnen hierin ook weer zien hoe het op de inwendige vernieuwing des harten aankomt. Lot heeft zijn rechtvaardige ziel gekweld in Sodom bij het zien en horen van zoveel ongerechtige dingen, zoals Gods Woord ons doet weten. Maar zo is het bij Lots vrouw niet geweest. Ze heeft haar ziel daar niet gekweld. Lot heeft in Sodom wel moeten denken: hoe kom ik hier ooit nog uit. Lots vrouw zal er wellicht nog aan getwijfeld hebben of Sodom wel zou worden omgekeerd. Maar er was bij haar ook niet een erkenning van Gods weldadigheid, dat ze nog uit Sodom uitgeleid werd, opdat ze in dat Sodom niet om zou komen. Dat geeft ons ook nog heel wat te denken. Als God een mens bekeert, gaat hij acht slaan op de goedertierenheden des Heeren. Het wordt zulk een mens een wonder dat men nog niet in de hel ligt. Mag het bij jou ook zo zijn? Mag je het weleens bewonderen dat je nog in het heden van genade bent? Nu voel je misschien wel aan, dat de geschiedenis waarover ik nu iets wil schrijven, je heel wat te denken kan geven. En niet alleen jou kan het veel te denken geven, maar ook zovele anderen die dit lezen.

Wat de zonde van Sodom was, laat Gods Woord ons weten. In Ezechiël 16 lezen we: "Zie, dit was de ongerechtigheid uwer zuster Sodom: hoogmoed, zatheid van brood en stille gerustheid." Zou ons dat voor deze tijd ook niet veel te zeggen hebben? Leven we ook niet in een tijd van hoogmoed, zatheid van brood en stille gerustheid? Waar heeft dat ons toe gebracht? Dat is wel duidelijk te zien in de gruwelijke zondige uitleving, waarbij men niet meer afschrikt van de afschuwelijkste dingen die er te bedenken zijn. Zou ons dat ook niet voor het ergste moeten doen vrezen? Daarom wil ik deze gelegenheid ook nog weer waarnemen om een ernstige waarschuwing te schrijven. Een zelfde waarschuwing als die engelen Lot deden horen, als ze tot hem zeiden: "Haast, behoud u derwaarts." Maar nu mocht het voor Lot ook gelden, wat er nog meer tot hem gezegd werd: "Want Ik zal niets kunnen doen, totdat gij daarheen gekomen zijt." O jonge vriend, ik hoop dat dit voor u ook zo zal mogen zijn. Zoar doet ons denken aan de behoudenis der ziel die alleen in Christus is te vinden. De zon ging op boven de aarde, als Lot te Zoar inkwam. Dat geeft ons toch ook zoveel te denken. Christus is de Zon der gerechtigheid. Ik hoop dat die Zon eens over je zal mogen opgaan. Die Zon ging niet op over Sodom en Gomorra en ook niet over Lots vrouw, maar wel over Lot. Lots vrouw had haar ziel niet gekweld in Sodom. Wat deed haar omzien naar Sodom? Paulus zegt: "Ook had ik niet geweten dat begeren zonde was, als de wet niet zei: Gij zult niet begeren.”

De boze begeerte deed Lots vrouw omzien naar Sodom.

De wet zal ons dus uit Sodom moeten uitdrijven en naar Zoar ons moeten doen heenspoeden. Het einde der wet is Christus een iegelijk die gelooft. Het tiende gebod doet ons weten dat niet de minste lust of gedachte tegen enig gebod Gods in ons mag opkomen. Als we dat gaan zien, blijft er geen weg tot behoudenis buiten Zoar voor ons over. Ik hoop dat het je zo zal mogen gaan. Vraag dus maar veel om ware zielsontdekking. Het zal heus niet aan mensen ontbreken die je buiten Zoar gerust willen stellen. Maar dat hoop ik niet te doen. Ik moet je hetzelfde toeroepen als tot Lot gezegd werd: "Haast, behoud u derwaarts." Als je in Zoar mag komen, kan God je geen kwaad meer doen. Maar het is zo nodig dat een krachtige onweerstaanbare handje zo naar Zoar brengt. Het kan ook hierin nog zover gaan, want we lezen dat de engelen ook de hand van Lots vrouw en van zijn twee dochters aangegrepen hebben. Lots vrouw is echter niet in Zoar gekomen. Dus wel uit Sodom geleid, maar niet in Zoar gekomen. O, wat is zelfonderzoek toch altijd noodzakelijk! Vraag daar toch altijd maar veel om.

De weg naar de hemel is een nauwe weg. We zullen niet mogen omkijken op die weg. De brug moet dus voorgoed achter ons opgehaald zijn. Bij Lots vrouw was dat niet het geval. Maar Lot bleef er voor bewaard om achterom te kijken. Zelfs toen zijn vrouw achter hem een zoutpilaar werd, keek hij niet om. Als Jezus Lots vrouw tot een waarschuwend voorbeeld heeft gesteld, is Hij gelijk gaan zeggen: "Zo wie zijn leven zal zoeken te behouden, die zal het verliezen; en zo wie hetzelve zal verliezen, die zal het in het leven behouden." Wij zoeken altijd ons leven te behouden in een weg waarin we het moeten verliezen. Lot heeft zijn leven moeten verliezen. Hij had Sodom zelfgekozen en als de soevereine genade Gods geen onderscheid gemaakt had, was hij ook in de ongerechtigheid van Sodom omgekomen. Maar nu heeft hij in Sodom zijn rechtvaardige ziel mogen kwellen. Die weg heeft hij ook weer moeten gaan opdat de genade Gods zoveel te heerlijker zou uitblinken, daar die genade hem staande hield temidden van zoveel verleidingen tot ontucht en ongerechtigheid. Daarom moest Lot toch ook uit Sodom komen.

Zo wordt elk mens die tot God bekeerd wordt, uit Sodom geleid. Daarom moet er een krachtdadig onwederstandelijk werk gebeuren om ons uit Sodom te leiden. En dat opdat men niet meer terug zal kijken. Lots vrouw heeft terug gekeken. Ze heeft nooit in waarheid vooruit leren zien. De apostel kon zeggen dat hij het zelf niet gegrepen had, maar dat hij gegrepen was. En dat hij nu niet zag op hetgeen achter hem lag, maar op wat voor hem lag, op de prijs, de roeping Gods in Christus Jezus. Zo had hij dus wat anders in het oog gekregen dan hetgeen van deze wereld is. Gods volk krijgt wat van de eeuwige zaligheid in het oog. Al staat men er buiten en al kan men niet anders zien dan dat de weg die men gaat op een eeuwige rampzaligheid uitloopt, toch krijgt men te zien dat er een gelukkig volk op de wereld is en wat de eeuwige zaligheid is die dat volk te wachten staat. Men ziet dan dat volk niet alleen gelukkig in dit leven, maar ook na dit leven. Maar zo wordt het in Sodom toch onhoudbaar voor de ziel. Mag je zeggen dat het bij jou ook zo is? Moet je de heerschappijvoerende kracht der zonde ook nog bij je gewaar worden? Dan hoop ik dat je zult mogen leren dat de zonden niet meer over je zullen heersen en je niet meer kunnen verdoemen, als je niet meer onder de wet, maar onder de genade mag zijn.

Die weg der behoudenis alleen in Christus, zien we in Lots geschiedenis toch zo duidelijk voorgesteld. De genade van Christus moet ons van de overheersende en van de veroordelende kracht van de zonden verlossen. Dat is de enige weg tot de zaligheid. Maar daarom is men er ook niet mee klaar, als men Sodom achter zich heeft liggen. Gedenkt aan de vrouw van Lot. De weg der ontdekking doet bij aan-en voortgang een hulpeloos zondaar buiten Christus overblijven. Zo moet hem dus de weg in Christus ontsloten worden, opdat men de behoudenis alleen in Zoar zal zien liggen. Als men Sodom van binnen leert kennen en er dan achterkomt welk een wereldzin en zondelust er in het hart te vinden is, zal men gevoelen dat als men niet door de genade van Christus behouden wordt, het dan voor eeuwig verloren is. En nu leven we op heden ook als het ware in een Sodom van ongerechtigheid. Ontdekkende genade is nodig om niet boven dat Sodom uit te kunnen komen. Als men buiten Christus met wat vrome godsdienst bekeerd wordt, blijft men altijd zien op die wereld buiten zich, maar men heeft geen last van die wereld die men van binnen met zich omdraagt. Als de Heere ons laat zien wat er van binnen bij ons te koop is, behoeven we op geen internet te kijken om dat aan de weet te komen, want dan hebben we wel een internet van binnen. En dan moet men zeker wel uitroepen: O God, hoe moet zo'n mens nu zalig worden! Alleen een krachtige hand Gods kan ons niet alleen uit Sodom verlossen, maar ons ook in Zoar brengen. De noodzakelijkheid moet er recht van gezien worden om geheel en al in Christus gevonden te mogen worden. Ik hoop dat die dierbare Persoon geen onbekende voor je zal blijven. Het is niet te zeggen wat er in Hem te vinden is. Duurachtig goed en gerechtigheid, opdat Hij Zijn liefhebbers zal doen beërven wat bestendig is. Ik moet nu weer eindigen. En dat doe ik in de hoop dat ik nog eens van u vernemen mag, hoe Zoar u niet onbekend gebleven is. Als ik het niet beleef, hoop ik u hiernamaals te mogen zien.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 2005

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 2005

De Wachter Sions | 8 Pagina's