Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Bron {222a)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Bron {222a)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jesaja gaat met zijn kleine jongen naar de koning

"En de HE ERE zeide tot Jesaja: a nu uit, Achaz tegemoet, gij en uw zoon Schear-Jaschub." (Jesaja 7:3)

Het is een vreselijke toestand in Jeruzalem.

Koning Achaz loopt bang heen en weer. Er is zojuist een ontzettende boodschap gebracht, een echte onheilstijding.

Rezin, de koning van Syrië, en Pekah, de koning van het tienstammenrijk van Israël, zijn onderweg naar Jeruzalem.

De twee volken hebben afgesproken het kleine Juda opnieuw aan te vallen en zelfs te vernietigen.

Geen wonder dat koning Achaz het ergste vreest. Nog even en de twee verbonden legers staan weer voor de poorten van de hoofdstad Jeruzalem.

Nog niet zo lang geleden was het buiten Jeruzalem tot een hevig gevecht gekomen tussen het leger van Juda en de verbonden legers van Israël en S5rrië. Tijdens dat gevecht sneuvelden er honderdtwintigduizend mannen van Achaz op het slagveld, terwijl er tweehonderdduizend vrouwen en kinderen gevangen werden genomen.

O, koning Achaz beseft dat hij maar een klein, zwak leger overgehouden heeft. En nu komen die twee vijanden opnieuw op hem af

Wat moet hij beginnen?

In de Bijbel staat dat het hart van de koning en het volk zich bewoog "als de bomen van een woud". Grote, sterke bomen kunnen plotseling heen en weer bewogen worden door een hevige storm.

Zo is het ook met Achaz en zijn volk: zij hebben rust noch duur meer.

"Rezin en Pekah vallen ons opnieuw aan!" wordt er bang in de straten van Jeruzalem geroepen.

Wat moet de verzwakte koning Achaz tegen zo'n overmacht beginnen?

Terwijl alles in rep en roer is, loopt er een man door de straten van Jeruzalem. Het is de profeet Jesaja, die ook een burger van de stad is.

Hij hoort het bange geroep van de burgers.

Hij ziet hoe alles zich gereed maakt om de stad in verdediging te brengen. Naast hem loopt een kleine jongen. Het is zijn zoon Schear-Jaschub. Samen gaan ze naar de koning.

Jesaja heeft een boodschap van de Heere voor hem.

Deze keer mag zijn zoontje mee. Nee, hij mag niet mee, maar hij móet zelfs mee.

Nadrukkelijk heeft de Heere gezegd: "Ga nu uit, Achaz tegemoet, gij en uw zoon Schear-Jaschub."

Maar de koning is niet in zijn paleis te vinden.

Hoe zou hij rustig op de troon kunnen zitten, terwijl de twee vijanden naderen? Maar de Heere weet precies waar hij is en Hij heeft het Jesaja verteld.

"Jesaja, de koning controleert de watervoorziening. Daarom kunt u hem bij de hoge vijver van de bron Gihon vinden, " zegt de Heere, Die alles weet en alles ziet. De koning is bang dat de vijanden straks de waterleiding verstoppen, zodat Jeruzalem geen water zal hebben. Op die manier zullen zij hem tot overgave dwingen. Dat moet hij zien te voorkomen! Daarom hebben hij en zijn mannen het op het ogenblik zo druk met de watervoorziening.

"Koning, ik heb een boodschap van de Heere, " klinkt het.

Het is de stem van Jesaja en ernstig kijkt hij de koning aan.

"Wat hebt u te zeggen? " vraagt de koning. "Koning, ik heb een heerlijke boodschap." De Heere zegt dat u niet bang hoeft te zijn. Die twee koningen gaan wel vreselijk te keer en denken dat ze, net als een groot vuur, Jeruzalem en Juda zullen vernietigen. Maar wees niet bang voor hen, want dat zal niet gebeuren. De Heere zegt dat ze maar een beetje roken en niet veel zullen kunnen uitrichten. Over niet al te lange tijd zal het met de macht van die twee vijandige volken afgelopen zijn. De Heere zal voor Juda en Jeruzalem zorgen. Hij zal niet toelaten dat Zijn volk vernietigd wordt.

Kijk eens, koning, wie ik meegenomen heb. Ziet u hier mijn kleine jongen staan? Ik moest hem van de Heere meenemen. Weet u hoe hij heet? Zijn naam is Schear-Jaschub. Die vreemde naam heb ik hem van de Heere moeten geven. De betekenis van die naam is: "Het overblijfsel zal behouden worden." De Heere zal het volk van Juda niet door die twee vijanden laten ombrengen. Hij zal Zelf voor een overblijfsel zorgen. Is dat geen heerlijke boodschap voor u? De Heere wil u moed inspreken en daarom ben ik naar u toegestuurd. Ik zie dat u bang bent en dat u alles in het werk stelt om de stad te beveiligen. Maar, koning, vertrouw op de Heere. Luister naar Hem en geef u aan Hem over, want:

Hij, die op Gods bescherming wacht, Wordt door den hoogsten Koning Beveiligd in den duist'ren nacht. (Psalm 91:1)

"Koning, weet u wat de Heere zegt? U mag zelfs een teken van Hem vragen. Een teken als bewijs dat Hij helpen zal Kies maar een teken in de hoogte of in de laagte. Wat u ook vraagt, de Heere zal het doen, zodat u aan Zijn hulp niet hoeft te twijfelen. Hij zal en wil u helpen, o koning."

C.V.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 maart 2005

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Uit de Bron {222a)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 maart 2005

De Wachter Sions | 8 Pagina's