Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte heer A.M. de B. te T.,

U hebt me gevraagd om iets over de bediening van het Heilig Avondmaal te schrijven. Voor deze tijd acht u dat ook wel zeer nodig, in het bijzonder voor de jonge mensen die ook in betrekking tot de Avondmaalsbediening met zoveel andere opvattingen in aanraking komen dan waarin ze bij ons onderwezen zijn. In het bijzonder moet ik dan het antwoord wel geven op de vraag wie er toe gerechtigd zijn om aan het Heilig Avondmaal deel te nemen.

In het beantwoorden van uw vraag moet ik beginnen met erop te wijzen dat een kerkelijk recht nodig is om aan het Heilig Avondmaal deel te nemen. Dat kerkelijke recht verkrijgen we door het uitwendig lidmaatschap. Dat uitwendig lidmaatschap houdt ook wel zeer veel in. Veelal wordt dit wel over het hoofd gezien. Het is goed als men beseft dat het onze plicht is om als we tot de volwassen leeftijd zijn gekomen, we ons dan door een openbare belijdenis aan de gemeente verbinden. We zijn eigenlijk reeds lid van de gemeente door geboorte uit kerkelijke ouders. Daarom spreken we over doopleden der gemeente. We kunnen echter geen dooplid blijven. Onze Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt ons, dat wie zich niet tot de Kerk voegt, doet tegen de ordinantie Gods. Het afleggen van belijdenis is geen bevestiging van lidmaten, zoals men er wel over spreekt. In het reglement van de Synode der Herv. Kerk van 1816 is over een bevestiging van lidmaten gesproken. We hebben dit te zien als een nawerking van de Roomse confirmatie of bevestiging. De Hervormers wilden daar niet meer van weten. Alle doopleden der gemeente zijn geen wedergeborenen, want de zichtbare Kerk bevat zowel kaf als koren. Door het afleggen van belijdenis verandert dat niet. We hebben dus niet alle belijdende leden der Kerk voor wedergeborenen te houden. Alleen door een nieuwe geboorte wordt men een levend lid der Kerk. Als we daar niet aan vasthouden komen we in doperse wateren terecht. Een volmaakte kerkstaat van enkel ware gelovigen is hier op aarde niet te vinden. De Heere Jezus heeft toch duidelijk gesproken over vijf wijze en vijf dwaze maagden. Hij heeft ook het beeld gebruikt van een akker waarop tarwe en onkruid is te vinden en van een dorsvloer waarop kaf en koren ligt.

Maar nu kom ik vanzelf toch tot het beantwoorden van de vraag die me door u is gesteld. De vragen die bij het afleggen van de openbare geloofsbelijdenis gesteld worden, zijn wel zeer gewichtige vragen. Zo wordt er niet alleen gevraagd of men zijn instemming wil betuigen met de leer waarin men onderwezen is, maar ook in zijn wandel zich in overeenstemming daarmee zal willen gedragen. En dan wordt er ook gesproken over een versieren van zijn belijdenis met het doen van goede werken. We kunnen weten dat goede werken vruchten zijn van het ware zaligmakende geloof Dus het moet ons toch wel veel te denken geven, als met het afleggen van de geloofsbelijdenis zulk een vraag gesteld wordt. We hebben er ons maar niet oppervlakkig van af te maken met te zeggen dat we onbekeerd zijn, maar toch een belijdend lid van de Kerk willen zijn. God eist van elk mens waarachtige bekering. Aan die eis ontkomen We niet, als we geen belijdenis doen en ook niet als we wel belijdenis afleggen. Daar dienen we strak aan vast te houden. Vandaar is het ook dat in het formulier van de volwassendoop zulke gewichtvolle vragen worden gesteld. Aan die doop zou ook de gang naar het Heilig Avondmaal verbonden moeten kunnen zijn. Maar die moet ook verbonden zijn aan het afleggen van de openbare geloofsbelijdenis. Dat wordt maar teveel over het hoofd gezien.

Maar houdt dit nu in, dat we hebben te verwachten, ja alle belijders ertoe hebben te verplichten, dat men trouw ten Avondmaal komt? Dit is in het bijzonder de vraag die ik heb te beantwoorden. En ik begrijp heel goed waarom u me die vraag ge­ steld hebt. Onze jonge mensen worden geconfronteerd met mensen die er in betrekking tot de Avondmaalsbediening een ruime opvatting op nahouden. Men gaat er dan vanuit dat men als een belijdend lid der gemeente ten Avondmaal moet gaan. Dat zou dan de reformatorische opvatting zijn. En we mogen ook wel geloven dat het in de tijd der reformatie nog wel iets anders lag dan daarna. Men zei de Roomse kerk zomaar niet vaarwel. Vervolging, ja de brandstapel was daaraan verbonden. Toch heeft men in de reformatorische tijd er al strak aan vastgehouden, dat er een waar geloof zal moeten zijn om aan het Heilig Avondmaal deel te kunnen nemen. Onze belijdenisgeschriften geven daarvan toch een duidelijk getuigenis. In artikel 35 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis lezen we over het Heilig Avondmaal het volgende: "Ten laatste, wij ontvangen het Heilig Sacrament in de verzameling des volks met ootmoedigheid en eerbied, onder ons houdende een heilige gedachtenis des doods van Christus onze Zaligmaker, met dankzegging, en doen aldaar belijdenis van ons geloof en van de Christelijke religie. Daarom behoort zich niemand daartoe te begeven, zonder zichzelven eerst beproefd te hebben; opdat hij etende van dit brood en drinkende uit dezen drinkbeker, niet ete en drinke zichzelven een oordeel. Kortelijk, wij zijn door het gebruik van dit Heilig Sacrament bewogen tot een vurige liefde jegens God en onze naaste. Daarom verwerpen wij alle inmengselen en verdoemelijke vonden, die de mensen bij de Sacramenten gedaan hebben, als ontheiligingen daarvan, en zeggen dat men zich moet laten vergenoegen met de ordening, die Christus en Zijn apostelen ons geleerd hebben, en spreken, gelijk zij daarvan gesproken hebben.”

Dat zegt dus onze Geloofsbelijdenis. En onze Catechismus zegt ons niets anders, zoals we kunnen weten. Als er in de catechismus gevraagd wordt wat het betekent het gekruisigd lichaam van Christus te eten en Zijn vergoten bloed te drinken, dan wordt er gezegd: "Het is niet alleen met een gelovig hart het ganse lijden en sterven van Christus aannemen en daardoor vergeving der zonden en het eeuwige leven verkrijgen, maar ook daarbenevens door den Heiligen Geest, Die èn in Christus èn in ons woont, alzo met Zijn heilig lichaam hoe langer hoe meer verenigd worden, dat wij, al is het dat Christus in den hemel is en wij op aarde zijn, nochtans vlees van Zijn vlees en been van Zijn gebeente zijn, en dat wij door één Geest (gelijk de leden van een lichaam door één ziel) eeuwiglijk leven en geregeerd worden." Dat zegt dus onze Catechismus. Als het nu goed tot ons door zal mogen dringen wat daar gezegd wordt, hoe zullen we dan de vrijmoedigheid nog kunnen vinden om als een mens die vervreemd is van dat ware geestelijke leven, ons aan dat Avondmaal te begeven.

Toch is er na de Reformatie hierover nog wel wat te doen geweest. In de tweede helft van de achttiende eeuw kwamen er steeds meer verkeerde beschouwingen naar voren. We hebben te denken aan Jan de Labadie, die leerde dat geen onwedergeborenen mochten worden aangenomen en erkend als lid der zichtbare kerk noch toegelaten tot het Heilig Avondmaal, en dat geen gelovigen met onwedergeborenen het Heilig Avondmaal mochten houden. De weg gaat toch altijd zo nauw uit, want we zouden denken dat Jan de Labadie het dan toch wel bij het rechte eind had. Maar we kunnen uit de geschiedenis weten dat de Labadisten als volmaaktheidsdrijvers ook in een verkeerd spoor zaten. Men wilde zich zelfs nog wel op Gomarus beroepen, maar de rechtzinnige predikanten hebben zich daartegen krachtig gekeerd. Maar de strijd ging hierover door. In de Christelijke encyclopedie is het te lezen hoe ds. Johannes Conradus Appelius zich krachtig gesteld heeft in de strijd tegen de predikanten ds. E. van Eerde van Ten Boer en ds. H. Janssonius van Veendam over de vraag of de sacramenten de beloften Gods objectief (voorwerpelijk) of subjectief (onderwerpelijk) verzegelen. Volgens Van Eerde en Janssonius behoorde elk onergelijk lidmaat, al was hij onbekeerd, het Avondmaal te gebruiken. Appelius was van oordeel dat alleen de ware gelovigen recht hadden op de sacramenten, die hun dan een teken en zegel waren van hun deel hebben aan het heil in Christus. Duidelijk sprak Appelius uit dat er tweeërlei vrijheid is om het Heilig Avondmaal te vieren. Onbegenadigden mogen een kerkelijk recht hebben, maar zij hebben voor God en hun geweten geen recht om tot de tafel des Heeren toe te treden. Zij leven

wel onder de aanbieding van het Evangelie, maar beloften heeft God hun niet gedaan. De verzegeling van de beloften in de sacramenten komt hun dan ook niet toe. Het blijkt wel uit deze uitspraak van Appelius hoe de rechtzinnige godgeleerden in die tijd er ook over dachten.

Ik wil nu ook nog even neerschrijven hoe ook ds. Kersten hierover dacht. Aan hem werd de vraag gesteld, of ook onbekeerde leden van de kerk wèl hun kinderen ten doop mochten houden, maar niet ten Avondmaal mogen komen. Maakt dit geen scheiding in de sacramenten? Het antwoord dat daarop door ds. Kersten op 11 november 1943 werd gegeven luidt als volgt: "Neen! Houdt toch vast, dat alleen degenen, die tot God bekeerd zijn het H. Avondmaal mogen en kunnen gebruiken. Rome leert dat in het Avondmaal Christus met de lichamelijke mond gegeten wordt; maar die Christus is Rome's ouwel-god. Daarentegen leert Gods Woord, dat Christus te eten, zeggen wil Hem door het geloof te omhelzen. Wie geen geloof heeft, kan geen Avondmaal vieren. Hij heeft geen geestelijke mond om te eten en te drinken. En mag hij wel zijn kind laten dopen? Ja, dat moet hij zelfs. De doop geldt zijn kind. Alle kinderen moeten gedoopt; ook van onbekeerde ouders. Onthoudt iemand zijn kind de doop, dan doet hij dat kind onrecht. De doop komt de kinderen toe. Zie de formulieren en bemerk het grote onderscheid. Het formulier van het Heilig Avondmaal geeft de kentekenen, waaraan men zichzelf beproeven moet eer men ten Avondmaal komt, maar die zelfbeproeving vindt u bij de doop niet. Echter besluite niemand, dat het met hem wel is als hij niet ten Avondmaal gaat. Wat zal het hem zijn niet alleen hier, maar eens eeuwig van Gods volk gescheiden te zijn!”

Als we nu verder de Catechismusverklaringen van al de goede oude schrijvers lezen, kunnen we zien dat zij er geen ander standpunt op nahielden. In de jaren 1961 en 1962 heb ik een heel stuk in onze jaarboekjes geschreven over ons Avondmaalsformulier. Ik kan nu niet alles gaan herhalen wat ik toen geschreven heb. Maar de inhoud van dit Avondmaalsformulier geeft ons toch ook wel duidelijk aan wat er gekend moet worden om aan het Heilig Avondmaal deel te kunnen nemen. Het formulier laat ons tegelijk al weten, dat we ons te houden hebben aan de woorden der inzetting van het Heilig Avondmaal van onze Heere Jezus Christus, welke ons beschrijft de heilige apostel Paulus in 1 Kor. 11:23-29. In die woorden van de inzetting van het Heilig Avondmaal wordt aan het eind duidelijk gezegd: Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet of den drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren. Maar de mens beproeve zichzelven, en ete alzo van het brood en drinke van den drinkbeker. Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren." En dan gaat dat Avondmaalsformulier verder met te zeggen: De waarachtige beproeving van onszelven bestaat in deze drie stukken." En dan worden de drie stukken duidelijk genoemd die ook in onze Heidelbergse Catechismus ons worden voorgehouden, die noodzakelijk gekend moeten worden tot onze enige troost in leven en in sterven.

Een ieder heeft dus zichzelf daaraan te beproeven. In de voorbereiding voor het Heilig Avondmaal heeft een leraar daar ook op te wijzen. Dat hebben alle door ons geachte oude schrijvers gedaan, zoals we dat in predikaties ter voorbereiding en ter nabetrachting van het Heilig Avondmaal kunnen zien. Laat ons daar toch niet van afwijken. Een leraar of ouderling is geen hartenkenner. Hij mag daarom aan de bediening van het Heilig Avondmaal nooit persoonlijk worden en het iemand doen blijken dat hij niets van die mens gelooft. Als men dit doet, geeft dat alleen maar blijk ervan hoe hoog een leraar met zichzelf staat. En zeker geeft men daar het duidelijke bewijs van, als men maar geen Avondmaal meer bedient, omdat men weet te zeggen dat men dit niet met de honden wenst te doen. Men weet de preek al te beginnen met te zeggen dat men voor de onbekeerden niets heeft. Men is dan zelf wel goed bekeerd, want anders zegt men zoiets niet. Als de weg nauw wordt voor de mens die ten leven leidt, is men juist temeer over de ziel der onbekeerden aangedaan. Men zal ze dan de kerk niet doen verlaten zonder ze in liefde een ernstig woord ter waarschuwing mee te geven. En dan ziet men voor een ander de weg soms nog ruimer dan voor zichzelf Echter blijven de ogenblikken ook niet uit waarin men te zien krijgt dat de enge poort juist een wijde poort is, omdat er niets anders dan vrije genade overblijft. Zou men dat dan ook zijn medemens uit de volheid van het gemoed niet doen weten?

Ik wil mijn brief gaan besluiten, met nog een enkel woord ter waarschuwing aan het reeds geschrevene toe te voegen. Om tot een rechte kennis der Waarheid te komen, moet men ook zien wat de kerkgeschiedenis te zeggen heeft. Wat ik wellicht al meer geschreven heb, wil ik dan toch wel weer even herhalen. Als men de weg van de zuivere leer der Waarheid slechts met één stap verlaat, dan moet de andere stap daarop volgen. Men wijkt dan dus steeds verder van de zuivere leer van Gods Woord af Dat laat de kerkgeschiedenis ons zien. Ook de kerkgeschiedenis van de laatste paar eeuwen. De afscheiding van de vaderlandse kerk vond in 1834 plaats. En wat bleek toen? Wel, dat het onhoudbaar werd om langer te blijven leven met vrijzinnigen en modernen waarvan de vaderlandse kerk vervuld was. De bruutste vijandschap kwam van die zijde ook openbaar. Maar wat doen nu de zonen der afscheiding en van de doleantie? Ze zijn weer teruggekeerd tot die kerk die door hun voorvaderen is verlaten. En dat terwijl het getal der vrijzinnigen en modernen er daar niet minder op geworden is. Schrijf ik dit om te schelden? Nee, ik wens daar de ogen voor te openen, wanneer ze daar nog voor gesloten zijn. Hoe komt het dat men nu zich weer nestelen kan in het nest dat de voorvaderen verlaten hebben? Omdat men zelf alweer zover van de leer van Gods Getuigenis is afgeweken. Daar moeten onze ogen voor open zijn.

Elke afwijking van de zuivere leer van Gods Getuigenis brengt ons op een dwaalspoor. Moeten we daar onze kinderen, dus ons opkomend geslacht voor over hebben? Het is goed dat u me zulk een vraag gesteld hebt over het Heilig Avondmaal. Alle uitwendige belijders kunnen aan het Heilig Avondmaal geen deel nemen. Ja maar, wat blijft er dan op vele plaatsen nog over, als het Heilig Avondmaal bediend wordt? Inderdaad, het getal der Avondmaalgangers wordt er in verschillende gemeenten niet groter op. Maar moet ons dat ook niet veel te denken geven? Is dat er ook niet een bewijs van dat de Heere met de bediening van Zijn Geest ook ver geweken is? Zou ons dat ook eens niet in het nauw moeten brengen? We reizen allen op die grote eeuwigheid aan. Maar de tijd die we beleven is gevuld met zeer veel wat ons van het ene nodige aftrekt. De wetenschap moet steeds meer vermeerderen, waarom er ook steeds meer voorschriften komen van wat men de kinderen op de school te leren moet geven. Maar waar zijn nog die eenvoudige kinderen Gods die we gekend hebben, die met een wetenschap bedeeld waren die de wereldse wetenschap en wijsheid verre te boven mocht gaan. Aan Schriftgeleerden ontbreekt het in deze tijd ook nog niet, maar de kennis maakt opgeblazen, doch de liefde sticht. De vrucht openbaart het echter altijd maar weer waar men toe komt als men de eenvoudige leer der Waarheid verlaat. Als de Avondmaaltafels volstromen, waarbij de wereldgelijkvormigheid bij die gang naar het Avondmaal niet ontbreekt, dan kunnen we wel zien waar men toe komt als men de eenvoudige leer van Gods Woord verlaat. We krijgen heel wat geleerde godsdienstige stukken te lezen, die net zo moeilijk te lezen zijn als de handtekeningen van tegenwoordig.

Och, dat we toch bij de eenvoudigheid van Gods Getuigenis bewaard mochten blijven. Van de eenvoudige kinderen Gods zoals die er vroeger ook nog wat meer mochten zijn dan tegenwoordig, mocht er wat uitgaan, wat ook nog een binding bij het jonge geslacht aan de zuivere leer der Waarheid gaf Men wist nog dat een mens bekeerd moet worden en wat de bevinding der heiligen is. De Heere mocht Zich nog over ons opkomend geslacht willen ontfermen en er Zijn werk nog onder willen doen, en ons daarin doen zien dat Hij bij Zijn Kerk zal blijven tot de voleinding der wereld gelijk Hij beloofd heeft. De Heere kan ook Zijn Kerk gaan verplaatsen. Maar het moet toch onze verzuchting zijn, of Hij ons nog niet geheel verlaten wil. Ik moet nu besluiten, hoewel er over dit onderwerp nog wel genoeg te zeggen en te schrijven is. De Heere stelle onze geringe pogingen die we in het werk stellen op deze wijze, nog ten zegen, opdat zo Zijn Kerk nog onder ons gebouwd zal mogen worden in de donkerheid der tijden. Ik besluit hiermede de brief met deze wens en vriendelijke groeten, u Gode en Zijn genade bevelend.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 2005

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 2005

De Wachter Sions | 8 Pagina's