Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan een oud-catechisante,

Verder zal ik u niet verraden. Ik weet trouwens zelf toch ook nog niet aan wie ik zit te schrijven. U hebt me alleen laten weten dat u een vrouw bent en verder kan ik niets van u bekendmaken. Het heeft ook lang geduurd, zoals u me hebt geschreven, eer dat u deze stap hebt durven doen om aan mij iets van uzelf te schrijven. U loopt met de grote vraag wat u moet doen om zalig te worden. U kunt niet anders zien dan dat alles wat u doet, zonde is in Gods ogen. U weet wel dat u moet bidden, maar u kunt niet bidden zoals het behoort. Maar op een keer, als u het echt niet meer wist, kwam ineens bij u: "Doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen."Hoewel u dat wel even moed gaf zo weet u met die woorden toch ook weer geen raad. En nu hebt u uw hart maar eens even voor mij uitgestort. De tekst zegt echter dat u dit voor de Heere ook mag doen. Ik zal echter proberen om aan de hand van die tekst iets aan u te schrijven.

De tekst is te vinden in Psalm 81, zoals een ieder wel kan weten. De kinderen zingen dat versje al vroeg mee. Het is een versje van een dierbare inhoud. De Heere heeft dit tot het volk Israël gezegd. Dat laat geheel de Psalm ons weten. Welke voorrechten had de Heere aan dat volk geschonken. Hij had dat volk van alle andere volken gunstrijk onderscheiden. We horen Hem in de vorige verzen zeggen: "Mijn volk, zeide Ik, hoor toe, en Ik zal onder u betuigen; Israël, of gij naar Mij hoordet! Er zal onder u geen uitlands god wezen, en gij zult u voor geen vreemde god nederbuigen. Ik ben de HEERE, uw God, Die u heb opgevoerd uit het land van Egypte." En dan volgt daarop: "doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen." Daar volgt echter ook weer op: "Maar Mijn volk heeft Mijn stem niet gehoord, en Israël heeft Mijner niet gewild." Dat doet ons zien wie de mens in zijn natuurstaat is. U schijnt dat bij uzelf ook wel te moeten waarnemen. Dus dan schijnt u boven dat schuldige volk Israël niet uit te kunnen komen. Uit uw brief heb ik dat wel op kunnen maken. Dus hoe moet het nu. Dat is de grote vraag waar u mee zit. Zo moet u zich dus afvragen: hoe kom ik nu tot God bekeerd? Aan het eind van uw brief hebt u nog enkele teksten neergeschreven waar u ook niet mee uit de weg kunt. Er staat immers in Efeze 2: "Want uit genade zijt gij zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand roeme." Maar er staat toch ook nog ergens: "Strijd om in te gaan." U weet wel dat de leer van Gods Woord geen begripsleer, maar een geloofsleer is. Maar het schijnt toch met elkaar te strijden, als u die teksten zo tegenover elkaar plaatst. Maar nu zegt de Heere tegen u, als u daar geen raad mee weet: "Doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen." U mag dit dus ook de Heere voorleggen en aan Hem vragen of Hij u daarin zou willen onderwijzen. Er wordt niet voor niets over een strijd gesproken. Het maakt voor u een strijd uit, dat de Heere van u eist wat u niet kunt doen. We moeten tot onze zaligheid niet iets doen, maar we moeten er alles toe doen. God laat van de eis van Zijn heilige wet niets varen. Wat Hij eenmaal van de mens heeft geëist, toen de mens dat nog kon doen, dat eist Hij nog. Ik hoop dat die eis u maar goed in het nauw zal brengen. En u schijnt al steeds meer in het nauw te komen. Vandaar uw schrijven hierover aan mij. Zou u nu maar niet de kerk en de leer der Waarheid en geheel de godsdienst de rug toekeren? Of kunt u dat toch niet doen? Dan heb ik u te schrijven, dat u toch de raad maar op moet volgen die u gekregen hebt, om uw mond maar wijd tot de Heere open te doen. Er staat niet voor niets, dat u uw mond wijd open moet doen. De Heere weet wel met welke raadsels wij kunnen zitten. In de oude berijming van Datheen wordt gezegd: Open uwen mond. Zeer wijd onbeladen. Dat heeft mij weleens veel te denken gegeven. Dat is nog weer wat anders dan: Eis van Mij vrijmoedig. Als er bij u niets meer is, kan de Heere uw mond vervullen. Wat is het dan toch een lieflijke evangelische waarheid die u bij u gekregen hebt. U moet er alles aan doen en er niets aan doen.

Ik ben toch nog wel blij met uw vraag. Het doet me nog wel goed als ik van een oud-catechisante zo'n vraag krijg. Daar wil ik u niet mee op de been helpen, en ik hoop dat u daar niet mee op de been te helpen bent. Als het zo is, als u mij schrijft, dan zal dat ook wel niet zo zijn. Maar daarmee bent u er nog niet uit. U weet dat u bekeerd zult moeten worden. Ik zou u de raad kunnen geven om naar plaatsen te gaan waar u heel spoedig bekeerd kunt worden. De laatste tijd hoor ik er ook nog wel van, dat er zijn die al heel wat mensen bekeerd hebben. Die mensen die ze bekeerd hebben, hebben het ineens zo goed kunnen vinden wat ze zochten, dat ze zonder enige twijfel kunnen zeggen dat ze nu bekeerd zijn. Maar ik hoop toch dat de Heere er u voor bewaart om op zulk een wijze de bekeerde vrouw te worden. Dan wens ik u liever toe, dat de strijd nog een beetje aan zal blijven houden bij u. Ja maar, u zit dan toch met het probleem dat die bekende tekst zegt dat het een zalig worden uit genade is. Hoe kan er dan toch over strijd gesproken worden. Ja, dat zal nu juist de strijd uit moeten maken. God eist van u alles en u kunt niets doen. Hoe komt u daar nu toch uit? Daar komt u nooit goed uit, als u niet goed aan de weet komt dat God alles van u eist en dat u totaal aan die eis niet kunt beantwoorden. Ik hoop dat de Heere er mee bezig is om u daar te brengen dat u uw mond zeer wijd open zult doen, maar dan onbeladen. Dan moet u God zo in de handen vallen. En als Hij u dan niet bekeert? U wilt toch bekeerd zijn en u wilt behouden worden. Ja, dat mag u geen onverschillige zaak zijn. Maar nu hoop ik dat u God daar eens vrij in zult kunnen laten en toch niet los zult kunnen laten. Uw behoudenis gaat nog steeds bij u boven Gods recht, maar Gods recht moet eens boven uw behoudenis gaan. God eist in Zijn wet om Hem lief te hebben boven alles, dus ook boven uzelf Ja maar, zult u zeggen, daar kan ik niet komen, want het zal toch zo vreselijk zijn om voor eeuwig verloren te moeten gaan. Ja, dat zal zeker vreselijk zijn, maar het is nog niet vreselijk genoeg voor u en daarom blijft u God nog uit de handen.

Er zijn veel teksten die het u moeilijk maken, zoals u me hebt geschreven. Er staat toch: "Bidt en u zal gegeven worden en zoekt en gij zult vinden en klopt en u zal opengedaan worden." En ook staat er nog: "Wendt u naar Mij toe en wordt behouden." Maar hoe moet u zich wenden? zo vraagt u mij en ook uzelf Vraag toch maar veel aan de Heere of Hij u dat wil leren. De Heere heeft gezegd, dat u uw mond wijd open mag doen. En dan als een mens die het niet meer weet. In de Catechismus worden we ook op zulk een mens gewezen die het niet meer weet. Die horen we vragen: "Aangezien wij dan, naar het rechtvaardig oordeel Gods, tijdelijke en eeuwige straffen verdiend hebben, is er enig middel, waardoor we deze straffen ontgaan kunnen en wederom tot genade komen? " En dan geeft de onderwijzer ook een onbarmhartig oordeel, als hij zegt: "God wil dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede, daarom moeten wij aan haar, óf door onszelven, óf door een ander volkomenlijk betalen." Ik sprak over een onbarmhartig oordeel dat de onderwijzer uitspreekt. Och ja, we hebben nu eenmaal meer met onszelf dan met God op gekregen. Er zijn onder de godsdienst nog wel heel wat mensen te vinden, die barmhartiger zijn dan de onderwijzer van de Catechismus. Ja maar, de onderwijzer wijst toch eigenlijk al gelijk naar Christus, als hij zegt dat er ook door een Ander kan betaald worden? Ja maar, hij wijst niet buiten het recht om naar Christus heen. Hij vraagt ook nog of wij zelf niet kunnen betalen. En dan zegt hij dat we de schuld nog dagelijks meerder maken. Ik bemerk wel dat dit bij u ook het geval is. U maakt de schuld ook dagelijks meerder. En het recht eist van u een volkomen betaling. Het is één van beide: alles of niets. Buiten het recht om kunnen we nooit uit genade zalig worden. En u zult echt genade moeten vinden in Gods ogen. Maar als u dan geen genade

vindt? Is dat onrechtvaardig, als u alleen de schuld maar elk ogenblik meerder maakt?

We vinden in de 81e Psalm God tot de mens aan het woord. Die mens is een van Hem afgevallen mens. Toch wil Hij die mens genadig zijn. Maar als die mens zich niet recht schuldig kent, kan hij niet weten wat het betekent dat die God hem genadig wil en kan zijn. En nu zult u wellicht zeggen: kon ik voor God maar recht in de schuld komen. U moet er ook over klagen dat u maar geen waar berouw bij uzelf kunt vinden. U weet ook nog wel dat u uzelf heiwaardig zult moeten vinden. Nu, het ontbreekt nog wel niet aan mensen die zo rechtzinnig zijn, dat ze weten dat we heiwaardig zijn, maar het is nog weer wat anders om zich heiwaardig te kennen met de hel voor ogen. Daar hoort men meest niet van. De mens schrikt daar ook van terug, wat wel te begrijpen is. Maar gratie of genade kan toch alleen maar rechte waarde krijgen voor iemand die niet anders meer dan zijn rechtvaardig vonnis heeft in te wachten. Men weet de vraag ook nog wel te doen of het nu werkelijk zover moet komen dat men liever naar de hel gaat dan dat Gods recht geschonden zal moeten blijven. Och, laat ik het nog wat voorzichtiger zeggen. Het zal oprecht zo in het hart moeten liggen, dat men niet graag wil dat Gods recht in zijn behoudenis niet verheerlijkt kan worden. Zo valt men toch het recht des Heeren toe, in de erkenning van niet anders dan heiwaardig te zijn. Dan is er toch waarlijk schuld bij zulk een mens te vinden, daar men het overneemt dat de Heere rechtvaardig is in het verstoten van zulk een mens tot in eeuwigheid in het naar verderf.

Zulk een mens wil de Heere genadig zijn. U denkt dat al uw getob tevergeefs zal zijn, maar zou het niet een wonder zijn, als de Heere eens zal zeggen: "Ik heb wel gehoord, dat zich Efraïm beklaagt, zeggende: Gij hebt mij getuchtigd, en ik ben getuchtigd geworden als een ongewend kalf"? Ik heb er u op te wijzen, dat de 81e Psalm van zulk een rijke evangelische inhoud is. De Heere had Zijn oog ten goede op Israël. Dat heeft Hij getoond door zijn schouders van de last te onttrekken en zijn handen van de potten te ontslaan. We horen de Heere verder zeggen: "In de benauwdheid riept gij, en Ik hielp u uit. Ik antwoordde u uit de schuilplaats des donders; Ik beproefde u aan de wateren van Meriba." Maar nu moet de Heere zeggen, dat Zijn volk naar Zijn stem niet heeft gehoord. Ja Hij zegt: "en Israël heeft Mijner niet gewild." De mens is toch zo afkerig van God geworden. Van God Die zijn Schepper en Onderhouder is. Het moet ons om de Heere Zelf te doen zijn. Ik hoop dat het bij u ook zo zal mogen zijn, dat u de Heere in waarheid niet meer missen kunt. Hem eeuwig te moeten missen, moet het ergste voor ons worden. We dragen een ziel in ons om die voor een eeuwigheid is bestemd. U hebt me doen weten dat u dat gevoelt. En och, het doet me goed als ik in deze zorgeloze tijd nog mensen ontmoet die het gewicht van hun onsterfelijke ziel gevoelen. Maar mensen die God kwijt zijn, ontmoet ik toch zo weinig. U hebt me geschreven dat die woorden zo bij u zijn gekomen: "Doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen." Dat heeft u wat te zeggen. God kan die mond met Zichzelf vervullen. Als u dat hebt, dan hebt u alles. Dan wil die God Die zo rechtvaardig is dat Hij u eeuwig straffen moet. Zich in Zijn liefde door u doen kennen. Dan zult u niet alleen weten wat de hel zal zijn, maar ook wat de hemel is. Hemelzoekers zijn er nog wel, maar Godzoekers zijn er zo weinig. God wil Zich doen vinden door hen die waarlijk om Hem verlegen zijn. Die hebben niets om aan God toe te brengen, want aan hun zijde is er niet anders dan schuld. Maar de Heere kan van de mens ook niets gebruiken, want er is in die mens niets meer te vinden wat Hem behagelijk kan zijn. Maar wat wordt het toch een wonder dat die God Zich geheel wil verheerlijken in Zijn Eigen werk. Hoe kan Hij de mond vervullen, die wijd tot Hem open wordt gedaan? Omdat Hij voor zo'n rijke volle Middelaar heeft gezorgd. Die was God en Die werd mens. Hij was rijk en Hij werd arm. Maar in een staat van diepe vernedering heeft Hij een volle zaligheid voor zo'n ellendig zondig schepsel willen verdienen. "Doe uw mond nu maar wijd open", zegt God. "Ik zal u vaste en zekere dingen bekendmaken, die gij niet weet." Al wat van u is moet eraan, opdat de Heere uw ledige mond zal kun­ nen vervullen. Dus uw bidden moet op zichzelf ook nog waardeloos worden. Zo moet u uw mond wijd open gaan doen. We lezen van de ware bidders in Gods Woord, dat zij een pleitgrond buiten zichzelf mochten vinden. In Daniël 9 vinden we Daniels smeekgebed. En wat horen wij hem zeggen? We horen hem zeggen: "Want wij werpen onze smekingen niet neder voor Uw aangezicht op onze gerechtigheden, maar op Uw barmhartigheden, die groot zijn." En wat was het gevolg daarvan voor hem? Hij werd zelfs nog een zeer gewenst man genoemd. En dan werd tot hem gezegd: "Versta dan dit woord en merk op dit gezicht. Zeventig weken zijn bestemd over uw volk en over uw heilige stad, om de overtredingen te sluiten en de zonden te verzegelen, en om de ongerechtigheid te verzoenen, en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, en om de heiligheid der heiligheden te zalven." De Messias zou straks in de wereld komen.

Och, ik hoop toch zo van harte voor u, dat zo uw ledige mond eens vervuld zal worden. God de Vader heeft in de Middelaar alles aangebracht wat uw ledige mond vervullen kan. Doe die mond maar wijd open. Die kan zo wijd niet opengedaan worden, of er is nog veel meer te vinden voor u dan ge wel begeert. Er is in die tekst geen leugenachtig God aan het woord. Hij is een Waarmaker van Zijn Woord en een Vervuiler van Zijn beloften. Als dit een belofte voor u geweest mag zijn, dan zal de Heere daar zeker op terug komen. Wat krijgt u dan toch met een meevallend God van doen. De man die dit aan u zit te schrijven, mag daar toch wel uit ervaring van spreken. Hij is zichzelf wel steeds meer tegengevallen, maar God is steeds meer meegevallen. Maar steeds moet hij ook maar in zijn dodelijke armoede terechtkomen. De mond moet ledig open gedaan worden. Zeer wijd, onbeladen. Men houdt nog geen zucht over om te zuchten. Wat loopt het dan toch laag af met de mens. U ziet het met uzelf nu misschien ook laag aflopen. Maar de Heere heeft hongerigen met goederen vervuld en rijken heeft Hij ledig weggezonden. Er behoeft aan het werk van de Middelaar niets toegedaan te worden. O, ik hoop dat alles er zo aan mag gaan bij u, dat een volle rijke Jezus alleen en volkomen uw gebrek zal kunnen vervullen.

Op die Middelaar heb ik toch altijd maar te wijzen. Een mens doet er alles aan om buiten die Middelaar bekeerd te worden. Maar ik hoop dat dit u niet zal gelukken. Hij moet alles voor uw ziel worden. Aan Zijn werk behoeft niets door u te worden toegedaan. Al het uwe mocht eens schoon zijn waarde voor u verliezen, opdat Zijn werk alle waarde voor uw ziel zal krijgen. Dan zult u zien hoe u het met al uw getob maar buiten die volle Fontein gezocht hebt. De Heere laat de mens soms zo maar lang ronddwalen, opdat men weten zal dat al wat men buiten die Persoon zoekt, maar gebroken bakken zijn die geen water houden. Buiten die Persoon is er bij God alleen maar verschrikking voor de mens te vinden. Hij roept het de schuldige mens toe: "Raap uw kramerij weg uit het land. Is er geen balsem in Gilead? Is er geen Heelmeester aldaar, want waarom is de gezondheid der dochter mijns volks niet gerezen? " Ik mag u dus nog een weg aanwijzen tot vervulling van uw ledige mond. Als uw mond werkelijk geheel ledig is, zeer wijd, onbeladen, dan zal de Heere die terstond rijkelijk verzaden. De man die aan u zit te schrijven, heeft een weg achter hem liggen. Hij is oud geworden, maar mag toch gedurig ervaren dat de Heere een gans ledige mond wil vervullen. Daarom kan hij anderen steeds de dienst van God nog aanprijzen. Maar men moet steeds maar weer aan de weet komen, dat men geen ledige mond wil hebben. Om met een ledige mond tot God zich te wenden, moet de Heere er steeds Zelf maar weer aan te pas komen. Ook weer als hij een brie: Qe aan een oud-catechisante moet schrijven. Maar hij ziet wel liever zo'n briefje van een oud-catechisante dan dat hij moet zien dat zijn oud-catechisanten zich wenden tot de winkels van eigen hulp, want die zijn er toch zoveel tegenwoordig. Dus doe uw mond maar wijd open. Het zal nu nog niet wijd genoeg zijn. Nooddruftigen tot Hem gevloden, en dat gans hulpeloos, wil Hij ten Redder zijn. De Heere doe het u ervaren. Ik hoop dit nog eens van u te mogen horen. Hartelijk gegroet en Gode bevolen, van je oudleraar en catechiseermeester.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juli 2005

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juli 2005

De Wachter Sions | 8 Pagina's