Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter zijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter zijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voorspraak

Met veel publiciteit heeft kardinaal Simonis 13 mei in de kathedraal van Roermond een Limburgse non, genaamd Anna Tauscher (1855 - 1938), zalig verklaard. Daarmee toonde Rome voor de zoveelste keer, niet veranderd te zijn. De zaligverklaring is de inleiding op een heiligverklaring.

Heiligen zijn naar roomse opvatting gestorven gelovigen die in hun leven uitgemunt hebben door bijzondere heiligheid. Waren zij op aarde hun medemensen al buitengewoon behulpzaam, zij zetten dat in de hemel voort. Door hun voorbede bij God helpen zij de mensen op aarde. Daarom mag men tot hen bidden om hun voorspraak in alle stoffelijke en geestelijke noden.

Voor een heiligverklaring is onder meer de erkenning van een wonder nodig. In Heerlen was een vrouw die al meer dan 25 jaar leed aan voetschimmel, waardoor ze haast niet meer lopen kon. Tot een pater haar aanried te bidden om de voorspraak van 'Moeder Maria-Teresa' (de kloosternaam van Anna Tauscher). Na enkele gebeden was ze plotseling genezen. Vorig jaar stelde de paus vast dat er een wonder had plaatsgevonden.

De leer van Rome betreffende de aanroeping en de voorspraak der heiligen is geformuleerd in een van de laatste zittingen van het concilie van Trente, op 3 en 4 december 1563. We laten het besluit letterlijk vertaald uit het Latijn volgen:

'De heilige synode draagt alle bisschoppen en overigen die taak en zorg voor het onderwijzen dragen, op om volgens het gebruik van de katholieke en apostolische kerk van de eerste tijden der christelijke religie af in zwang, en volgens de overeenstemming van de heilige vaderen en de besluiten van de heilige concilies, de gelovigen nauwkeurig te onderrichten, vooral over de tussenkomst der heiligen, hun aanroeping, de verering der relikwieën en het wettig gebruik der beelden, hen lerende dat de heiligen, tezamen met Christus regerende, hun gebeden voor de mensen aan God aanbieden;

dat het goed en nuttig is, hen smekende aan te roepen, en ten einde weldaden van God te verwerven door Zijn Zoon Jezus Christus onze Heere, Die alleen onze Verlosser en Zaligmaker is, tot hun (te weten der heiligen) gebeden, hulp en bijstand de toevlucht te nemen;

maar aangaande degenen die ontkennen dat de heiligen die de eeuwige gelukzaligheid in de hemel genieten, aan te roepen zijn; of die beweren dat zij voor de mensen niet bidden, of dat de aanroeping van hen opdat zij voor ons nog afzonderlijk zouden bidden, afgoderij is of strijdt met het Woord Gods en gekant is tegen de eer van de enige Middelaar Gods en der mensen Jezus Christus, of dat het dwaas is hen die in de hemel regeren met stem of gemoed te smeken: goddeloos is dezer gevoelen.'

In de daaropvolgende verklaring zei dit concilie, dat 'de heilige lichamen van de met Christus levende heiligen, die levende lidmaten van Christus en een tempel des Heiligen Geestes geweest zijn, door de gelovigen eerbiedig vereerd moeten worden, door dewelke vele weldaden door God aan de mensen bewezen worden'. Toen bekend werd dat 'Moeder Maria-Teresa' zalig zou worden verklaard, is haar graf in Sittard in het bijzijn van politie, burgemeester en bisschop geopend en verwijderde een arts de rechterhand van de vrouw. De botjes daarvan gaan nu de wereld over naar uitgekozen kloosters en kerken om ze als relikwie te vereren.

Het eerste wat ons in de concilieverklaring opvalt, is hoe waar Zondag 11 is van onze Catechismus (die in datzelfde jaar 1563 verscheen!): Geloven dan die ook aan de enige Zaligmaker Jezus, die hun zaligheid en welvaart bij de heiligen, bij zichzelf of ergens elders zoeken? Neen zij; maar zij verloochenen met de daad de enige Zaligmaker Jezus, ofschoon zij met de mond in Hem roemen. Want het concilie roemt Christus in deze uitspraak. Hij wordt de enige Middelaar Gods en der mensen genoemd. Ook zeggen zij dat de weldaden van God komen door Christus, 'Die alleen onze Verlosser en Zaligmaker is'. Dus de heiligen kunnen geen middelaar zijn, kunnen niets geven, kunnen niet verlossen. Het enige wat wij doen, zegt Rome dus, is onze nood aan een heilige voorleggen en hem of haar om voorspraak bij God vragen of Hij ons verhoren wil. Als dat een aantasting van de eer van Christus als enige Middelaar en Voorspreker zou zijn, dan zou men ook op aarde niet voor elkaar mogen bidden.

Ons antwoord daarop is een vraag: aarom roept men de heiligen aan? Want dat is het tweede wat ons in het conciliebesluit opvalt. Rome baseert haar leer, gelijk zij zegt, op Schrift en traditie, maar telkens weer blijkt dat typisch roomse leerstukken alleen op de traditie gegrond zijn. Zo is het ook hier. Het Schriftbewijs ontbreekt totaal. We vinden in de Bijbel geen spoor van aanroepen van gestorven heiligen, integendeel, het was Israël verboden de doden te vragen, Deut. 18:11, Jes. 8:19. Trouwens, hoe zouden zij die aanroepingen kunnen horen? Het oude volk beleed: braham weet van ons niet en Israël kent ons niet, Jes. 63:16. Zelfs tot de aartsvaders konden zij zich in hun nood niet wenden om hulp. Zie ook Job 14:21 en Pred. 9:5 en 6.

Rome pleegt daar twee bijbelplaatsen tegenover te stellen. Zegt Lukas 15:7 niet dat er blijdschap in de hemel is over elke zondaar die zich bekeert? En in Hebr. 12:1 worden de gelovigen opgewekt, met lijdzaamheid de voorgestelde loopbaan te lopen, met als bemoediging dat ze omringd worden door een wolk van getuigen, kennelijk de gestorven gelovigen van het voorgaande hoofdstuk. Maar in Lukas 15:10 blijkt duidelijk dat het daar gaat om een blijdschap onder de engelen. En in Hebr. 12:1 is de verklaring der kanttekenaars heel aannemelijk, dat 'waar wij ons keren in Gods Woord', wij de voorbeelden voor ogen vinden van wat standvastige en lijdzame volharding vermag.

Wanneer het in de Schrift over voorspraak gaat, wordt uitsluitend op Christus gewezen, Die voor Zijn kerk 'met Zijn voorbidding steeds tussentreedt bij de Vader'(Zondag 13). Zie 1 Joh. 2:1, Hebr. 7:25, Rom. 8:34 en vele plaatsen meer. Zijn Hogepriesterlijk werk aan Gods rechterhand is volstrekt genoegzaam.

Maar nu heeft Rome nog een argument, dat ons wellicht op het eerste horen ervan aanspreekt. Het aanroepen van de heiligen en smeken om hun voorspraak bij God en Christus komt voort uit de erkenning van eigen onwaardigheid en geringheid, zeggen zij.

Dat klinkt vroom en nederig. Maar het is het niet. Bijzonder treffend is wat hierover staat in Artikel 26 van onze Geloofsbelijdenis: 'Zo is dan alleen door een mistrouwen dit gebruik ingevoerd, dat men de heiligen onteert, in plaats van die te eren, doende hetgeen zij nooit gedaan noch begeerd hebben, maar hebben het volstandiglijk en volgens hun schuldige plicht verworpen, als blijkt uit hun schriften. En hier moet men niet voorbrengen dat wij het niet waardig zijn; want het heeft hier de mening niet dat wij onze gebeden op onze waardigheid zouden voordragen, maar alleen op de uitnemendheid en waardigheid onzes Heeren Jezus Christus, Wiens rechtvaardigheid de onze is door het geloof.' Men leze heel dit kostelijke geloofsartikel.

Wanneer wij iemand vragen ons te gedenken in het gebed, omdat we geloven dat die persoon eerder verhoord zal worden dan wij, omdat hij een heiliger leven leidt en zijn gebed daarom aangenamer zou zijn bij God, zijn wij rooms bezig. Toch kent de Schrift de voorbede voor elkander. Het is zelfs een gebod: idt voor elkander, Jak. 5:16, maar dan omdat het volgt uit de gemeenschap der heiligen. Ze zijn leden van één lichaam. Als één lid lijdt, lijden al de leden mede. Zo moet het althans zijn. Ze ondersteunen elkander in ziekten en noden. Verblijdt u met de blijden, en weent met de wenenden, Rom. 12:15. Daarom vraagt Paulus in zijn zendbrieven meermalen om voor hem en voor al de heiligen te bidden. Maar, en dat is het verschil met de roomse heiligenpraktijk, zij 'doen het naast elkander, in een gelijke graad, niet op hun eigen verdiensten of waardigheid, maar alleen in de Naam van Christus' (Arnoldus Rotterdam in zijn verklaring van Artikel 26 in Sions roem en sterkte).

Maar staat er dan niet in Jak. 5:16: en krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel? Zeker, maar daar staat achter: lia was een mens van gelijke bewegingen als wij, waarbij in de kanttekening gezegd wordt: Hetwelk daarbij gedaan wordt, opdat men niet zou menen dat Elia vanwege zijn grote ijver en godzaligheid enige verdienste in het bidden bij God zou hebben gehad, alzo hij zijn zwakheden ook gehad heeft en alleen uit genade door God is verhoord geweest.' Verhoring geschiedt enkel uit genade en niet op grond van iets bijzonders in de bidder.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 2006

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Ter zijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 2006

De Wachter Sions | 8 Pagina's