Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan een meisje,

De naam van het meisje is mij niet bekend en ook haar leeftijd niet, alsook de plaats waar ze woonachtig is. Maar ik hoop toch op haar schrijven in te mogen gaan, waarin ze me doet weten wat er zoal in haar omgaat. Ze bidt veel om bekering, maar vraagt zichzelf veel af of ze wel bekeerd wil worden. En toch is het wel haar begeerte om bekeerd te mogen worden. En het gebeurt ook wel dat ze in haar gebed er wel hoop op krijgt, maar verder gebeurt er maar niets.

In mijn antwoord aan haar wil ik verder nog wel wat meer op haar schrijven ingaan. Ik meen wel uit haar schrijven te begrijpen dat ze nog jong is. En dat doet me ook weer denken aan de bekende woorden van de Prediker: ”En gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen en de jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult: ik heb geen lust in dezelve.” En zo is dan dit schrijven ook gelijk bestemd voor alle jonge mensen die dit lezen. De jeugd ligt me na aan het hart en het doet me daarom leed als ik moet zien dat vele jongeren een verkeerde weg gaan. Het doet me ook goed, als ik mag zien dat er ook nog jonge mensen zijn die niet onverschillig staan tegenover hetgeen ze nog steeds wordt voorgehouden. Het meisje heeft mij geschreven dat ze kort geleden nog een preek in de kerk heeft horen lezen van een leraar die erop wist te wijzen dat het voor jonge mensen veelal te veel is om de zondag in Gods huis door te brengen. Maar hij wist ze dan ook de vraag te doen wat ze dan in de hemel moesten doen waar het altijd kerk is. Dat meisje vond dat heel mooi opgemerkt.

En daarom is het dat ik al wees op de bekende tekst die ons zegt dat we aan onze Schepper moeten gedenken in de dagen der jeugd en jongelingschap. Waar bestaat eigenlijk de ware bekering in? Wel, dan is het niet alleen het gewicht der eeuwigheid dat op ons drukt, maar we kunnen dan buiten de Heere niet langer zo voortleven. Het wil wat zeggen dat de mens van zijn Schepper gescheiden is en dus zonder God in de wereld is. Buiten God is het ware leven niet voor onze ziel te vinden. Alles waar de mens buiten God zijn vermaak in zoekt, kan hem geen ware vergenoeging geven, want dat alles roept de mens toe: bij mij is het niet, bij mij is het niet! De mens heeft eenmaal in zijn diepe val van God als zijn Schepper zich losgemaakt en zo heeft men de dood gekozen boven het leven. We moeten nu sterven en ontkomen daar geen van allen aan. Dat is de tijdelijke dood, waar een eeuwige dood aan verbonden is, die vreselijk zal zijn. Maar we zijn van nature ook geestelijk dood. Ja, we zijn eigenlijk vijandig dood. We begeren de gunst en de gemeenschap van onze Schepper niet meer. Maar het is niet alleen zo, dat hetgeen waar men het in zoekt geen ware vergenoeging geven kan, maar de kwade dagen blijven ook niet uit. En in die kwade dagen willen we wel graag door God geholpen worden, maar kan de Heere ons die hulp dan niet rechtvaardig onttrekken? Hoe het ook zij, Hij is onze Schepper en al zoeken we buiten Hem ons leven, we kunnen toch van Hem nooit geheel loskomen. En sterven is ook God ontmoeten en zo blijven we Hem dan ook niet uit de handen. Dus daarom heeft het woord van de Prediker ons zoveel te zeggen, als hij ons toeroept: ”En gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap!” Daar zullen we voor tijd en eeuwigheid alleen maar goed mee kunnen zijn.

Maar waar bestaat nu de ware bekering in? Wel, dat de vijandschap die in ons hart leeft tegenover onze Schepper verbroken wordt. Als ik dit zo schrijf, is dat voor velen wel een onbegrijpelijke taal. Men wil toch wel graag bekeerd worden? En men vraagt daar toch wel om, want men gaat toch liever naar de hemel dan naar de hel? Maar waarom gaan we liever naar de hemel dan naar de hel? We weten nog wel dat het verschrikkelijk zal zijn om voor eeuwig verloren te moeten gaan. Maar zo zoekt de mens ook meer zijn behoudenis dan dat het hem om God te doen is. Je hebt me zelf in je briefje geschreven dat je het zo mooi opgemerkt vond in de preek die gelezen werd, dat men het hier op aarde te veel vindt om zondags naar de kerk te gaan, maar dat het in de hemel eeuwig kerk zal zijn. Daar zal men zich niet vermaken in uitwendige dingen zoals velen zich de hemel voorstellen, maar daar zal men eeuwig zich in God mogen verlustigen. En dat trekt de mens van nature maar niet aan. Maar nu heb je me ook geschreven dat de woorden uit Psalm 27, als daar gesproken wordt op een wachten op de Heere, je ook wat te zeggen hebben gehad. David mocht in die Psalm zeggen: ”Eén ding heb ik van den HEERE begeerd, dat zal ik zoeken; dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, om de lieflijkheid des HEEREN te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel.” Zo mocht hij kerk houden. Hij mocht zijn verlustiging vinden in de dienst des Heeren, omdat hij die God en Zijn zalige dienst lief mocht hebben. Ik hoop dat het bij jou ook zo zal mogen zijn. In ieder geval bemerk ik wel uit je briefje, dat je het geluk van Gods volk hoog acht en dat je wenst om in datzelfde geluk ook te mogen delen. En daar zul je ook in mogen delen, als het zo bij je mag zijn dat de droefheid naar God een onberouwelijke bekering tot zaligheid zal mogen zijn. Daar moet je ook maar veel om vragen. Maar dan zul je ook aan de weet komen dat die God waar het je dan zo om te doen mag zijn, Zich zomaar niet door ons doet vinden. We zullen moeten weten welk een verschrikkelijke scheiding tussen God en de ziel de zonde teweeggebracht heeft en dat die scheiding zomaar niet weg te nemen is geweest. Er zal nooit plaats voor Christus komen, als we daar niet iets van te zien hebben gekregen.

Je hebt me ook geschreven dat het je gezegd wordt dat je er veel om moet bidden. En dat heb ik je ook te zeggen. Maar het is niet eender hoe we bidden. Ook heb je me geschreven dat het nog kort geleden gebeurde dat je het hart zo gemakkelijk voor de Heere mocht open leggen. Je bent echter ook bang voor zelfbedrog, zoals je me hebt geschreven. Je voelt dat het op een grote eeuwigheid aangaat. Maar zo heb je me toch ook gevraagd wat het dan zeggen wil, als er staat: ”Bidt, en u zal gegeven worden, zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden.” De Heere Jezus heeft deze woorden tot Zijn discipelen gesproken, maar dat ook met het oog op de weg die voor hen lag. Ze zouden Zijn Woord moeten gaan uitdragen. En daar zou ook veel voor hen aan verbonden zijn. Maar het moest ze ook bovenal om de geestelijke uitbreiding van Gods Koninkrijk te doen zijn. En och, ik hoop het in alle bescheidenheid te mogen zeggen, dat ik zo ook wel heb mogen bidden. Daarom wil ik nu ook nog graag je briefje beantwoorden en je daarin wijzen op het ene nodige. Als dat ene nodige er zal mogen zijn, zal de Heere wel voor de rest zorgen. Dan zou Hij ze geen slang geven, als ze om een vis zouden bidden. Het moest ze bovenal om Gods eer te doen zijn. Och, God is het toch zo waardig om gediend en gevreesd te worden. Ik kan je echt de dienst van God niet genoeg aanprijzen. En dat doe ik op deze wijze ook gelijk al de lezers. Als men God tot zijn deel krijgt, heeft men alles, voor tijd en eeuwigheid. Daarom schrijf ik nu ook maar op een eenvoudige wijze, want naar ik aanneem zit ik aan een jong meisje te schrijven. Je hebt op een zeer kinderlijke wijze je hart voor me blootgelegd. En ik wil je echt niet hard behandelen, maar in liefde wijzen op hetgeen waar je eeuwig goed mee zult zijn. Je schrijft me ook dat je de Christinnereize van Bunyan hebt gelezen. En je vond dat heel mooi en je bent jaloers op die Christin geworden. Je hebt het einde van die Christin gezien, maar het leven van die Christin zal ook jouw leven moeten worden. Ze heeft ook de nauwe weg moeten gaan die ten leven leidt. En och, mocht de keus nu zomaar in je ziel vallen, om ook liever met dat volk kwalijk behandeld te willen worden dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben. Dat mocht de onberouwelijke keus van Mozes zijn. De smaadheid van Christus achtte hij meerdere rijkdom te zijn dan de schatten van Egypte. Zulk een keus hebben ze allen mogen doen die de nauwe weg tot

het leven mochten bewandelen. Denk ook maar aan Ruth, die haar schoonmoeder mocht aankleven als Orpa haar verliet. Ze mocht tot die oprechte keus komen: ”Uw volk is mijn volk en uw God mijn God.”

Tot die keus zijn deze mensen ook biddende gebracht. Ze kwamen tot die keus niet in eigen kracht. De strijd is ze ook niet gespaard gebleven. Welk een moeilijke weg heeft Mozes toch ook moeten gaan, als hij eerst tot Farao moest gaan om hem te zeggen dat hij het volk moest laten trekken en als hij dan ook veertig jaar dat murmurerende volk in de woestijn heeft moeten leiden en verdragen. En Ruth heeft ook een weg moeten gaan waarin ze als een blinde werd geleid. Je hebt me geschreven dat Psalm 27 je wat te zeggen had. Daar wordt over een wachten op de Heere gesproken. Je vindt het ook allemaal zo lang duren. Ja, daar heeft de Heere ook een doel mee. De oppervlakkige bidders hebben meest het wildbraat zo gauw gevonden. Ze hebben daar zelf aan meegewerkt, zoals Jakob ook nog heeft gedaan. Maar Jakob moest er met zijn eigen werk tussenuit gezet worden. Men zal geen grond in zijn bidden over mogen houden. God komt altijd op Zijn Eigen werk terug op Zijn tijd en wijze. Het zalig worden zal een wonder voor ons moeten worden. Daarom brengt de Heere altijd Zijn volk op een plekje dat het niet meer kan. Dan is men uitgewerkt en uitgebeden. Ik hoop dat nog eens van je te mogen horen, als ik dat zelf nog beleven mag. Je moet misschien ook nog lang op deze brief wachten. Er zijn er meer die lang op een antwoord moeten wachten. Maar ik probeer ze allen beantwoord te mogen hebben als ik er niet meer ben. En als de Heere je nu ook lang laat wachten, dan mocht je dat maar aan Zijn troon binden. Dat heeft de Heere er ook meest wel mee op het oog. Hij hoort dat zuchten en kermen graag. Er moet plaats komen voor die dierbare Persoon des Middelaars Die voor zulke tobbers in de wereld is gekomen, die met al het zuchten en kermen geheel aan een eind gekomen zijn. Ik hoop dat je die Persoon tot je zaligheid zult mogen leren kennen. Hij is de meerdere Boaz, de Man Die niet rust voor Hij de ganse zaak voleindigd heeft. Het mocht je eens recht om die Man te doen zijn. Een mens zoekt altijd maar een weg buiten die enige weg die in Hem geopend is.

Je hebt in je schrijven aan mij de verzuchting geslaakt, dat de Heere in Zijn barmhartigheid nog eens naar je zal willen omzien. Maar die barmhartigheid bewijst Hij niet buiten het recht om. Je zult op een plekje moeten komen dat je het recht billijkt als de Heere nooit meer naar je om zal zien. De Heere moet Zijn recht verheerlijken in het straffen van de zonde. En toch wil Hij ook barmhartigheid bewijzen. Die barmhartigheid is ook een deugd van Hem waarin Hij Zich graag wil doen kennen. Maar om Zijn barmhartigheid te doen kennen zonder het recht te krenken, heeft Hij Zijn Eigen geliefde Zoon dat recht moeten doen verheerlijken door een diepe vernedering en een smartelijk lijden en sterven. En zo blinkt Zijn barmhartigheid ook nog zoveel te heerlijker uit. Je hebt me aan het einde van je briefje geschreven dat je hoopt dat je me nog eens zult kunnen meedelen dat de Heere in Zijn barmhartigheid naar je heeft willen omzien. En je hebt me ook gevraagd of ik nog voor je zal willen bidden. Dat mag je me vragen, want daar ben ik blij mee als jonge mensen me dat vragen. Mocht het zijn uit de rechte nood der ziel. Maar ik moet je ook weer zeggen dat je van alle mensen afgebracht moet worden. Dan wordt er wat gekend van wat de dichter zegt:

Daar alle hoop mij gans ontviel En niemand zorgde voor mijn ziel.

Ik hoop dat je in de voorbede van de Zoon van God begrepen mag zijn. Die bidt altijd nog in de hemel voor degenen die reeds toegebracht zijn en die nog toegebracht moeten worden. In Johannes 17 kunnen we Zijn hogepriesterlijk gebed beschreven vinden. En we horen Hem in dat hogepriesterlijk gebed zeggen: ”En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij geloven zullen.” Hij bad dus niet alleen voor Zijn discipelen, die al toegebracht waren, maar ook voor degenen die nog toegebracht moesten worden. Och, ik hoop dat je ook zo in de hogepriesterlijke bede van Christus begrepen mag liggen. Het heeft heel wat te zeggen, als Hij ook bidt voor degenen die nog toegebracht moeten worden. Die kunnen niet sterven voor hun bekering en die kunnen ook de zonde tegen de Heilige Geest niet doen, waar geen vergeving voor is te vinden. Maar het wacht op Gods tijd dat ze toegebracht zullen worden. En het wacht ook op de bestemde tijd dat de Heere Jezus Zich aan hen zal openbaren zoals Hij dat niet doet aan de wereld. Och, ik gun het je zo, dat je tot de kennis van die dierbare Persoon zult mogen komen. Het is geen kleine zaak als dat gebeuren mag. Het is een Goddelijke Persoon Die Zich dan door de ziel doet kennen. En als dat gebeurt, zal men een onuitsprekelijke liefde van die Persoon mogen smaken. Hij zegt in datzelfde hogepriesterlijk gebed: ”En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij gegeven hebt.” En ook horen we Hem nog zeggen: ”En opdat de wereld bekenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.” O welke veelbetekenende woorden zijn dat! God de Vader heeft Zijn Zoon lief met een onuitsprekelijke Goddelijke liefde. Zijn Zoon is aan Hem gelijk. Maar nu horen we Christus als de Zoon zeggen, dat God de Vader Zijn volk op een zelfde wijze liefgehad heeft. En dan zegt Christus verder ook nog in dat gebed: ”Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, Die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt.”

Die in die voorbede van Christus begrepen zijn, zullen dus allen in de hemel komen. Maar dat is dan een hemel zoals de mens van nature zich niet voorstelt. Men spreekt over de hemel als een heel mooie plaats met veel vleselijk genot, maar ik hoop dat jij een andere hemel mag leren kennen. Dat is een hemel waar men een onuitsprekelijke zaligheid zal mogen genieten in de gemeenschap van een Drieënig God. En daar zal Christus je ook een onuitsprekelijke liefde doen smaken. Als Hij Zich hier in dit leven door je zal willen doen kennen, dan smaakt men al zulk een liefde. Maar dat is nog maar een voorsmaakje van wat je tot in eeuwigheid te wachten staat. Al wat van de wereld is, zinkt daarbij in het niet weg. O, dan mag je wat dat betreft al een hemel hier op aarde vinden. De tegenheden die dit leven hier op aarde met zich meebrengt, blijven je dan ook wel niet gespaard, maar in die tegenheden zal men dan ook ondervinden wat het betekent om in die voorbede van Christus als die grote Hogepriester begrepen te mogen zijn. Och, ik kan je de dienst des Heeren niet genoeg aanprijzen. De tegenheden zijn mij ook niet gespaard gebleven, maar ik heb in zulke tijden juist in het bijzonder mogen ervaren wat het betekent om in de voorbede van die grote Hogepriester begrepen te mogen zijn. We horen Hem in dat gebed ook zeggen: ”Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van den boze.” Dus dan is men voor tijd en eeuwigheid gelukkig. Ik begrijp goed dat je graag voor de hel bewaard zult mogen blijven. Maar er zijn meerderen die dat begeren. Dat zijn hemelzoekers, maar geen Godzoekers. Ik hoop dat je een Godzoeker zult mogen zijn. Dan kan men buiten de Heere hier niet meer leven. En door dezulken die Hem zo mogen zoeken, zal Hij Zich zeker doen vinden. Maar die zullen dan ook weten hoe ze Hem mogen vinden. Die hebben eerst een gesloten hemel en een geopende hel voor zich gezien, want ze zullen weten dat ze tegen God gezondigd hebben. En die moeten tot de erkenning komen dat ze niet anders dan de hel verdiend hebben. Maar die gaan het verschrikkelijke daarvan gevoelen, daar ze zullen weten wat het zijn zal om eeuwig van die God en van Zijn volk gescheiden te moeten zijn. Maar door dezulken wil Hij Zich als een God van liefde doen vinden, daar Hij ze liefgehad heeft met een eeuwige liefde. En zo heeft Hij in Christus voor hen de weg geopend waardoor Hij ze genadig kan zijn. Nu, ik hoop dat je hart daar begerig naar uit zal mogen gaan. Dan zal de Heere Zich zeker op Zijn tijd zo door je doen vinden. Ik moet nu mijn brief besluiten en ik doe dat met de hartelijke gunning voor je, dat je maar mag blijven aanhouden bij de Heere, dan zul je mogen behoren bij de geweldigen die het Koninkrijk der hemelen met geweld innemen. En daar ben je nu nog voor in de tijd en in de mogelijkheid. De Heere mocht daartoe mijn schrijven aan je, ook met Zijn zegen willen bekronen. Dat is mijn wens en bede voor je.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 2007

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 2007

De Wachter Sions | 8 Pagina's