Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een brief van J.C. Philpot

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een brief van J.C. Philpot

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan de heer Isbell ¹)

Stamford, 17 sept. 1839.

Mijn waarde Vriend!

Ik gevoel behoefte om verschoning te vragen voor mijn nalatigheid in het beantwoorden van uw laatste vriendelijke en bevindelijke letteren. Evenwel moet ik hierbij melden dat er vele hindernissen waren, zo van in-als van uitwendige aard. Met reizen, prediken en het gaan van plaats tot plaats, heb ik mijn tijd zeer goed kunnen gebruiken.

Maar deze uitwendige beletselen hebben niet zo veel gehinderd als de inwendige. Soms onoverkomelijke traagheid en vermoeidheid, wellicht grotendeels ontstaande uit inspanning van het prediken; op andere tijden dodigheid en koudheid des harten; nu eens een gevoel dat ik niets kan schrijven dat de moeite waard is om te verzenden; en dan weer een bevreesdheid dat ik bedrieglijk en huichelachtig zal schrijven. Ik beveel mij daarom uwer vriendelijkheid aan, om mij te verschonen wegens mijn schijnbaar maar waarlijk niet opzettelijke nalatigheid en vergeten van u.

Welk een massa van vuilheid en dwaasheid, blindheid en onwetendheid, bedrog en geveinsdheid, vleselijkheid, zinnelijkheid en duivelse geaardheid zijn wij! Geneigd tot alles wat kwaad, en afkerig van alles wat goed is; samenspannende met de zonde, haat tegen heiligheid, hemelsgezindheid en geestelijkheid; welke aardsgezinde ellendigen, schuldige monsters, verfoeilijke schepselen zijn wij!

En wanneer onze gemoederen somtijds opgetrokken worden in geloof en tederheid, en hijgen naar de levende God, hoe spoedig, hoe onmiddellijk als het ware zinken wij wederom in ons aardsgezind eigen-ik in, terwijl wij ten enenmale onbekwaam zijn onszelf daar weer uit op te heffen, totdat de gezegende Geest ons opricht.

Wat aanvallen van ongeloof, bewegingen van wantrouwen, begeerlijkheden en wellusten, toegeven aan zorgeloosheid, wegkwijning van geloof, hoop, liefde en ijver; ja, welk een heirleger van onbehagelijkheden wonen in onze arme ziel. ”Die al uw krankheden geneest”, zegt David.

Welnu, de ziel heeft vele ongemakken, en ik zou haast denken dat er enige overeenstemming is tussen het lichaam en de ziel in hun krankheden, en dat een Schriftuurlijke en geestelijke vergelijking tussen die beide kan gemaakt worden. Doch allen hebben een tweevoudige genezing nodig, nl. dat wondervolle geneesmiddel, dat Johannes zag vloeien uit de doorstoken zijde van de Verlosser: loed en water; het ene om te genezen en het andere om te wassen; het ene om te verzoenen en het andere om te reinigen. Rechtvaardigmaking door het bloed (Rom. 5:9), en heiligmaking door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing des Heiligen Geestes.

Ik gevoel maar weinig Godsdienst te hebben, maar eveneens weet ik dat zij die veel menen te bezitten, niet met al hebben. Ik ben afgebracht van hetgeen zij aanbidden en vereren. In mijn consciëntie is een 'Tekel en Ikabod' geschreven op vele belachelijke dingen, die bij honderden voor Godsdienst doorgaan. Wat ik vernietigd heb kan ik niet weer opbouwen, tenzij ik mijzelf tot een overtreder stel; en aldus naakt, ledig en ontbloot van schepsels godsdienst, menselijk geloof, vleselijke gerechtigheid, en uitwendige heiligmaking, bevind ik mij vaak in mijn gevoel ontdaan en ledig van Godsdienst, hoedanig ook.

Als ik alleen kan geloven wanneer het geloof wordt gegeven; kan hopen wanneer de Geest het anker uitwerpt; kan liefhebben wanneer Goddelijke genegenheden worden opgewekt; kan bidden wanneer een geest der genade en der gebeden wordt meegedeeld; heilig en geestelijk kan zijn, wanneer hemelsgezindheid in mij gewrocht wordt - wat ben ik en waar ben ik dan, wanneer ik die Goddelijke mededelingen derf? - een ellendig wezen, zonder Godsdienst!

O, zeg het niet in Plymouth, verkondig het niet in de straten van Devonport, dat er zulk een ellendige kan wezen, die geen Godsdienst heeft, behalve wat, wanneer en hoedanig God. die geeft!

Methodisten, Ranteristen, Baptisten, Independenten, Calvinisten en Hawkerianen zullen tezamen hun handen als in vrome verschrikking opheffen en uitroepen: Leeft er zulk een mens, die dán alleen ziet, wanneer hij licht heeft; hoort, als er gesproken wordt; loopt, als hij getrokken wordt; gevoelt, wanneer het Goddelijk gewrocht wordt; en spreekt wanneer hij iets te zeggen heeft? Wat wordt er dan van al onze Godsdienst, familiegebeden en persoonlijke Godsvrucht, voortgaande heiligheid, prediken, lezen, bidstonden, liefdemaaltijden, gereformeerdheid, godsdienstige voorrechten, en morgen-en avondoefeningen?

Zucht er een ellendige, wiens grote oogmerk, gebed en begeerte is, om als leem te zijn en God als zijn Pottenbakker te hebben? Ja, meer dan een, of een dozijn, of een twintigtal, ik vertrouw, dat er zulke ellendigen in menigte zijn op het gelaat des aardrijks, die drek verspreiden op de vrome aangezichten van menselijke godsdienstigen (Mal. 2:3).

Het is waarlijk een onvergeeflijke belediging om niets te zijn; en een geestelijke bedelaar en bankroetier is evenzeer geminacht en gehaat bij de rijke Laodicese kerken van onze tijd, als een hulpeloos, in lompen gehulde schavuit bij een op zijn rijkdommen roemende, lekkerlijk levende raadsheer.

Wat de godsdienst van duizenden aangaat, ik heb hem voor omtrent negen jaren doorgehaald; en steeds kleeft het mij aan gelijk pek. Och, betoverd en opgesierd als ik was, als een aangenaam jong mens, was ik zo beminnelijk, heilig en geestelijk; maar toen krankheid en verzoekingen, twijfelingen en angsten, aanvallen van ongelovigheid, opwellende verdorvenheden en een diepgaande overtuiging van al het nietswaardige behalve Goddelijke onderwijzing en van de hemel gezonden Godsdienst, mijn betovering en versieringen wegnamen en mij naakt lieten staan, - en naarmate ik mijzelf leerde beschouwen, begon ik ook andere te wegen - , ach, toen werd ik iemand van een slechte geest, en in menig oog een ware duivel. En wat is mijn overtreding, en wat is mijn zonde, dat zij mij zo hittiglijk najagen en vervolgen? Dat ik het schepsel voor niets verklaar, en Christus Alles in aIlen! O, dat ik mij dagelijks meer in mijn vuilheid en nietigheid lere kennen, en Christus in mij verheven worde als mijn wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en verlossing.

Ik heb verstaan dat gij in die grote ijskelder, Exeter, geweest zijt; dat verblijf van dodigheid, onwetendheid en ketterij. Het zou mij verheugen te horen, dat uw boodschap ten zegen was in die stad, met haar vele kerken, waar de kracht der levende Godzaligheid zo weinig gevoeld en gekend wordt. Het verblijdt mij te horen, dat mijn betrekkingen gebruik maken van uw bediening, en dat gij ze nu en dan eens bezoekt. Mocht de Heere het woord aan hun zielen zegenen.

Mijn borst heeft veel geleden van het vele prediken, doch het is door genade nu weer beter. Gij hebt misschien nog geen ondervinding gehad van de vermoeienis en het afmattende der prediking uit-en inwendig. Het zal wel komen wanneer gij onvermoeid en ijverig voortwerkt. Ik wil daarmee zeggen, dat gij het zonder noodzaak niet te zwaar opneemt; mijn vriend Tiptaft heeft het deswege bijna moeten opgeven.

Dat de Heere u leide en besture; Zijn vrees diep in uw hart plante; u vele liefelijke getuigenissen geve van Zijn gunst, en u zegene en ten zegen stelle.

Uw toegenegen vriend,

1) De heer George S.B. Isbell was leraar van een particuliere baptistenkapel te Bath. Hij stierf op 6 maart 1860, in de ouderdom van 45 jaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 augustus 2007

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Een brief van J.C. Philpot

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 augustus 2007

De Wachter Sions | 8 Pagina's