Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De wederhouder

'Antichrist nog weerhouden door de wet' stond er boven het artikel waarin het RD verslag deed van de eerste lezing van ds. P. den Butter op de Haamstedeconferentie. Het verslag vermeldde daarvan: 'Het enige obstakel dat de komst van de antichrist tegenhoudt, is de wet. Als de wet helemaal weg is, kan hij doen wat hij wil.' Dat leidde ds. Den Butter kennelijk af uit 2 Thessalonicenzen 2. Daar schrijft Paulus over de komst van de antichrist. De twee verzen waarom het gaat, de verzen 6 en 7, luiden als volgt: 'En nu, wat hem (de antichrist) wederhoudt, weet gij, opdat hij geopenbaard worde te zijner eigen tijd. Want de verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht; alleenlijk die hem nu wederhoudt, die zal hem wederhouden, totdat hij uit het midden zal weggedaan worden.'

De gemeente van Thessalonica was in verwarring gebracht door mensen die verkondigden dat de jongste dag elk ogenblik kon aanbreken. Paulus zet uiteen, dat voorafgaande aan Christus' wederkomst eerst de grote afval komen zal en de mens der zonde, de zoon des verderfs (hij bedoelt daarmee de antichrist) zich in al zijn vreselijkheid zal openbaren.

Hij tekent de antichrist in diens zelfvergoding, alzo dat hij in de tempel Gods als een God zal zitten (vers 4). De antichrist is dus bij uitstek religieus. Hij kan alleen voortkomen uit een eens christelijke en nu ontkerstende wereld. De antichrist is een totalitaire macht die als resultaat van een lange ontwikkeling, maar toch ineens, plotseling, de wereldheerschappij zal bezitten. Zijn toekomst (in het Grieks staat het woord parousia, hetzelfde woord dat de apostel dikwijls gebruikt voor de komst van Christus ten oordeel) zal zijn naar de werking des satans, in alle kracht en tekenen en wonderen der leugen (vers 9). Men vergelijke Openbaring 13 en 17. Daar wordt over de antichrist gesproken in termen die duidelijk heenwijzen naar Rome. Maar de volle openbaring van de antichrist wordt nog door iets tegengehouden. Hoewel de verborgenheid der ongerechtigheid al gewerkt wordt, is er iets dat de volle uitbarsting van het kwaad nu nog weerhoudt, zo doet Paulus de Thessalonicenzen weten.

Deze woorden hebben de uitleggers veel moeite gegeven. Dat is vooral omdat de apostel in vers 6 spreekt van iets wat, en in vers 7 van iemand die de antichrist tegenhoudt, evenwel zo dat het duidelijk is dat die beiden nauw verband houden met elkander.

De oudste ons bekende verklaring, die ook thans nog wel het meest naar voren wordt gebracht, is, dat Paulus met 'wat hem wederhoudt' de Romeinse staat heeft bedoeld en met 'die hem wederhoudt' de keizer van Rome. We vinden deze uitleg reeds bij de christenjurist Tertullianus, die omstreeks het jaar 200 heeft geleefd en vervolgens bij vele kerkvaders van de oude kerk.

De achterliggende gedachte daarvan is, dat het Romeinse rijk een rechtsstaat was, met een vaste en geregelde organisatie, berustend op wetten en als zodanig een bescherming van zijn burgers tegen de bandeloosheid en wetteloosheid van de mens der zonde, de zoon des verderfs.

Vandaar dat men in de oude kerk, volgens het getuigenis van dezelfde Tertullianus, placht te bidden dat het Romeinse keizerrijk nog lang mocht bestaan, als wederhouder van de komst van de antichrist. Augustinus was er ook van overtuigd, dat de Romeinse keizers deze opdracht van Godswege gekregen hadden. Vandaar, dat toen in 410 de stad Rome verslagen en ingenomen werd door Alarik, de vorst van het volk der Goten, de ontsteltenis onder de christenen groot was. Toen de bekende kerkvader Hieronymus in Bethlehem ervan hoorde, sprak hij de verwachting uit, dat de komst van de antichrist en het einde van de wereld nu voor de deur stonden. Wie die antichrist zou zijn, daarvan had geen van deze mannen een notie. De overtuiging dat het pausdom de in de Schrift voorzegde antichrist was, rijpte in de Middeleeuwen in groepen als de albigenzen en waldenzen en bij enkele moedige mannen in de kerk, zoals Joachim van Fiore en John Wiclif. Luther knoopte bij hen aan en gaf daarmee een nieuwe inhoud aan het gevoelen dat het Romeinse keizerrijk de wederhouder was geweest: Zolang de Romeinse keizers de baas waren, kreeg het pausdom geen kans om wereldlijke macht tentoon te spreiden. Maar toen barbaarse volken het Romeinse rijk ten onder brachten, en zo de wederhouder 'uit het midden werd weggedaan' maakte het pausdom van de gelegenheid gebruik om naar de geestelijke en wereldlijke heerschappij te grijpen.

Deze verklaring kreeg brede aanhang zowel onder gereformeerden als onder lutheranen en andere protestanten.

Toch blijft er iets wringen. Neen, wij willen er geen duimbreed van afdoen, dat we in het roomse pausdom de antichrist hebben te zien. Maar de verklaring dat Paulus met de wederhouder het Romeinse keizerrijk bedoeld heeft, stuit toch wel op bezwaren. Het moge waar zijn, dat de eenheid, vrede en orde in het Romeinse rijk bevorderlijk zijn geweest voor de evangelieprediking, maar het rijk kon zijn eenheid alleen bewaren dankzij een religieuze fundering in de keizerverering. De massaliteit van het rijk vroeg om een algemene staatsgodsdienst. Keizer Augustus noemde zich 'Gods Zoon' en beval voor zich tempels te bouwen, waar de eredienst tevens moest geschieden voor de godin Roma. De eerste van deze tempels verrees in Pergamum, in Openb. 2:13 veelbetekenend de troon des satans genaamd. Latere keizers, zoals Caligula, Nero, Domitianus, Trajanus, lieten zich als goden vereren. De christenvervolgingen in de eerste drie eeuwen waren dan ook geen incidenten, maar onvermijdelijk. De christenen werden als staatsgevaarlijk beschouwd, omdat zij weigerden mee te doen aan de offerdiensten en de keizerverering. Vandaar telkenmale tijden van bloedige vervolging.

Het Nieuwe Testament staat positief tegen de overheid als dienaresse Gods, Romeinen 13. Maar tegelijk is de verplichting om de keizer goddelijke eer te bewijzen reden dat de overheid van Rome in het laatste bijbelboek zo scherp veroordeeld wordt. Wat dat betreft is het pauselijke Rome feitelijk de rechtlijnige voortzetting van het keizerlijke Rome.

Het is, goed beschouwd, dan wel heel vreemd, dat de val van het Romeinse heidendom (een overwinning voor Christus' Koninkrijk) het wegnemen van de wederhouder van de antichrist zou zijn. Daar komt dan nog bij, dat het wegvallen van de wederhouder door de apostel typisch getekend wordt als een verschijnsel tegelijk met de grote afval in het laatst der dagen. Wie bij de wederhouder alleen denkt aan de Romeinse staat, moet wel tot de conclusie komen, dat Paulus' voorzegging al meer dan 1400 jaar geleden in vervulling is gegaan, en ons voor de tijd waarin wij nu leven, weinig meer te zeggen heeft.

Er zijn dan ook andere uitleggers, die bij de woorden van Paulus niet speciaal aan het Romeinse rijk denken, als wel aan de rechtsstaat in het algemeen. Zij willen die zien als een blijk van Gods algemene genade waardoor er ondanks de zondeval nog een menselijke samenleving mogelijk is. Krachtens de algemene genade is er onder de mensen nog besef van eerbied, ontzag, respect, naastenliefde, verantwoordelijkheid, is er nog gezinsleven, maatschappelijk leven en staatkundig leven mogelijk. Dat, zeggen deze uitleggers, is de wederhoudende macht die Paulus bedoelt, waardoor de mens der zonde, de zoon des verderfs zich nog niet zo kan uitleven als hij wel zou willen. De 19 e - eeuwse nieuwtestamenticus Th. Zahn heeft dit vooral benadrukt. Hij zag in de wederhouder dan ook concreet de macht van de wet in de zin van een algemene rechtsorde. Het zou ons niet verbazen, wanneer ds. Den Butter in deze zin gedacht heeft. Tegen de ongerechtigheid (vers 7) en de ongerechtige (vers 8), letterlijk de wetteloosheid en de wetteloze verheft zich dan een wettelijk geordende samenleving, die in onze westerse cultuur uiteindelijk gefundeerd is in het Romeinse recht. Die rechtsstaat is als een dijk die de doorbraak van de wetteloosheid nog tegenhoudt.

We willen niet miskennen wat we nog bezitten in de Nederlandse wetgeving. Duidelijk vertoont zij de sporen van het christelijk verleden van ons volk. Maar als wederhoudende macht zoals Paulus die bedoelt tegen de mens der zonde, de zoon des verderfs, zijn staatswetten van een moderne democratische samenleving ten enenmale ontoereikend. Immers, de wetteloosheid van de Gode vijandige wereld is geen overtreding van menselijke wetten, maar rechtstreekse opstand tegen de autoriteit Gods.

Weer anderen, onder wie prof. dr. V. Hepp in zijn boek 'De antichrist', hebben aan de aartsengel Michaël gedacht, op grond van Daniël 10:13 en 21 en Openbaring 12:7. Maar dat is puur een gissing, waarvoor genoemde teksten onzes inziens te weinig aanknopingspunten bieden.

We hopen er de volgende keer nog op terug te komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 september 2007

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 september 2007

De Wachter Sions | 8 Pagina's