Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een evangelist onder de indianen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een evangelist onder de indianen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

John Eliot is vooral bekend gebleven als zendeling onder de indianen. Daarbij arbeidde hij onder de Mohikanen, een stam die behoorde tot de oorspronkelijke indiaan­se inwoners van Amerika. Onder hen preekte hij, voor hen heeft hij de Bijbel vertaald en samen met hen heeft hij zegen op zijn arbeid ondervonden. Toch is het niet afgelopen met deze indiaanse stam en je kunt je afvragen of het niet gelukkig was, dat Eliot het niet meer heeft meegemaakt dat het volk waaraan hij zijn beste krachten had gegeven ten onder ging.

Wie zich bezig houdt met het leven van Eliot stuit al snel op een gebeurtenis die typerend voor hem genoemd kan worden. Het gebeurde namelijk in 1631 dat John Eliot met een groep puriteinen per schip de overtocht maakte naar Amerika, het werelddeel waarin hij predikant zou worden. Toen het schip voor anker lag, kwam een kano langszij met daarin twee Indianen, de hoofden gedeeltelijk kaalgeschoren en om hun nek halskettingen. De kapitein van het schip herkende hen en vertelde zijn passagiers dat een van hen een hoofdman was, 'een zeer goede Indiaan'. Eliot vroeg: 'Is hij een christen? ' De kapitein moest het antwoord op deze vraag schuldig blijven, wel zei hij nog: 'Ik weet alleen dat Indianen geloven in een soort geest, Manito geheten en in een duivel Obbomoch.'

Eliot wist voorlopig genoeg, maar zijn vraag typeert hem wel: het bleek dat hij als geen ander in zijn tijd geïnteresseerd was in het heil van de Indianen. Alles heeft hij dan ook gedaan om hen met het christendom in aanraking te brengen. Zijn tijdgenoten waren zich daarvan bewust, de onder ons nog bekende Thomas Shepard zei eens: 'Toen wij bij onze haardsteden zaten vanwege de grote kou, trok John Eliot de bossen in om het Woord van God te verkondigen onder de indianen.'

John Eliot was in 1604 geboren. Hij studeerde in Cambridge, niet lang daarna werd hij een medewerker van Thomas Hooker. In deze tijd kwam Eliot tot bekering. Later zei hij hierover: 'Aan die plaats werd ik geroepen door de oneindige rijkdom van Gods genade in Christus Jezus aan mijn arme ziel; want hier zei de Heere tot mijn dode ziel: Leef! En door de genade van Christus leef ik en zal ik eeuwig leven. Zo was ik daar. Toen zag ik, en nooit daarvoor de kracht der Godzaligheid in haar levendigheid en uitwerking.' Eliot besloot ook om Thomas Hooker te volgen toen deze naar Nieuw-Engeland (Amerika) ging. 27 jaar was hij oud toen hij de oversteek maakte.

John Eliot werd predikant in Roxbury. Zijn kerk daar stond op een rots. De gemeenteleden daar leerden hem kennen als een gelovig en trouw herder en leraar. Zoals zoveel puriteinen kende hij een strenge zondagsheiliging; men herinnerde zich nog lang de uitspraak van hem: 'Arme sabbatten maken arme christenen.' Hij had een hoge opvatting van zijn ambt. Vaak was hij in gebed om zijn werk zo getrouw mogelijk waar te nemen. Van zijn preken maakte hij veel werk, studeren achtte hij noodzakelijk; hij zei wel eens in dat verband: 'Er is olie vereist voor de dienst van het heiligdom, maar het moet gestoten, geslagen olie zijn. Moge de Heere ons altijd door een goede studie aan geslagen olie helpen, opdat er in onze preken geen knopen onopgelost zullen blijven en er een helder licht gegeven mag worden in Zijn huis.'

IJverig nam hij ook de catechisaties waar; verder had het onderwijs zijn aandacht en hij vond het 'het zwaarste en droefste teken van alle slechte tekenen die op ons liggen' als bij kinderen opvoeding en opleiding te wensen overlieten.

Daarbij was hij vermaard vanwege zijn liefdadigheid. Die ging wel eens iets te ver, meenden zijn gemeenteleden en op een dag hadden ze er iets tegen gevonden. Aangezien ze wisten dat hij vrijwel al zijn geld weggaf, probeerden ze hem tegen zichzelf te beschermen door hem een buidel te geven die ze heel strak hadden dichtgeknoopt. Zo zou hij er dan geen kleine bedragen uit kunnen halen. Maar het liep iets anders, want toen Eliot op weg naar huis was, ontmoette hij een arme vrouw die hem om een aalmoes smeekte. Hij probeerde de buidel open te maken, maar dat lukte dus niet. Toen gaf hij de hele buidel aan de vrouw met de woorden: 'De Heere wenst niet dat ik er iets van achterhoud, want de buidel is te strak dichtgebonden.'

Toch maakten al deze zaken hem niet uniek onder de predikanten in Amerika in de zeventiende eeuw. Wat hem wel uniek maakte, was zijn aandacht voor de zending onder de oorspronkelijke inwoners in dit werelddeel, de Indianen.

Eliot bezocht hun dorpen en kwam zo in contact met de bewoners. Zware tochten moest hij daarvoor maken door de moeilijk begaanbare bossen en onder barre weersgesteldheden. Eens schreef hij in een brief: 'Ik ben drie dagen en drie nachten niet droog geweest. Van de derde tot de zesde dag dat ik reisde, ben ik zo voortgegaan in de stromende regen. 's Avonds trok ik mijn laarzen uit, dan wrong ik mijn sokken uit en trok ze weer aan, en ik reisde maar verder. Maar de Heere is bij mij en Hij helpt mij en ondersteunt mij en ik heb op het Woord des Heeren mogen zien: 'Gij dan lijd verdrukkingen, als een goed krijgsknecht van Jezus Christus.'

Om de taal beter te leren nam Eliot een paar jonge Indianen in huis. Hij vorderde met hun spraak en in 1646 was hij zover gevorderd dat hij in het Indiaans kon preken. In september van dat jaar bezocht hij een gezelschap van Mohikanen en bad hij met hen in hun eigen taal. Zijn woorden vonden ingang bij sommige Indianen en er werd een zendingspost gesticht, die Nonandum werd genoemd. Om hem bij te staan werd in 1649 een 'Society' opgericht voor de verkondiging van het Evangelie in Nieuw-Engeland. Het is de oudste particuliere zendingsvereniging. Deze vereniging steunde Eliot vooral financieel. Hij was inmiddels ook begonnen met het vertalen van de Bijbel in het Mohikaans, de taal van de Indianen. In 1661 was het werk gereed, en het werd de eerste volledige Bijbel, die ooit in een Engelse kolonie is gedrukt. De vertaling was een enorme prestatie voor een man, vooral gezien het gegeven dat het Mohikaans als buitengewoon ingewikkeld bekend stond.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 november 2007

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Een evangelist onder de indianen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 november 2007

De Wachter Sions | 12 Pagina's