Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan twee jonge meisjes uit één gezin.

Beste meisjes,

Samen hebben jullie je hart in een briefje voor mij uitgestort. De één van jullie is 15 jaar en de ander is 18 jaar. En jullie zitten samen met dezelfde vragen. Ik heb van jullie mogen weten waar de brief vandaan komt, maar voor de mensen willen jullie dat liever niet weten. Beiden zijn jullie bang om te sterven en om dan voor eeuwig verloren te moeten gaan. Jullie kunnen beiden er haast niet van slapen en eten als je daaraan denkt. Het is wel jullie beider vragen de gehele dag door of de Heere je zou willen bekeren en je harde hart zou willen verbreken. En zo vragen jullie steeds of de Heere met Zijn Woord en Geest in je hart zou willen komen wonen en werken. Maar je hebt een gevoel alsof de Heere je daarin niet verhoort, want het blijft zo leeg van binnen. En nu vraag je mij of je toch zo door mag gaan met dit aan de Heere te vragen, want je mag de Heere toch ook niet dwingen? En verder zijn er dan nog wel meerdere vragen, die je zelf niet kunt beantwoorden.

Nu, ik wil je wel zeggen, dat ik er toch nog blij mee ben als ik van jonge mensen zo'n briefje krijg. Zelf ben ik oud geworden en heb al jong de vergankelijkheid van het leven in deze wereld leren zien, maar ga die nu in mijn ouderdom nog meer zien. Juist liep ik deze dagen een klein eindje over straat en zag de mensen zo bezig in hun werk, maar kreeg er een diepe indruk van, hoe arm dat toch de mens is als men niet anders dan deze wereld heeft. Deze wereld gaat voorbij met al haar begeerlijkheid. We krijgen hier allen een klein tijdje te leven, want al worden we oud, dan is de tijd nog kort bij de eeuwigheid vergeleken die voor ons aanstaande is. Nu ik zelf oud geworden ben, zie ik het veel meer in dan dat ik het ooit eerder heb kunnen denken, dat de tijd die ons gegeven wordt hier op aarde, ook al worden we oud, toch maar zo kort is. Bij de eeuwigheid vergeleken betekent die tijd eigenlijk niets. En nu worden we allen nog niet eens oud. Dus zouden we niet moeten vragen met de dichter: Leer ons de tijd des levens kost'lijk achten?

Ik voel me er nu dan ook wel toe gedrongen om deze gelegenheid waar te nemen om jullie en al de lezers nog eens in liefde en met ernst te wijzen op de waardevolle tijd des levens die ons hier op aarde geschonken wordt. We zijn hier in dit leven geplaatst en we moeten ook door dit leven zien te komen. Ieder krijgt hierin zijn of haar beroep te vervullen, want in deze wereld moet toch ook alles door blijven gaan. Maar we zien toch ook hoe arm het is, als de mens alleen maar aan dit leven in deze wereld denkt. Alle mensen weten toch dat ze moeten sterven, want dit kan niemand tegenspreken. Het is de mensen gezet eenmaal te sterven, zo leert ons Gods Woord. Men kan heel Gods Woord verwerpen, maar deze waarheid is niet te loochenen. Maar als men dit niet loochenen kan, is het andere toch ook wel waar wat erop volgt, als er niet alleen staat dat het de mensen gezet is eenmaal te sterven, maar ook: en daarna het oordeel. Maar van dit laatste willen velen toch wel niet weten, al is het dat er niet alleen bij de natuurlijke mens een aangeboren bewustzijn is van het Godsbestaan, maar ook van het eeuwig voortbestaan. Maar o, wat is de mens toch arm, ja blind en dwaas, als men zijn leven alleen aan deze wereld geeft alsof men hier altijd blijft en alsof er niet anders dan deze wereld is. En dan zeker een wereld met veel genot? Is ons ganse leven al niet een gestadige dood? Het uitnemendste van dit leven is moeite en verdriet. Maar we zien de groten van deze wereld ernaar streven om een vooraanstaande plaats in te nemen. Als het tijd wordt voor een presidentsverkiezing, zien we wel hoe het niet ontbreekt aan bepaalde personen die ernaar streven om hierin een leidinggevende plaats in te nemen. Onder die leiding zal het dan wel goed gaan. O hoe arm toch!

Gods Woord wordt altijd als waarheid bevestigd. En ik wil dan ook in dit schrijven Gods Woord maar laten spreken. In het bijzonder moet ik dan weer denken aan de woorden die we vinden in de eerste zendbrief van de apostel Johannes, in het tweede hoofdstuk en daarvan het 17e vers, waar we lezen: ”En de wereld gaat voorbij en haar begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid.” Er is nog een boekje van mij over het Woord des levens, waarin we een samenbundeling vinden van meditaties die ik jaren geleden in ons blad geplaatst had. In geheel dat boek kan men een korte verklaring van de brief van de apostel Johannes vinden. Dus ook deze woorden waar ik nu weer iets over schrijven wil, kan men er kort in toegelicht vinden. De apostel spreekt dus in die tekst over het voorbijgaan van de wereld en over een blijven in der eeuwigheid. Het woord voorbijgaan doet ons heel wat denken. Iets wat aan ons voorbijgaat, zien we slechts een ogenblik, want even later zien we het niet meer. Maar iets wat blijft is bestendig. En nu wordt er van de wereld gezegd, dat die voorbijgaat. Die wereld waarin wij leven en die naar onze waarneming erg groot is en ons veel te zien geeft, gaat dus voorbij. Dat leert Gods Woord ons duidelijk. Eens zal het einde van de tijd hier op aarde gekomen zijn. In deze wereld is er veel te doen geweest. En aan al wat voor het oog begeerlijk is, ontbreekt het in deze wereld niet. Maar de apostel laat aan de woorden waarvan ik jullie de betekenis even onder het oog wil brengen, iets voorafgaan, wat ons in het bijzonder in de dagen van onze jeugd zeer veel te zeggen heeft. We horen hem zeggen: ”Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is, namelijk de begeerlijkheid des vleses en de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens, is niet uit de Vader, maar is uit de wereld.”

De apostel spreekt dus over wat in de wereld begeerlijk voor ons is. De ogen vestigen zich daarop en het komt voor onze ogen als zeer begeerlijk voor. In het bijzonder als we nog jong zijn, verwachten we nog zoveel van de wereld voor het leven dat we voor ons zien. En God heeft die wereld wel goed geschapen. En ook heeft Hij de mens daarin goed geschapen. In het bijzonder als Hij de mens geschapen had, lezen we dat God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Maar de rechtschapen mens is van zijn Schepper afgevallen en nu is het aardrijk om zijnentwil vervloekt. Maar de mens is door die val ook zo gans verdorven geworden. Men is nu een hater van God en van zijn naasten geworden. En men zoekt voor zichzelf ook niet anders meer dan wat voor het vlees begeerlijk is. En al wat voor het vlees begeerlijk is, ligt gekant tegen Gods wet. En die wet is volmaakt, want het is een wet der liefde, waarin God ons voorschrijft wat voor de mens zeer heilzaam en gelukgevend is. We hopen ook nog wel iets te schrijven over de woorden die hierop volgen, als de apostel zegt: ”maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid.” Al wat we naar de begeerlijkheid van het vlees zoeken, is tijdelijk en voorbijgaand. En dat niet alleen, want voor de tijd waarin het zeer begeerlijk voor ons is, is er soms ook al iets wat ons kwelt en de begeerlijkheid dus overstemt. Maar verder zien we ook steeds, dat er wat op volgt wat zeer onaangenaam en verdrietig voor ons is. Gods Woord geeft ons daar de vele voorbeelden van. We hebben maar aan een Haman te denken, die tot zulk een hoge eer verheven was aan het hof van de koning Ahasvéros. De koning had bevolen dat men zich voor hem neer zou buigen! Maar Mórdechai deed het niet. We kennen verder de geschiedenis. Men had de galg voor Mórdechai klaargemaakt. Haman heeft niet kunnen denken dat hij even later er zelf aan zou hangen. Nog even te voren zat hij aan de maaltijd van de koning en van de koningin.

Och, het is toch zo arm, als de mens het zoekt en opgaat in wat in deze wereld voor het oog begeerlijk is! Het hart heeft zelfs in het lachen nog smart, maar het laatste ook van alle blijdschap is droefheid. We horen de wijze Spreukendichter zeggen: ”vermoei u niet om rijk te worden, sta af van uw vernuft. Zult gij uw ogen laten vliegen op hetgeen niets is? Het zal zich gewisselijk vleugelen maken, gelijk een arend die naar den hemel vliegt.” Maar nu zegt het tweede gedeelte van de tekst waarover ik nu iets wil schrijven, wat anders. ”Maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid.” Op welk een tegenstelling worden we dan toch gewezen. De wereld zal in ons leven voor ons moeten vergaan. We lezen van Mozes, dat hij groot geworden zijnde, geweigerd heeft een zoon van Farao's dochter genaamd te worden, verkiezende liever met het volk Gods kwalijk behandeld te worden,

dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben, achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn dan de schatten van Egypte; want hij zag op de vergelding des loons. Ik hoop zo van harte dat een zelfde keus in jullie ziel zal mogen zijn gevallen. Die keus is een onberouwelijke keus. Als je die in je jonge jaren mag doen, zou je daar in geheel je leven toch zo goed mee zijn. En tot in eeuwigheid zijn we daar goed mee. Er wordt immers gezegd: ”maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid.”

Er wordt dus over de wil van God gesproken. Naar die wil heeft Paulus leren vragen toen de Heere hem neervelde op de weg naar Damaskus. We lezen van hem: ”En hij bevende en verbaasd zijnde, zeide: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? ” De Heere maakt ons Zijn wil bekend in Zijn Woord. We noemen dat de wil van Gods bevel. Er is maar één wil in God. We onderscheiden tussen de wil des besluits en de wil des bevels. God heeft van eeuwigheid alles besloten wat er gebeuren zal. Zo heeft Hij ook besloten of wij zalig zullen worden en of wij niet zalig zullen worden. De wil van Gods besluit is ons onbekend. Maar in Zijn Woord heeft Hij ons geopenbaard wat Hij wil dat wij zullen doen. Jullie hebben mij verschillende vragen voorgelegd. Zo hebben jullie me gevraagd of je telkens wel vragen mag of de Heere je bekeren wil. Je vraagt me of dit geen dwingen van de Heere is. Och, er is een bekend versje van een oude dichter, dat ons zegt: Zij dwongen God en bleven vrienden. Ik hoop dat het zo bij jullie mag zijn. Je hebt me ook wel laten weten dat je vaak met zoveel vrees bezet bent, in het bijzonder als je ook denkt aan de grote oordeelsdag. Nu, aan dat laatste mag je ook wel denken, want we zien juist in deze tijd dat daar maar te weinig aan gedacht wordt. Men schijnt die dag altijd maar verre van zich te stellen. Er zijn nog al heel wat toekomstverwachtingen te vinden. Maar de Heere Jezus heeft gezegd dat men altijd bereid moet zijn voor die dag. Het zal die grote dag zijn waarin alles in het licht gesteld zal worden wat wij gedaan hebben, hetzij goed of hetzij kwaad. Dus daar mag je wel aan denken. En je hebt me ook gevraagd of je ook wel aan de uitverkiezing mag denken, want als men niet uitverkoren is, wat heeft zulk denken dan voor nut? Ik moet je hierop antwoorden dat je niet op een verkeerde wijze over de uitverkiezing mag denken, want daar kan de duivel ons ook op een verkeerde wijze mee bezighouden. We mogen met het verborgen besluit Gods niet verkeerd werken, maar ik heb al meer geschreven dat we evenals de dichter van Psalm 106 mogen vragen of we ook bij dat uitverkoren volk zouden mogen behoren. Met het voorbeeld van Mozes heb ik dat nu ook al aangetoond. En zo mocht ook Ruth de keus doen om bij het ware volk van God te mogen behoren.

Och, de dienst van God kan ik je echt niet genoeg aanprijzen. Je hebt me ook nog geschreven dat je in Gods Woord gelezen hebt, dat die gelooft, zalig zal worden. Maar je vraagt me hoe dat bedoeld wordt. Ik moet je daarop antwoorden dat je in de Evangelieën kunt lezen dat de Heere Jezus Zelf dat steeds gezegd heeft. In het bijzonder in de beschrijving van het Evangelie van Johannes kunnen we dat veel lezen. Steeds heeft de Heere Jezus op Zichzelf gewezen en op de noodzakelijkheid van in Hem te geloven. Velen geloofden niet in Hem. Zulk een Messías hadden ze niet verwacht. En zulk een Messías verwacht het Jodendom nog niet. Men verwacht steeds nog een Messías die komen zal om een aards koninkrijk op te richten. Een Messías in Wie men geloven moet tot de zaligheid der ziel, heeft men niet nodig. En zulk een Messías zullen we toch nodig moeten krijgen. En ik hoop dat de onrust die er nu bij jullie is, je daartoe brengen zal. Jezus heeft vermoeiden en belasten genodigd om tot Hem te komen, opdat ze rust zullen vinden voor hun ziel. Men kan wel mensen ontmoeten die wel iets goeds van zichzelf geloven, maar van de Persoon des Middelaars weten ze niets. Dus dan is men buiten Christus toch wel bekeerd. Maar ik hoop dat dit jullie niet gelukken zal. Ik wens jullie van harte toe dat het de Heere behagen mocht om door de ontdekkende bearbeiding van Zijn Geest plaats in jullie harten voor die Persoon des Middelaars te maken. Als dat gebeurt, kun je niet denken dat het goed met je uit zal komen. Dan schiet er niet anders dan een schuldig mens over, die zich alleen maar rijp ziet worden voor de hel. Maar nu is die Persoon des Middelaars voor een helwaardig schepsel in de wereld gekomen. Och, ik hoop dat de Heere je dat eens doet ondervinden. Het werk van die Persoon heeft alleen eeuwigheids­waarde.

Die de wil van God doet, blijft in der eeuwigheid, zegt de tekst die ik nu onder jullie aandacht heb willen brengen. Dus dat is iets dat blijft en al het andere blijft niet. Er wordt over de wil van God gesproken. En dan hebben we wel in het bijzonder aan de eerste Persoon in het Goddelijk Wezen te denken. Aan de Vader wordt in het bijzonder de verkiezing toegeschreven. Maar Hij heeft in Zijn Zoon de weg geopend waardoor Hij Zijn eeuwige verkiezing in het zaligen van gevallen zondaren heeft kunnen volvoeren. Maar dat heeft Christus dan ook doen zeggen: ”Niet een iegelijk, die tot Mij zegt: Heere, Heere, zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet den wil Mijns Vaders, Die in de hemelen is.” En zo zegt de apostel Johannes ook in het derde hoofdstuk van zijn zendbrief: ”En dit is Zijn gebod, dat wij geloven in den Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft.” Vraag er maar om of de Heere je daar eens toe zal willen brengen. Als dat gebeurt, komt de liefde des Vaders daar ook in mee. Dat heeft Christus dan ook doen zeggen: ”Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.” Dat heeft blijvende waarde. De Heere komt daar altijd op terug. Dat gaat ook altijd door onmogelijkheden van onze kant heen. En hoe komt het dat dit altijd door onmogelijkheden heengaat? Wel, een mens moet steeds meer aan de weet komen wie men als een gevallen zondaar is. Zo zal het rantsoen dat Christus door Zijn bitter lijden en sterven aangebracht heeft, alleen maar rechte waarde voor de ziel krijgen. Men moet als een goddeloze door God gerechtvaardigd worden. Als een vijand moet men met God verzoend worden. Dat is het geheim van het zalig worden. Er zal niet anders over moeten blijven om vrede met God te vinden als het werk van die gezegende Borg. Ik hoop dat de Heere je dat leren zal.

Er zit een man aan je te schrijven, die daar geheel zijn leven voor nodig heeft gehad om dat geheim een weinigje te verstaan. En hij komt daar nog steeds niet in uitgeleerd. Maar dat doet hem toch steeds meer naar de wil van God vragen, want hij wordt daar ook steeds meer nog zo onwetend in. Maar nu valt hij zichzelf wel steeds meer tegen, doch God valt steeds meer mee. Die God heeft hem nog nooit verlaten. O meisjes, kon ik je maar recht begerig naar de dienst van God maken! De weg die tot de zaligheid leidt, valt voor het vlees niet mee, maar vlees en bloed zullen ook het Koninkrijk Gods niet beërven. Misschien denken jullie nu weleens, dat die mensen die hun hart in de wereld ophalen, dan toch wel een aangenamer leven hebben dan jullie als je zo over je onsterfelijke ziel loopt te piekeren. Maar het genot van de wereldling is maar schijngenot. Het hart heeft in het lachen zelfs smart. En de wereld gaat dus voorbij met al haar begeerlijkheid. O wat een tegenvallen is dat! Maar in de dienst van God mag men meevallers opdoen. Wat tegen scheen te zijn, heeft de Heere dan juist zo goed doen uitkomen. De Heere heeft me voor het tijdelijk leven altijd zo wonderlijk uitgeholpen. En dat heeft me steeds nauwer aan Hem verbonden. En dus ook aan Zijn zalige dienst. Maar nu mag ik terwijl ik dit schrijf, ook weer geloven dat een onuitsprekelijke zaligheid me staat te wachten. Wat het oog niet heeft gezien en in het oor niet heeft gehoord en in het hart des mensen niet is opgeklommen, dat heeft God bereid voor die Hem liefhebben. Niet dat ik altijd zo getrouw geweest ben, want dan heb ik ook Asaf wel leren verstaan, die ons in de 73e Psalm doet weten dat hij nijdig is geweest op de goddelozen, ja eigenlijk ook op God. Maar toen hij in Gods heiligdommen mocht inblikken, werd het anders. Toen mocht hij geloven dat God zijn rechterhand gevat had om die nooit meer los te laten. En nu zou God hem leiden door Zijn raad en daarna in heerlijkheid opnemen.

Er is dus geen afval der heiligen zoals de Remonstrant leert. Nee, de tekst zegt wat anders. Die de wil van God doet, blijft in der eeuwigheid. En o, het is niet te zeggen, welk een onuitsprekelijke zaligheid er na dit leven wacht voor degenen die Gods wil mogen doen. En daar zal nooit een eind aan komen, want die de wil van God doet, blijft in der eeuwigheid. Ik moet ophouden, maar ik hoop dat de Heere dit schrijven ten goede voor jullie gebruiken wil. Je moet misschien wel wat lang wachten op dit antwoord, want misschien ben ik er dan ook niet meer op deze aarde. Maar ik wens jullie uit de liefde van mijn hart het allernodigste toe voor tijd en eeuwigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juli 2008

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juli 2008

De Wachter Sions | 8 Pagina's