Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte mevr. N.N. te N.,

Uit de vraag die u me hebt gesteld, blijkt de verontrusting die er bij u is door de tijd waarin we leven en als u denkt aan uw kinderen die nog jong zijn en met u op de dood en de eeuwigheid aanreizen. De woorden die eenmaal door Johannes de Doper werden gesproken, hebben u veel te denken gegeven. Dat heeft u ertoe gebracht om aan mij te vragen of ik eens zou willen schrijven over wat we lezen in Matthéüs 3:7b en de verzen 8 en 12. In vers 7 lezen we dat hij de farizeeën en de sadduceeën die tot zijn doop kwamen heeft aangesproken als adderengebroedsels en tot hen gezegd heeft: wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn? ” En in vers 12 kunnen we die ernstvolle woorden vinden: Wiens wan in Zijn hand is, en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren en Zijn tarwe in Zijn schuur samenbrengen, en zal het kaf met onuitblusselijk vuur verbranden.”

We kunnen weten waartoe Johannes de Doper geroepen was. Maleáchi heeft als de laatste profeet van het Oude Testament van hem gesproken als hij gezegd heeft: ”Zie, Ik zend Mijn engel, die voor Mijn aangezicht den weg bereiden zal; en snellijk zal tot Zijn tempel komen die Heere, Dien gijlieden zoekt, te weten de Engel des verbonds, aan Denwelken gij lust hebt; zie, Hij komt, zegt de HEERE der heirscharen.” Jezus heeft Zelf ook gezegd, zoals we in Matthéüs 11 kunnen lezen, dat Maleáchi dit van Johannes de Doper heeft gezegd. Johannes was een priesterzoon, maar deed toch het werk van een profeet. Als profeet zou hij groot zijn voor den Heere en met den Heiligen Geest vervuld zijn van zijner moeders lijf aan.

De woorden die Johannes sprak waren dus niet zonder betekenis. En het is goed dat we daar eens aandacht aan schenken. Hij kon zeggen: ”Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.” Er was een andere tijd aangebroken voor Gods Kerk, de tijd des Nieuwen Testaments. De tijd die nu zou voortduren tot op de wederkomst van Christus. Daarom hebben zijn woorden ons ook zoveel te zeggen. Het is nodig dat we ons zorgen maken voor de tijd waarin we leven en ook voor de toekomst die voor ons ligt. Er is in de tijd van Johannes van zijn woorden ook wel wat uitgegaan. Geheel Jeruzalem ging tot hem uit, ja geheel Judéa en het gehele land rondom de Jordaan. Ze werden ook door hem gedoopt als ze hun zonden beleden. De farizeeën en de sadduceeën kwamen ook wel tot zijn doop, maar dit zal met geen goede bedoeling zijn geweest. En daarom heeft hij tot hen gezegd: ”Gij adderengebroedsels, wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn? ” Ja, hij heeft meer tot hen gezegd, want hij heeft ze in hun valse eigengerechtige godsdienst niet ontzien en daarom ze ook doen weten dat ze eens vruchten voort moesten brengen der bekering waardig en niet behoefden te zeggen, dat zij Abraham tot een vader hadden, want dat God zelfs uit stenen Abraham kinderen kon verwekken. En hij heeft ze verder ook eerlijk gezegd dat de bijl alreeds aan de wortel der bomen was gelegd en dat alle boom, die geen goede vrucht voortbracht, uitgehouwen zou worden en in het vuur geworpen. Hij was op komst, Wiens wan in Zijn hand was, en Zijn dorsvloer zou doorzuiveren en Zijn tarwe in Zijn schuur samenbrengen, en het kaf met onuitblusselijk vuur verbranden. Er stond voor het Jodendom niet veel goeds te verwachten. Men was al onder de Romeinse macht gekomen, maar als gevolg van de verwerping van Christus zou de verwoesting van Jeruzalem en de verstrooiing van het volk over de gehele aarde niet uitblijven.

Johannes moest met een scherpe prediking de weg voor Christus bereiden. Het zou blijken dat er geen plaats voor Christus was, als er geen ware schuldbelijdenis bij het volk te vinden was. Jesaja had alzo ook al een profetie van het optreden van Johannes de Doper doen horen, als hij gezegd heeft: ”Een stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des HEEREN, maakt recht in de wildernis een baan voor onzen God.” Er is geen plaats voor Christus als de ware zielsontdekking ontbreekt. Christus kwam niet om een aards koninkrijk op te richten. Zijn Koninkrijk is een geestelijk hemels Koninkrijk. Het heeft wat te zeggen, als er staat dat de wan in Christus' hand is en dat Hij Zijn dorsvloer zal doorzuiveren en Zijn tarwe in Zijn schuur zal samenbrengen, maar het kaf met onuitblusselijk vuur zal verbranden. Het wijst ons op de scheidslijn die er loopt door de Kerk in haar zichtbare openbaring. Er is kaf en koren op de dorsvloer van Gods Kerk. De tarwe brengt Christus samen in Zijn schuur, maar het kaf wordt met onuitblusselijk vuur verbrand. O, wat hebben deze woorden ook ons toch veel te zeggen!

Altijd maar weer worden we gewezen op de noodzakelijkheid van een ware schuldontdekking. Als die ontbreekt, komt er voor Christus bij ons geen plaats. We behoeven ons niet te bedriegen voor die grote eeuwigheid die we tegemoet gaan. Hetzelfde bedrog als in de tijd van Johannes' optreden in de woestijn en in de omwandeling van Christus op aarde, zien we ook nog in deze tijd. Een godsdienst waarbij men zijn eigengerechtigheid kan behouden en zonder enige vrees op de hemel aan kan reizen, wil er over het algemeen wel in. Als er maar zachte dingen worden gesproken, vindt men dat wel aangenaam. We worden liever niet afgeschrikt in ons leven in een onbekeerde staat. Dat komt zo hard bij ons over. En toch is de leer die Johannes verkondigde, niet zo hard. Johannes mocht naar een Jezus heenwijzen die Zich zeer liefderijk over het gekrookte riet en de rokende vlaswiek zou ontfermen. Voor zich schuldigkennende mensen is Hij in de wereld gekomen. Die kunnen in Zijn striemen genezing vinden. Nee, de zuivere ontdekkende leer der Waarheid is niet hard. We zijn hard voor onszelf, als we die Waarheid verwerpen. Er wacht ons dan niet anders dan straks met onuitblusselijk vuur verbrand te worden. Er is maar één weg tot de zaligheid. We zijn gevallen Adamskinderen. En onze grootste ellende is, dat we onze ellende niet kennen. We willen daar liever niet over horen. Johannes' prediking was plaatsbereidend voor een Jezus Die in de wereld kwam om de mens uit zo'n diep ellendige staat te verlossen en tot een onuitsprekelijke gelukzaligheid te brengen. Het was de Zoon van God Zelf, tegen Wie de mens ook gezondigd heeft, Die in de wereld kwam om zulke ellendige vijandige zondaren van een eeuwig verderf te bevrijden. Daartoe zou Hij in de plaats van zulke snode zondaren zulk een diepe vernedering ondergaan en straks als de grootste booswicht onder veel en smartelijk lijden aan het kruishout hangen. En toch, zulk een Jezus begeren we niet.

De prediking van Johannes de Doper heeft ons daarom ook wel heel wat te zeggen. We worden allen ook nog liever zalig als een vrome farizeeër dan als een schuldige tollenaar. Bij het volk der Joden kwam duidelijk openbaar wat in ons aller hart leeft. We vinden het misschien ook nog hard als Johannes de farizeeërs zo aangesproken heeft en ze zelfs adderengebroedsels heeft genoemd. Hij heeft ze bedreigd met de toekomende toorn, want ze brachten geen vruchten voort der bekering waardig. Hoe staan wij daar nu tegenover? We zoeken die farizeeër ook nog wel buiten onszelf. Als de Heere een weg van ontdekking met ons inslaat, kunnen we ook niet denken dat dit een gunstige handeling des Heeren met ons is. Het is voor Johannes zelf ook geen begeerlijke weg geweest die hij moest gaan. Als hij uiteindelijk nog in de gevangenis terecht kwam, heeft hij ook niet kunnen denken, dat het daar met hem op eindigen moest. Hij heeft twee van zijn discipelen tot Jezus gezonden met de vraag: ”Zijt gij Degene Die komen zou, of verwachten wij een ander? ” Jezus heeft die discipelen teruggezonden met de boodschap, dat de blinden ziende werden en de kreupelen wandelden, de melaatsen werden gereinigd en de doven mochten horen en de doden werden opgewekt en de armen werd het Evangelie verkondigd. Maar toen werden daar die veel gewichtige woorden nog aan verbonden: ”En zalig is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden.” O, nu ging het voor Johannes zelf toch ook nog nauw uit! En toch heeft de Heere Jezus als de discipelen van Johannes weer heengegaan waren, van Johannes een goed getuigenis gegeven. Hij was geen riet dat van de wind ginds en weder bewogen werd. En hij was geen mens met zachte klederen bekleed.

Hij was een profeet, ja veel meer dan een profeet. Hij was het van wie geschreven was: ”Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg bereiden zou voor U heen.” Hij was een ware geroepen knecht des Heeren. Onder degenen die van vrouwen geboren waren, is niemand opgestaan meerder dan Johannes de Doper. Dus Jezus gaf toch wel een gunstig getuigenis van Johannes de Doper.

Maar voor Johannes hield het toch wel heel wat in, als hij zijn leven in de gevangenis moest beëindigen. Hij had in het begin van zijn optreden gezegd, dat Christus wassen moest en hij minder moest worden. Dat kunnen we in de vrucht van het nieuwe leven soms ook wel zeggen, maar Johannes kon het nu ook wel weer niet bekijken wat deze woorden voor hem zelf inhielden. En nu heeft de Heere Jezus bij het goede getuigenis dat Hij van Johannes gaf, er toch ook nog aan toegevoegd: ”doch die de minste is in het Koninkrijk der hemelen, is meerder dan hij.” De kanttekening zegt daarvan: ”De mindere, namelijk onder de leraars des Evangelies, overmits die Christus nog klaarder zouden aanwijzen, als nu alles tot onze zaligheid nodig, volkomenlijk volbracht hebbende, en dat niet alleen aan de Joden, maar ook aan de heidenen zouden verkondigen.” Hoe groot dus Johannes was, er zouden er toch nog komen die meerder waren dan hij. Hoe leidt de weg des Heeren met Zijn volk en ook met Zijn knechten toch altijd door de vernedering heen. En ons hoogmoedig eigengerechtigd bestaan komt daar altijd tegen in verzet. Maar dat moet ons ook maar ontdekt worden, want anders zien we dat niet. Daarom is de weg die Gods kinderen en knechten moeten gaan, ook gedurig zo duister en onbegrijpelijk voor de ziel. En daar weet de boze ook wel gebruik van te maken. De bestrijdingen blijven daarover dan ook niet uit.

We zoeken altijd nog maar een andere en naar ons gevoelen een betere weg tot de zaligheid. En de valse leraars weten ook wel een aangenamere weg te prediken. En nu kom ik ook wel tot het doel waar het bij u in uw vraagstelling om is gegaan. U bent met zorg vervuld over de dingen die wellicht staan te gebeuren. U hebt erover moeten denken dat het heel wat te zeggen heeft, als Johannes gezegd heeft dat het kaf met onuitblusselijk vuur verbrand zal worden. U ziet uzelf misschien ook nog veel als kaf. En dan bent u bang dat u ook tot dat adderengebroedsel behoort dat door Johannes op de toekomende toorn werd voorbereid. Die toekomende toorn zal toch wat zijn! Daar hebben we niet licht over te denken. En daar wordt nu juist zo licht over gedacht. De leraars die een andere weg tot de zaligheid prediken, weten het de hoorders wel anders voor te stellen. Die prediken een Jezus door wie we allen zalig kunnen worden, wat we dus maar hebben te geloven. Dat belooft een aangenaam en een ruim leven te zijn. Men heeft een prediking die heel wat aangenamer overkomt dan die nauwe weg die ten leven leidt, zoals men die hoort voorstellen door die leraars die evenals Johannes de Doper niet met zachte klederen zijn bekleed. Daarom komen velen, in het bijzonder in deze tijd ook onder de jeugd, tot de keus om het te gaan zoeken onder een godsdienst die voor het vlees wel behagelijker is. En als ze zich daar onder scharen, is dat ook dadelijk wel te zien. Men zit dan toch ook wel onder behoudende dominees, maar men hoeft het haar niet zo lang te laten groeien. Daarom ziet men het al gauw dat het haar bij de vrouwen er grotendeels wel afgaat. Maar als de Heere Jezus nu eens op aarde zou zijn als in de tijd van Johannes de Doper, zou men dan met dat beetje haar dat men nog heeft, ook wel net als een Maria Jezus' voeten kunnen zalven en afdrogen met het haar van het hoofd? En oorbellen kan men nu ook wel dragen, want is dat nu zo verkeerd? Och, ik geef altijd maar de raad om het laatste gedeelte van Jesaja 3 eens te lezen. Daar kunnen we lezen wat de Heere allemaal weg zal doen, als Hij de zonden zal gaan bezoeken. En de Heere is ook thans wel op weg om al het voor ons bekoorlijke naar het vlees weg te nemen. We hoereren daarin met de afgoden, de goden van deze tijd. Dat kunnen we dus ook nog doen onder de schijn van de ware God te dienen. En we zien het ook steeds meer dat men het liefst een godsdienst aanhangt waarmee men een weg naar de hemel meent te hebben gevonden, maar met het vasthouden aan al wat deze wereld ons biedt.

Johannes had een weg tot de zaligheid te prediken, die we niet begeren naar het vlees. De afgoden werden wel niet meer gediend zoals dat vroeger zo dikwijls het geval was onder Israël. Men had nu echter een godsdienst uitgevonden waar op een andere wijze er toch alles wel bij door kon gaan. Daar heeft ook Jezus de farizeeërs steeds op gewezen. En daar heeft Hij een ernstig wee over uitgesproken. We horen Hem steeds zeggen: ”Wee u, gij farizeeërs, gij geveinsden!” En dan liet Hij ze weten welke ongerechtigheden er door hen bedreven werden. Maar Hij heeft ze dan ook zonder omhalen gezegd, dat ze een te zwaarder oordeel zouden ontvangen. En zou zulk een zwaarder oordeel ook ons niet te wachten staan? Terwijl ik dit schrijf, ben ik zeer oud geworden en misschien leef ik wel niet meer als deze brief in ons blad verschijnt. Maar dan hoop ik met dit schrijven me ook nog zoveel mogelijk vrijgemaakt te hebben. We weten welk oordeel er over het Jodendom gekomen is. Tot op de huidige dag zien we dat oordeel ook nog doorgaan. Steeds nog gaat men door in de verwerping van Jezus, Die men niet erkennen wil als de Messias Die komen zou. En zeker, God heeft ook onder dat volk nog Zijn uitverkorenen. Die zullen zeker worden toegebracht tot het einde toe. Zo willen velen dat ook weer niet zien. Men denkt dat dat volk in zijn geheel nog eens de Kerk zal worden. Maar zo hebben we de beloften niet te verstaan die er altijd nog voor Israël liggen. Bij een verkeerde godsdienst moet men echter maar nooit over uitverkiezing praten. Maar we hopen er dan ook nu nog op te wijzen, dat het zo nodig zal zijn dat we tot dat verkoren erfdeel des Heeren zullen mogen behoren. Die door God verkorenen zullen van het kaf gescheiden worden, als God met het oordeel door zal trekken.

O, dat we toch ook de woorden van Johannes de Doper recht ter harte mochten nemen. U hebt me geschreven dat de benaming adderengebroedsel u zoveel te zeggen heeft. Dus u wordt niet kwaad zoals de zovelen in Johannes' en in Jezus' tijd, als ze zo werden aangesproken. U moet blijkbaar u als zo'n adderengebroedsel waarnemen. Maar u voelt u toch wel aan een Waarheid gebonden waarin niet verzwegen wordt wat de staat is waarin we van nature verkeren. U zult dat ongetwijfeld dan wel in uw hart zo waarnemen. En dat doet u ook vrezen voor dat oordeel dat door Johannes en door Jezus over zulk een verkeerde godsdienst werd aangezegd. Och, zoekt dan toch uw behoudenis maar te vinden in die gerechtigheid die door Johannes is gepredikt en die door Jezus is aangebracht. Een andere weg tot behoudenis is er niet. Dat heb ik in deze brief ook de lezers en ook ons opkomend geslacht nog voor te stellen. O, het zal toch wat zijn, als straks het oordeel over ons door zal trekken en als we dan geen verberging in de kloven der Steenrots hebben gevonden. Het zal toch zo nodig zijn om die Man te leren kennen Die als een Verberging is tegen de wind en een Schuilplaats tegen de vloed. En door al wat er thans gebeurt en wellicht nog staat te gebeuren, gaat het toch op het grote eindgericht aan. Dan zal men weten Wie de ware Messias is geweest. Dan zal alle oog Hem zien, ook van degenen die Hem doorstoken hebben. Maar dan is het voor velen te laat. Daarom hoop ik dat men mijn waarschuwende woorden nog ter harte neemt. De boze is bezig om zijn laatste aanslagen nog uit te voeren. Dat we ons toch nog bij de eenvoudige Waarheid mochten houden, die men wel de oude Waarheid noemt, maar die toch nooit verouderd wordt, want de Waarheid is niet anders en wordt nooit anders. Het is ons nog tot blijdschap, als we bij het verval dat te aanschouwen is, in het bijzonder ook wel onder het jonge geslacht, ook nog mogen zien dat er jonge mensen zijn die zich nog aan de Waarheid gebonden weten en zich met de geest des tijds niet mee laten voeren. Het werk des Heeren zal toch ook doorgaan tot het einde toe. Die verwachting mogen we nog hebben en daarin worden we nog niet geheel teleurgesteld als we zien wat de Heere in onze levenstijd ook nog gedaan heeft en als er nog leraars zijn verwekt die in onze levenstijd nog zijn toegebracht. Men kan soms ook nog weer op een verkeerde gewichtige wijze ontkennen wat de Heere nog wil doen. En ook daarin slaat de duivel nog zijn slag. We hebben ons dus niet met een verkeerde godsdienst te laten meevoeren die zich enerzijds in een lichtzinnige geest openbaart, maar ook anderzijds in een zwaarwichtige geest. De weg tot de zaligheid onderscheidt zich daarvan en is daarom ook een nauwe weg. De Heere geve ons die nauwe weg nog te vinden, want Jezus heeft gezegd dat weinigen die nauwe weg vinden. Maar daarom komt het er zo op aan om nog tot die weinigen te mogen behoren. Met deze wens wil ik dan dit schrijven maar besluiten.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 2009

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 2009

De Wachter Sions | 8 Pagina's