Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na dezen openbaarde Jezus Zichzelven wederom den discipelen aan de zee van Tibérias.

Johannes 21:1

Geliefde lezers, De Heere maakt altijd plaats voor Zichzelf. Hij wekt altijd eerst een gemis voordat Hij Zichzelf openbaart. Toch is Hij aanwezig, ook al ervaren Gods kinderen Hem als afwezig. Dat zien we bijvoorbeeld bij de Emmaüsgangers. Ze hadden ruim twee uur met Hem gewandeld. Ze hadden onderwijs van Hem gekregen maar ze kenden Hem niet want ”hun ogen werden gehouden dat ze Hem niet kenden”. Ze kenden hem pas in de breking des broods. Toch hadden ze al brandende harten voordat Hij Zichzelf openbaarde. Zo was het ook bij de discipelen aan de zee van Tibérias. Ze zijn hun meester kwijt. Ze zien Hem staan. Ze horen Hem spreken. Ze volgen Zijn bevelen. Maar ze wisten niet dat het Jezus was. De Heere kan Zich lange tijd verborgen houden maar Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven (Hab. 2:3).

Wanneer openbaart de Heere Zich? Als men het niet meer verwacht en als men het niet meer waardig is. Tot drie keer had de Heere Zijn discipelen bevolen naar Galiléa te gaan. Aldaar zult Gij mij zien. Pas na de tweede week na Zijn opstanding gingen zeven van hen naar Galiléa. Waar moesten ze zijn in Galiléa? Ten slotte zijn ze terecht gekomen aan de oever van de Zee van Tibérias. Daar zitten ze, zeven mannen die Christus kennen in de kracht van Zijn opstanding. Spraken ze over de grote werken des Heeren? Nee! Ze werden gemelijk van het wachten op Jezus. Na enige tijd zullen ze zich afgevraagd hebben: 'zal Hij wel komen? '. Ze zullen gedacht hebben 'als Hij nu maar net zo gewillig was als wij, dan komt het goed!'. Als de twijfel toeslaat dan wordt men een prooi van satan. De onstuimige Petrus kan niet langer wachten. Ik ga vissen!

Maar Petrus gaat u nu terug naar uw vorige beroep? U bent toch geroepen tot visser der mensen? Wat zal Petrus op een pijnlijke wijze leren dat hij ondanks zijn gaven en talenten ongeschikt is voor zijn oude beroep. De andere discipelen volgen Petrus blindelings: wij gaan ook met u. Daar gaan ze, zes dwalende schapen met een dwalende leider. Ze gaan een weg van God af! In zo'n weg heb je de wereld, je boze bestaan en de satan mee, maar krijg je de Heere tegen.

Wat hadden ze dan moeten doen? Hun onvervulde beloften voor de Heere neerleggen! Ze hadden moeten pleiten ”Gedenk aan 't woord, gesproken tot Uw knecht, Waarop Gij mij verwachting hebt gegeven; Dit is mijn troost, in druk mij toegelegd”. Maar... ze hadden nog geen druk. Ze konden zelf nog werken. Maar de Heere greep in. En in dien nacht vingen ze niets. Uit liefde gaf de Heere hen genade van onthouding. Dat is zeer pijnlijk om te ondergaan. Maar zeer profijtelijk. Ze vingen niets. Toch gingen ze door met vissen. Ze zullen gedacht hebben ”we zullen vangen”. In zo'n weg kan alleen de Heere je stoppen. Hij alleen is sterker dan het geweld van je goddeloze bestaan.

Aan het einde van de nacht, als het in de natuur het donkerst is, zijn er zeven ontkrachte discipelen over in een lege boot. Zonder dat ze het wisten hadden ze die nacht op Jezus' school doorgebracht. Immers ”eigen krachten te verachten wordt op Jezus school geleerd”. Als het morgenstond geworden is gebeurt er een wonder. En als het nu morgenstond geworden was, stond Jezus op den oever. Zij gingen in vijandschap en ongeloof van God af. Maar God liet hen niet los. Nee! Het was Zijn weg. Ze moesten leren ”zonder Mij kunt ge niets doen”! Doch de discipelen wisten niet, dat het Jezus was. Kinderkens, zo vraagt Hij. Kinderkens, dat was in die tijd de aanspraak van een meester tot zijn leerlingen. Hij sprak dus met liefde en gezag. Kinderkens, hebt gij niet enige toespijs? De Heere vraagt aan de zeven zeer ervaren vissers of Hij het kleinste gevangen visje van hen mag (daar doelt ”enige toespijs” op). Wat een ontdekkende vraag! Met al hun talenten hebben ze zelfs het kleinste visje niet kunnen vangen. Vervuld met schaamte (en vijandschap) stamelen ze Neen.! Wat heeft de Heere een werk aan Zijn kinderen om hen eerlijk te maken! Dat is nu voortdurend nodig. De ontdekte zondaar die hard werkend in eigen krachten probeert de Heere te behagen (visjes te vangen), moet leren dat alle gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed. Dezulken mogen het eens worden met de Heere dat het rechtvaardig is als ze zouden vergaan op de zee van Tibérias. Maar omdat ze niet zonder de Heere kunnen, roepen ze uit of er enig middel is om wederom tot genade te komen, om Hem weer te bedoelen! En dan klinkt het: werpt het net aan de rechterzijde van het schip, en gij zult vinden. Zal zo iemand die een belofte gekregen heeft nooit meer links vissen? Hoe meer weldaden we van de Heere ontvangen, hoe meer we erop gaan rusten en hoe meer werk de Heere heeft om ons van onze rustgronden af te brengen. Dat zien we bij de zeven discipelen op de Zee van Tibérias. Zeven bevestigde kinderen van God die opnieuw van alles afgebracht moesten worden. Totaal ontkracht mochten zij buigen voor Zijn woorden. Zij wierpen het dan, en konden hetzelve niet meer trekken vanwege de menigte der vissen. Nu is het pas de tijd om Zich te openbaren. Vrij en soeverein, eerst aan Johannes. Uitzinnig van liefde riep hij: Het is de Heere! Gedreven door de liefde zijn ze naar de oever gegaan waar het Voorwerp van hun liefde was.

Toen ze aan land kwamen stelde de Heere wederom een vraag naar de visvangst. Jezus zeide tot hen: rengt van den vissen, die gij nu gevangen hebt. Toen ze in eigen kracht visten hadden ze zelfs het kleinste visje niet kunnen vangen. Nu ze als krachtelozen in Gods kracht mochten vissen, zaten er 153 grote vissen in het net. Alles wat de Heere geeft is groot. Hoe krachtelozer je bent, hoe groter de vis is. Wat zullen ze gezongen hebben bij iedere vis die ze telden ”vergeet nooit een van Zijn weldadigheden”. Daar zitten ze beschaamd en verwonderd in stilheid aan Zijn voeten. Ondanks hun ontrouw en ongeloof is Zijn liefde en trouw gebleven. Vele wateren zouden deze liefde niet kunnen uitblussen (Hoogl. 8:7). Ook niet in 2010.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 mei 2010

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 mei 2010

De Wachter Sions | 8 Pagina's