Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een blijde reiziger

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een blijde reiziger

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

En alzo zij over weg reisden, kwamen zij aan een zeker water; en de kamerling zeide: iedaar water; wat verhindert mij gedoopt te worden? (Hand. 8:36)

Geliefde lezer, Filippus heeft met veel vrucht het Evangelie in Samaría verkondigd. In het zesde vers lezen we: En de scharen hielden zich eendrachtelijk aan hetgeen van Filippus gezegd werd, dewijl zij hoorden en zagen de tekenen die hij deed. In Samaría namen ze dus met blijdschap het Woord aan. Het waren dezelfde Samaritanen van wie de Joden een afkeer hadden, maar toen na Pinksteren de middelmuur des afscheidsels was weggenomen, werden ook zij tot de kennis der waarheid gebracht.

De woorden van onze meditatie zijn uit de bekende geschiedenis van de kamerling. Filippus kreeg opdracht naar het zuiden te gaan, naar Gaza. In vers 26 lezen we: En een engel des Heeren sprak tot Filippus, zeggende: Sta op en ga heen tegen het zuiden, op den weg die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza, welke woest is. Hier is het een opdracht van een engel des Heeren. In Handelingen 13 lezen we dat de Heilige Geest uitzendt en opdracht geeft. Hij sprak: Zondert Mij af beide Bárnabas en Saulus tot het werk waartoe Ik hen geroepen heb. En in hoofdstuk 16 staat dat de Heilige Geest Paulus en Silas verhinderde het Woord in Azië te spreken.

Filippus moest zich naar Gaza begeven. Hij werd daarheen geleid als een blinde. Filippus wist dat de weg woest was en afdalend van Jeruzalem. Zo moest hij letterlijk en figuurlijk de laagte in. De schaduwdienst had afgedaan. Toch hielden de Joden hieraan nog krampachtig vast. Als een mens niets anders heeft, moet hij het met het vormelijke en aanschouwelijke doen. Deze kamerling had het eerst in Jeruzalem gezocht. We lezen dat hij gekomen was om daar te aanbidden. Daar had hij de mooie tempel en de offeranden gezien en mogelijk ook zelf een offertje gebracht. De farizeeërs en de schriftgeleerden konden met al hun Schriftkennis die arme Moorman echter niet uit zijn ellende verlossen en hem de weg der zaligheid aanwijzen. In Jeruzalem werd de kamerling niets wijzer. Hij had er alleen vormelijke godsdienst aangetroffen!

In die Moorman wilde echter Gods Geest gaan werken. Hij was een machtig heer, maar het ware aanbidden kende hij niet; daartoe zal hij gebracht moeten worden. Het ware aanbidden zal pas beoefend kunnen worden na een kennen van de ware schuld en een weten tegen Wie we gezondigd hebben. Dan hebben we aan de zijde Gods mogen vallen en is ons in een weg van totale verlorenheid in onszelf, de weg der zaligheid ontsloten geworden in Jezus, waarvan Filippus hier later spreekt.

Als een verloren mens zal deze Moorman in Gods handen moeten vallen. We zien hem daarna in gedachten mistroostig Jeruzalem verlaten. Hier had hij aangebeden en wellicht tranen geschreid. Het bloed van stieren en bokken kon de morenhuid niet wit maken. Hoe rijk hij ook was, hij kon zichzelf niet redden.

De kamerling was nu op de terugweg. Het is opvallend dat hij de woeste weg naar Gaza moest nemen. Er waren twee wegen van Jeruzalem af: een heirweg en een woeste weg. Al staat het niet beschreven, we kunnen ons wel indenken hoe het met hem op die terugweg gesteld was. Hij was teleurgesteld en zijn schuld niet kwijtgeraakt. De weg der zaligheid was zo verborgen voor hem. De offers te Jeruzalem wezen wel op Christus, maar hij kende Hem niet als zijn schuldovernemende Borg. Hoe verborgen is die Persoon des Middelaars voor een ziel! En dan een hemelhoge schuld te hebben en niet te weten hoe hij van die schuld verlost te worden.

De Moorman zal Adams val moeten inleven en geplaatst moeten worden in de breuk die in het paradijs geslagen is. In Jer. 13:23 staat: al ook een Moorman zijn huid veranderen? Of een luipaard zijn vlekken? Zo zult gijlieden ook kunnen goed doen, die geleerd zijt kwaad te doen. In Jeruzalem had de Moorman er niets van begrepen. Die uiterlijke godsdienst, waarin hij het gezocht had, kon hem niet helpen. Nu zat hij op de woeste weg uit Gods Woord te lezen, maar wat kon hij ermee doen? Hoe meer hij las, hoe ellendiger hij werd, daar de uitwendige Schriftkennis ons niet tot de kennis van de verlossing brengt. Wie een verloren mens wordt, kan Christus niet vinden in een uitwendige, letterlijke Schriftkennis. Toch behaagde het de Heere die Persoon aan te wijzen door middel van de Schrift. In vers 29 lezen we: n de Geest zeide tot Filippus: a toe en voeg u bij dezen wagen. Hier zien we het werk van de Heilige Geest! En de kamerling antwoordde Filippus en zeide: k bid u, van wien zegt de profeet dit, van zichzelven of van iemand anders? Het begon al een beetje te lichten voor de kamerling. Hij mocht leren zien door een Ander verlost te moeten worden. De Moorman moest ondervinden dat van zijn kant geen verlossing mogelijk was. Zo gaat het op de kennis van de Middelaar aan. Hier krijgt Filippus werk. Wat is het werk, waartoe Gods knechten geroepen worden, een lieflijk werk! Dan kan men zijn woorden kwijt aan hen die ontvankelijk voor het Evangelie gemaakt zijn. Zo heeft Filippus de volle raad Gods aan hem mogen verkondigen. Toen die dierbare Geest erin mee kwam, brak het geloof bij hem door en mocht hij het oog op die Middelaar slaan. In deze weg mocht hij ook de betekenende zaak van de doop verstaan, daar het water wees op het bloed van die gezegende Middelaar waardoor hij van zijn zonden verlost werd. Daarom lezen we in vers 36 Ziedaar water; wat verhindert mij gedoopt te worden? Toen Filippus dit werk gedaan had, nam de Heere hem weg. De Heere moet aan Zijn eer komen en Gods knechten moeten er tussenuit vallen. En dan lezen we: want hij reisde zijn weg met blijdschap. Die blijdschap strekt zich uit tot in der eeuwigheid. Wat zou het een wonder zijn als wij zo de doop mochten verstaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 mei 2010

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Een blijde reiziger

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 mei 2010

De Wachter Sions | 8 Pagina's