Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een ootmoedig herdenken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een ootmoedig herdenken

150-jarig bestaan van de gemeente van Terneuzen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 25 november 2010 (dankdag) herdacht de gemeente van Terneuzen het 150-jarig bestaan. Ds J.A. Weststrate sprak over Psalm 48:10: O God, wij gedenken Uwer weldadigheid, in het midden Uws tempels.
Het thema van de preek was: Een ootmoedig herdenken van de weldaden des Heeren. Er werd stilgestaan bij: 1. wie er herdenken, 2. wat er herdacht wordt en 3. waar dit herdacht wordt. Psalm 48 verwijst naar de geschiedenis uit 2 Kronieken 20. Koning Jósafat vreesde maar steunde niet op eigen kracht. Hij zocht het aangezicht des HEEREN. De profeet Jaháziël versterkte hem: Vreest gijlieden niet, (…) de strijd is niet uwe, maar Godes. Toen hield het volk dankdag voordat ze ten strijde uitgetogen waren en gaven God de eer. God regeert! Bij Pi-Hachirôth klonk het: De HEERE zal voor ulieden strijden, en gij zult stil zijn.
Ook hier ter plaatse is het brandende braambos niet verteerd. Wie er herdenken zijn de kinderen van Korach. Korach, Dathan en Abiram stonden op tegen het wettig gezag; zij voeren levend ter helle. Maar de kinderen van Korach zondigden niet, zij bleven standvastig. Waar genade valt, valt zij vrij. De geestelijke kinderen van Korach behoeven de hel niet in, omdat Christus naar Zijn ziel voor hen is ’nedergedaald ter helle’. Wat een eeuwig wonder dat Christus voor de uitverkorenen de dood is ingegaan en Zijn Kerk heeft verlost. Ze moeten erkennen: ’Door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen’. Ze kennen hun afkomst. ’Het is niet alleen dit kwaad, dat roept om straf.’ Zo werkt de Heere nog. Evenals Korach moeten ze levend ter helle varen. Ze worden het eens met de Heere en gaan inleven dat de bloem van het geloof bloeit aan de rand van de hel. Kent u dat? Rechtvaardig verloren te moeten gaan én niet zonder de Heere te kunnen? Als ze zien op ’de Man van smarten’ wordt het zo smartelijk, want zij hebben Hem die smarten aangedaan. Maar ze mogen ook weleens schuilen in Zijn wonden. Dan ligt de zonde bedekt en is er geen doodsvrees. Soms is het echter zo duister en vragen ze: ’Zou het ooit wel waar geweest zijn?’ Als dan onverwachts Zijn lieflijke stem gehoord wordt roepen ze uit: ’Vele wateren kunnen Zijn liefde niet uitblussen.’ Het wonder is zo groot. ’Waarom was het op mij gemunt?’ Maar als de Heere Zich dan weer terugtrekt klinkt het: ’Waarom verstoot Gij mijn ziel?’ Gelukkig volk dat kan getuigen: ’Ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord.’ Tot de laatste snik blijven het Korachieten. De geestelijke Korachieten ontvangen, zoals Mefibóseth, weldaden waar ze geen recht op hebben. Ze verschijnen als ’een dode hond’, en ontvangen ’om niet’ geestelijke en tijdelijke weldaden op grond van het volbrachte werk van de Zoon van Zijn welbehagen.
Er zijn vijanden binnen en buiten de kerk. Er is dode orthodoxie die het leven zoekt in de Wet. Er zijn evangeliedrijvers die zeggen: ’Je moet geloven.’ Dit is onmogelijk! Er is ook veel schijnvroomheid. De geestelijke vijanden doen alles om de geestelijke kinderen van Korach in de aarde te trekken. De ergste vijand is het eigen ’ik’, dat alleen maar wil en kan zondigen. We kunnen niet één zonde zelf overwinnen. Alleen het bloed van Christus reinigt van alle zonden. In dat bloed is de Heere met Zijn volk tevreden. Onbegrijpelijk dat de Heere wil wonen, werken en blijven in die samenkomst van geestelijke Korachieten. De inwoners van die stad des HEEREN zijn wit en rein in Christus, maar ze zien dit zelf niet. Wat een wonder te mogen horen: Zie, gij zijt schoon. Zij leven uit de hand van de grote Koning en mogen weldaden beleven zoals: de zonde bewenen, geestelijke buitenstaanders worden, buigen voor die Koning, hun hart vanaf de kansel horen verklaren, de stem van de Koning horen en Zijn schoonheid aanschouwen. Als Hij ze voert in dat eeuwige, soevereine welbehagen worden alle dingen nieuw en roepen ze uit: Zulk een is mijn Liefste! Ze nemen de weg op in het licht, maar moeten die in de donkerheid inleven. Als die donkerheid er niet was zouden ze niet gaan roepen om licht. Hij kastijdt die Hij liefheeft. Dat houdt ze laag bij de grond, brengt ze af van hetgeen van de wereld is en drijft ze uit naar de Koning van de Kerk. Later zullen ze verstaan waarom kruis en druk nodig waren. De geestelijke kinderen van Korach komen altijd weer terecht in dat dal van ootmoed om met de weldaden terug te keren tot de Gever ervan.
Ze worden in die geestelijke tempel geboren; daar gaan ze groeien en bloeien. De tempel kende verschillende delen. Het voorhof, het heilige en, ’in het midden Uws tempels’, het heilige der heiligen met de ark en daarop het gouden verzoekdeksel. Het voorhof was vervuld met dankende en lovende Israëlieten. Maar waarlijk herdenken kan alleen door die biddende en dankende Hogepriester, Wiens bloed een verse en levende weg is naar het hemelse Heiligdom. Gods kinderen komen eerst terecht in het dal van de diepten van ellende. Ze kunnen uit zichzelf nooit de Heere bedoelen, maar ze hebben wél die begeerte om dat te doen. Alleen door die getrouwe en barmhartige Hogepriester kunnen ze naderen tot het heiligdom, want alles is uit Hem, door Hem en tot Hem.
De gemeente mag 150 jaar bestaan omdat Hij de Getrouwe is en er geestelijke Korachieten moesten worden toegebracht. Die zullen deze Koning in Zijn schoonheid aanschouwen en eeuwig mogen loven. Bij ontvangen weldaden dreigt zelfverheffing. Bij tegenspoed gaat de vuist naar boven. Datheen zegt: ’Geen meerder goed, Heer’ gij mij geven meugt; dan dat Gij mij vernedert en maakt kleene.’ Het ware gedenken is de ontvangen weldadigheden te mogen gedenken in het dierbare bloed van Christus. Het is een voorrecht, in een streek die welhaast tot het heidendom is weergekeerd, nog elke zondag driemaal te kunnen opgaan. De Heere houdt zijn Kerk in stand. Er zal hier een Kerk blijven zolang er geestelijke Korachieten zijn. Hun voedsel wordt hier uitgereikt. Werden we maar jaloers op dat volk des Heeren, dat die weldadigheden mag herdenken in het midden van Zijn tempel! Er ligt een rouwfloers over de kerk. Er zijn ook hier afsplitsingen en scheuringen geweest. De Heere wil dat we allen één zijn. Mocht er eenheid komen met die broeders waar we ons geestelijk mee verbonden voelen. Op aarde zal het een strijdende Kerk blijven, maar de Heere blijft de Getrouwe. Er zal altijd een Kerk blijven, maar wij weten niet of dat in Terneuzen zal zijn. Laat ons smeken of de Heere wil blijven. ’Zijn trouw en waarheid houdt haar kracht, tot in het laatste nageslacht.’ Die hoop gaf de Heere me toen ik de eerste keer in de gemeente voorging. We mochten geloven dat er in onze gemeente nog ’kinderen van Korach’ geboren zouden worden. De oorsprong van de gemeente in deze streek ligt in de prediking van Daniël Bakker. Achtenswaardige predikanten hebben hier gestaan. Zie dit in de bundel met preken die bij dit jubileum is uitgegeven. Denk aan ds. Boone,
ds. Fraanje en ds. Aangeenbrug. De band die laatstgenoemde met de gemeente had bespeur ik nog. Denk aan
ds. Pannekoek. Hij vreesde hier weinig vrucht op zijn prediking gehad te hebben. Toch sprak hij over een ’gegronde hoop’ dat er nog een knecht gezonden zou worden. En we zijn gezonden! Een grote verantwoordelijkheid. We hebben immers allen een ziel die voor de eeuwigheid geschapen is. Wat zal het zijn als het paslood langs ons gehouden wordt. Het zal zijn: Krom, krom, krom, waard om verzwolgen te worden. Alleen omdat Hij de Getrouwe is zal er een Kerk blijven. Mocht de Heere ons brengen in dat dal van Berácha, uitroepend. O God, wij gedenken Uwer weldadigheid, in het midden Uws tempels. De slotzang was Psalm 122:3 (Datheen):

Binnen Uw muren wonen zal
Liefde, vrede met enigheid.
De huizen en paleizen breid
Zijn vol van Gods zegening al.
Om den wil der broederen mijn,
En der vrienden die binnen zijn,
Wens ik u vreed’ in alle hoeken,
Omdat ook Gods tempel zeer rein
Staat binnen uw muren niet klein,
Wil ik steeds uwen voorspoed zoeken.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 februari 2011

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Een ootmoedig herdenken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 februari 2011

De Wachter Sions | 8 Pagina's