Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 21 (artikel 20)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 21 (artikel 20)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Barmhartig en rechtvaardig
We leven in een tijd waarin Gods barmhartigheid meer nadruk krijgt dan Gods rechtvaardigheid. Het kruis van Christus is in veler ogen enkel en alleen het teken van de onthulling van de liefde van God. Er wordt dan gesteld dat in de prediking de rechtvaardigheid niet veel aandacht behoeft te krijgen. Men zegt dat door de komst van Christus de situatie veranderd en Gods liefde op de aarde neergedaald is. De toehoorders worden op grond hiervan aangezet tot het geloof in Christus.
Het gevolg hiervan is niet alleen een ’gearriveerd’ Christendom, maar ook spreekt de ernst van de zonde niet meer. Het oordeel behoeft dan niet meer te worden aangezegd.
Hierdoor leeft men gemakkelijk over de zonde heen. Daarnaast blijft handhaving van de tucht achterwege. De gevolgen hiervan worden steeds meer zichtbaar.
Wat is het dan toch belangrijk om het evenwicht in de prediking te bewaren. Dit evenwicht wordt ook gevonden in artikel 20 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: ”Wij geloven dat God, Die volkomen barmhartig en rechtvaardig is, Zijn Zoon gezonden heeft om aan te nemen de natuur in dewelke de ongehoorzaamheid begaan was, om in haar te voldoen en te dragen de straf der zonden door Zijn zeer bitter lijden en sterven.” In dit artikel gaat Guido de Brès in op de barmhartigheid en de rechtvaardigheid van God. God betoont Zijn barmhartigheid aan Zijn schuldige uitverkorenen, door Zijn rechtvaardigheid tegen Zijn eigen Zoon te bewijzen en Hem te straffen voor hun schuld.

Al Gods deugden zijn in Hem één
In het verzoenende werk van Christus schitteren zowel Gods barmhartigheid als Gods rechtvaardigheid. Die twee deugden van God staan niet tegenover elkaar, maar ze vormen een harmonieus geheel. Voor een mens is niet te begrijpen dat in God geen recht zonder barmhartigheid en geen barmhartigheid zonder recht is. In artikel 1 wordt het al beleden: God is een enig en éénvoudig geestelijk Wezen. Dit betekent dat God en Zijn eigenschappen één zijn, zonder samenstelling van delen of zaken. Elke eigenschap is God Zelf, daarin is onderling geen onderscheid. We spreken van eigenschappen in het meervoud, om daarmee de verschillende werkingen van die eigenschappen of volmaaktheden uit te drukken.
Gods barmhartigheid en rechtvaardigheid kunnen we dus in die zin wel onderscheiden, maar niet van elkaar scheiden. Men schetst een verkeerd beeld wanneer men stelt dat God in het bewijzen van genade van de stoel van Zijn rechtvaardigheid opstaat en gaat zitten op de stoel van Zijn barmhartigheid. In het werk van de verlossing zijn barmhartigheid en rechtvaardigheid aan elkaar verbonden. God kan dus niet barmhartig zijn zonder de uitoefening van Zijn rechtvaardigheid.
De ellende wordt door de barmhartigheid niet weggenomen, tenzij de zonde, die de oorzaak van alle ellende is, verzoend is. (…) en zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving (Hebr. 9:22b). In Zijn wijsheid heeft God een middel gevonden, waardoor Zijn barmhartigheid en rechtvaardigheid samen op het hoogst verheerlijkt worden: Hij heeft Zijn Zoon gezonden, Die de natuur heeft aangenomen in welke de zonde van ongehoorzaamheid begaan was. Daarom moest Hij in de menselijke natuur de straf op de zonde dragen door Zijn lijden en sterven.

Voldoening
De zonde moet gestraft worden. Er moet voldaan ofwel betaald worden. Geen verzoening zonder voldoening. In Gods Woord wordt dit uitgedrukt door de woorden:
(vrij-)kopen, verlossen, rantsoen (=losgeld) geven en verzoenen. Die voldoening of genoegdoening (Zondag 5, antw. 12, Zondag 21, antw. 56), is alleen mogelijk als aan de wet wordt voldaan. God eiste in het werkverbond dat de wet volkomen onderhouden en de straf op de zonden gedragen moet worden. Want het is onmogelijk dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneme (Hebr. 10:4).
Waarom is dat onmogelijk? Alleen omdat het God niet behaagd heeft door het bloed van beesten de zonde te laten wegnemen? Nee, maar omdat de natuur van redeloze dieren niet vergelijkbaar is met de natuur van redelijke schepselen. De zonden van de ’redelijke’ mensen zijn te gruwelijk en te vuil dan dat ze met redeloos bloed kunnen uitgewist worden.
Het bloed van offerdieren is onvoldoende omdat ze geen verzoening teweegbrengt. Wel heeft dit bloed een ceremoniële betekenis.
Deze betekenis zien we ook bij het zondoffer.
Bij dit offer moest de hand op het hoofd van het offerdier gelegd worden. De zonde werd daarmee als het ware overgedragen op het offerdier dat in de plaats van de zondaar geslacht werd.
Deze ceremonie symboliseerde de verzoening door het werk van de schuldovernemende Borg. Al de handelingen rondom het zondoffer en al het bloed van de offerdieren konden geen verzoening in wezenlijke zin geven. God heeft verzoening aangebracht door in Zijn rechtvaardigheid de zonden van de Zijnen te leggen op Zijn Zoon.

De Borg van het verbond
Een zondaar kan voor zichzelf niet voldoen.
Daarvoor is het rantsoen te groot en de mens te onvermogend. De schuld groeit dagelijks aan. De mens die dagelijks nieuwe schulden maakt, boven zijn vermogen, komt er niet meer uit. Daarom is een borg nodig. Het inzetten van een borg is niet strijdig met de wet. Bij geldschulden is het een gebruikelijke methode. In Filémon (vs. 18 en 19) lezen we hoe Paulus voor Onésimus borg werd.
Onze zonden worden in de Bijbel ook wel met geldschulden vergeleken (Matth. 6:12 en 18:24). Juda bood zichzelf aan om persoonlijk borg te zijn voor zijn broeder Benjamin (Gen. 44:32 en 33). Paulus noemt zelfs het voorbeeld van mensen die hun leven hebben gegeven om hun vrienden en medeburgers te verlossen uit moeilijke omstandigheden (Rom. 5:7, met kantt.).
Maar als het gaat om de zonde, dan kan een mens niet voor een ander voldoen of borg worden. David zegt daarvan: Niemand van hen zal zijn broeder immermeer kunnen verlossen; hij zal Gode zijn rantsoen niet kunnen geven. (Want de verlossing hunner ziel is te kostelijk, en zal in eeuwigheid ophouden) (Psalm 49:8 en 9).
Zelfs engelen kunnen geen borg zijn, al zijn het sterke helden. De engelen hebben geen lichamen om de straf te kunnen dragen. En God wil aan geen ander schepsel, dan de mens is, de schuld straffen die de mens gemaakt heeft. De borg moet onze broeder zijn, net als de lossers onder de wet bloedvrienden waren.
Alleen de Heere Jezus Christus is machtig om Borg voor de zondaar te zijn. Hij is de Middelaar Gods en der mensen (1 Tim. 2:5), de Borg van het verbond (Hebr. 7:22).

Goedheid en barmhartigheid
De genoegdoening van Christus betoont niet alleen Gods volkomen rechtvaardigheid, maar ook Zijn volkomen barmhartigheid. Guido de Brès eindigt artikel 20 als volgt: ”Zo heeft dan God Zijn rechtvaardigheid bewezen tegen Zijn Zoon, als Hij onze zonden op Hem gelegd heeft; en heeft uitgestort Zijn goedheid en barmhartigheid over ons, die schuldig en der verdoemenis waardig waren, voor ons gevende Zijn Zoon in de dood door een zeer volkomen liefde, en Hem opwekkende tot onze rechtvaardigmaking, opdat wij door Hem zouden hebben de onsterfelijkheid en het eeuwige leven.”
Gods barmhartigheid betekent dat Hij genade bewijst aan ellendigen, aan hen die zichzelf schuldig en de verdoemenis waardig achten. De Rechter zit op Zijn troon om recht en gerechtigheid te oefenen. Hij kan de zondaar niet ongestraft laten of tot Zijn gemeenschap aannemen, tenzij het recht is vervuld en aan Zijn geschonden majesteit genoeg is gedaan.
Zo leeft Gods volk het ook in. Dat volk erkent het waardig te zijn om eeuwig om te komen en roept om ontferming. Wat een wonder als dan de Borg tussen treedt! Onverdiend worden de uitverkorenen zalig en ontvangen ze het eeuwige leven. O, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen die U vrezen; dat Gij gewrocht hebt voor degenen die op U betrouwen, in de tegenwoordigheid der mensenkinderen! (Ps. 31:20).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 2012

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 21 (artikel 20)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 2012

De Wachter Sions | 8 Pagina's