Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 24 (artikel 22)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 24 (artikel 22)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De rechtvaardigmaking door het geloof
Guido de Brès heeft in artikel 21 stilgestaan bij de genoegdoening of voldoening door Christus. In artikel 22 gaat hij in op het kennis krijgen aan deze ’grote verborgenheid’.
Het gaat hier dus om de persoonlijke deelachtigmaking van het heil in Christus. Guido de Brès gaat in dit artikel in op de wijze waarop de Heilige Geest het werk van Christus toepast in het hart en het leven van de uitverkoren zondaren. Over dit zeer wezenlijke onderwerp bestaat veel verwarring en verdeeldheid. Dit artikel over de rechtvaardigmaking door het geloof is dan ook verrassend actueel.

Een oprecht geloof
Guido de Brès begint artikel 22 met de opmerking dat de Heilige Geest een oprecht geloof in het hart ontsteekt, hetwelk Jezus Christus met al Zijn verdiensten omhelst, Hem eigen maakt en niets anders meer buiten Hem zoekt. Een waarachtig geloof is dus nodig om ware kennis te krijgen van de grote verborgenheid van de verzoening door voldoening. Zulk geloof is van Goddelijke oorsprong. De Heilige Geest moet het immers in het hart ontsteken. Alleen dan is er sprake van een oprecht geloof. Guido de Brès voegt niet voor niets een woord toe aan het begrip ’geloof ’. In de eerste uitgave gebruikte hij het woord ’waar’, later werd dat het woord ’oprecht’. Tegenover het woord ’oprecht’ staat het woord ’onoprecht, bedrieglijk’.
Er is alle reden voor om onderscheidend over het geloof te spreken. We kennen allen het onderscheid tussen een historisch geloof, een tijdgeloof, een wondergeloof en het zaligmakend geloof. Guido de Brès doelt in artikel 22 op het zaligmakend geloof. Er wordt in onze tijd wel kritiek geuit op deze uitdrukking.
Men weet dan op te merken dat het geloof niet zalig maakt, maar dat Christus dat doet. Vaak blijkt dan dat men van onderscheid in het geloof niet wil weten. Toch is het zo nodig om onderscheidend te spreken. Dat onderscheid heeft Christus Zelf gepredikt, bijvoorbeeld toen Hij de gelijkenis van de zaaier vertelde (Lukas 8). Het komt dus aan op een oprecht geloof. Calvijn schrijft kort en zakelijk wat een oprecht geloof inhoudt: ”Het is een vaste en stellige kennis van Gods goedgunstigheid jegens ons, die haar grond vindt in de waarheid van de genadige belofte in Christus en door de Heilige Geest aan ons verstand geopenbaard en in ons hart verzegeld wordt.” (Institutie 3.2.7)

Werk van de Heilige Geest
Ds. Rotterdam noemt in zijn boek ’Sions roem en sterkte’ (blz. 371) drie daden van het geloof: kennis, toestemming en vertrouwen.
Ook de Heidelbergse Catechismus spreekt over kennis, toestemmen (voor waar houden) en vertrouwen (Zondag 7). Een vluchtige lezer zou kunnen denken dat Guido de Brès alleen over ware kennis spreekt. In het eind van de zin spreekt hij echter over omhelzen en eigen maken. Daar ligt toestemmen en vertrouwen in besloten. Denk aan het beeld van de verloren zoon (Lukas 15:20). Zal er bij zo’n omhelzing geen sprake zijn van vertrouwen? Het geloof omhelst Christus met al Zijn verdiensten. Het oprechte geloof is het werk van de Heilige Geest. Alleen als de Heilige Geest het geloof ontsteekt, zoals een kaars van bovenaf aangestoken wordt, is er sprake van een oprecht geloof.

Geen halve zaligmaker
Guido de Brès benadrukt vervolgens dat het geloof in Christus genoegzaam, dus toereikend is. Als iemand zou zeggen dat er naast het geloof in Christus meer nodig is om zalig te worden, dan noemt Guido de Brès dat een buitengewoon verschrikkelijke (’al te ongeschikte’) godslastering. Dat is niet te sterk uitgedrukt. Het oprechte geloof zoekt niets anders dan Christus alleen. Christus is geen halve zaligmaker!
Het is wel duidelijk dat Guido de Brès zich hier richt tegen de roomse leer. De roomse kerk acht het immers noodzakelijk dat er goede werken gedaan worden. Rome wil van een rechtvaardiging door het geloof ’alleen’, niet weten. Rome keert zich tegen het woord ’alleen’. De goede werken zijn medebepalend voor het rechtvaardig zijn voor God. Gods Woord spreekt echter anders over goede werken. Het geloof is vanaf het begin aan Christus verbonden. Dat geloof blijft dan ook niet zonder vrucht in de werken van de liefde. Maar dat wil niet zeggen dat in deze goede werken een grond of reden is om iemand vrij te spreken van de straf. Alleen de gerechtigheid van Christus kan voor God welbehaaglijk zijn. Paulus schrijft ervan: Doch wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus, en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden (Gal. 2:16).

Alleen door het geloof
De leer van Rome is niet vreemd aan onze hoogmoedige natuur. Een mens wil er van nature niet aan dat God de goddeloze rechtvaardigt om niet. We zoeken, met een zuivere belijdenis op de lippen, toch heimelijk een grond in onszelf om voor God te kunnen bestaan. In onze kerkgang, onze zuivere leer, in onze degelijkheid, in onze goede werken…..
De roomse paap leeft ook in ons hart. Ontdekkend werk van de Heilige Geest is nodig om alle gronden buiten Christus en Zijn verdienste bloot te leggen. Dan wordt geleerd dat er niets van de mens bij hoeft, bij mag, bij kan. Alleen door Christus, alleen door het geloof! Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door wat wet? Der werken? Neen, maar door de wet des geloofs. Wij besluiten dan, dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet (Rom. 3:27,28).

Geloof als instrument
We moeten ondertussen niet vergeten dat het in dit artikel gaat om de rechtvaardigmaking.
Twee artikelen worden hieraan gewijd. Artikel 22 belijdt de grond van de rechtvaardigmaking: Christus en Zijn verdiensten. Artikel 23 belijdt de inhoud van de rechtvaardigmaking. We hebben nu iets geschreven over het geloof in verband met de rechtvaardigmaking. De titel van artikel 22 luidt dan ook: ’Van onze rechtvaardigmaking door het geloof in Jezus Christus’. Guido de Brès besluit dit artikel met de opmerking dat het niet het geloof zelf is dat Gods volk rechtvaardigt, maar dat het geloof slechts een instrument is, ’waarmede wij Christus, onze rechtvaardigheid, omhelzen’. We voelen hierin de drang van Guido de Brès om werkelijk alle mensenwerk af te snijden. Het geloof is geen eigen verdienste. Ook in onze tijd wordt het geloof vaak gezien als een prestatie die van de mens gevraagd wordt tegenover de verdienste van Christus. Op deze wijze wordt de mens aangezet om te geloven, terwijl het noodzakelijke werk van de Heilige Geest wordt verzwegen. De levendgemaakte zondaar wordt echter niet vrijgesproken van schuld en straf omdat deze gelooft. Dan zou het geloof verdienstelijk zijn en wordt de grond heimelijk gelegd in het geloof. Het geloof is slechts een instrument, een middel, om gerechtvaardigd te worden. Daarmee wordt niet de waarde van het geloof ontkend! Het maakt juist duidelijk dat het ware geloof het middel is waardoor de zaligheid het deel wordt van arme zondaren.
Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoons van God (Joh. 3:18).

Christus’ goederen
Ds. Arnoldus Rotterdam wijst er in zijn verklaring ook op dat het geloof in de rechtvaardigmaking niet aangemerkt wordt als een daad van de mens. ’Niet als een werk, maar als een werktuig en middel waarmee wij Christus, onze Rechtvaardigheid omhelzen.’ (a.w. blz. 383). Hij wijst er dan op dat het geloof ook een instrument is dat ’ons met Hem in de gemeenschap van al Zijn goederen houdt’. En al die heilgoederen en weldaden zijn meer dan genoegzaam tot vrijspreking van de zonden van Zijn volk. Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest (Rom. 8:1).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 augustus 2012

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 24 (artikel 22)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 augustus 2012

De Wachter Sions | 8 Pagina's