Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 34 (artikel 31)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 34 (artikel 31)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De verkiezing tot het ambt
In het vorige artikel hebben we gezien dat de Heere Zijn Kerk bestuurt door middel van drie ambten. De Heere wil ménsen gebruiken in Zijn dienst. Calvijn schrijft het zo mooi: ’Weliswaar behoort Hij Zelf als Enige in Zijn kerk te heersen en te regeren, moet Hij daarin ook de leiding hebben en de voornaamste plaats innemen en dient dit gezag alleen door Zijn Woord uitgeoefend en bediend te worden, maar Hij woont niet met een zichtbare tegenwoordigheid onder ons.
Om ons Zijn wil mondeling bekend te maken, maakt Hij daarom gebruik van de dienst en de arbeid van mensen, waarin zij als het ware Zijn plaats innemen’ (Institutie 4.3.1).
In artikel 31 gaat Guido de Brès in op de wijze waarop de kerkelijke ambten vervuld moeten worden en welk gezag deze ambten hebben. In de rooms-katholieke kerk stelt de hogere geestelijkheid de ambtsdragers aan, zonder de gemeenten erin te kennen. Er is sprake van een hiërarchie in de ambten. De ambten zijn in de roomse kerk dus niet aan elkaar gelijk. De ene ambtsdrager staat daarom boven de ander en dat is weer van belang bij het toedelen van de ambten. Vriendjespolitiek ligt dan voor de hand. Guido de Brès belijdt, op grond van Gods Woord, dat de ambten op een andere wijze ingevuld behoren te worden.

Wettelijke verkiezing
Iemand kan alleen tot het ambt komen door wettige verkiezing door de gemeente.
In het boek Handelingen kunnen we op diverse plaatsen lezen hoe dit in zijn werk ging. Guido de Brès schrijft dat alles ordelijk moet gebeuren, onder aanroeping van de Naam Gods. Het is ook geen geringe zaak!
Het is nodig om de Naam van de Heere aan te roepen om te smeken om Zijn leiding. Er behoort gebeden te worden om getrouwe en goede ambtsdragers en of de Heere de gekozen ambtsdragers gewillig en bekwaam wil maken. De gemeente hoort te bidden om een goede uitoefening van het ambt. Want ambtsdragers zijn ook maar mensjes uit het stof verrezen, aldus Calvijn (Institutie 4.3.1).
Het gebed voor de vervulling van de ambten is dus noodzakelijk. Guido de Brès schrijft dat er gewaakt moet worden dat mensen zich niet door onbehoorlijke middelen indringen, maar dat de tijd van de Goddelijke roeping afgewacht moet worden, ’opdat hij getuigenis hebbe van zijn beroeping, om van haar verzekerd en gewis te zijn dat zij van de Heere is’.

Roeping
Guido de Brès spreekt dus van een roeping.
Er kan dan onderscheid gemaakt worden tussen een inwendige en een uitwendige roeping. Met de uitwendige roeping wordt de verkiezing door de gemeente bedoeld. De inwendige roeping gaat de uitwendige roeping vooraf. Van die verborgen roeping is elke dienaar van God zich bewust. En niemand neemt zichzelven die eer aan, maar die van God geroepen wordt (Hebr. 5:4a). Degene die God op deze wijze roept, bekwaamt Hij ook om het ambt te kunnen vervullen. En Ik zal ulieden herders geven naar Mijn hart; die zullen u weiden met wetenschap en verstand (Jer. 3:15).
Nu zult u wellicht zeggen dat deze verborgen roeping toch niet geldt voor een diaken of een ouderling. Welnu, dat ligt inderdaad onderscheiden. Calvijn zegt het volgende over de inwendige roeping tot het ambt: ’Het gaat dan om het goede getuigenis van ons hart, dat wij het aangeboden ambt niet aanvaarden uit eerzucht, noch uit hebzucht, noch omwille van enige andere begeerte, maar uit oprechte godsvrucht en het verlangen om tot opbouw van de kerk bezig te zijn. Dit is voor ieder van ons nodig, als wij de goedkeuring van God over onze bediening willen hebben’ (Institutie 4.3.11).

Autoriteit
Guido de Brès gaat vervolgens in op het gezag van de ambtsdragers. We schreven reeds eerder dat de ambten geen hiërarchie kennen. De ambten zijn aan elkaar gelijk. Een predikant mag dan ook niet heersen over de andere ambtsdragers. De ambtsdragers hebben maar één gezag, dat is de Bijbel, en één Hoofd, dat is Christus. De ene ambtsdrager dient in zelfverloochenende liefde de ander uitnemender te achten dan zichzelf. Een ambtsdrager is een dienaar. Hij dient de gemeente. Autoritair optreden past daar niet bij. Heerschappij is alleen weggelegd voor het Hoofd van de Kerk. Hij is de enige algemene Bisschop. Hij regeert door Zijn Woord en Geest. Zijn dienaren hebben naar Zijn bevelen te luisteren. Maar een ambtsdrager is wel bekleed met gezag. Christus leert profetisch door de dienst van de herders en leraars, regeert koninklijk door de dienst van de ouderlingen en dient priesterlijk door de dienst van de diaken.

Gaven
Er is onderscheid in gaven die God gegeven heeft. Zo heeft de ene dienaar meer wijsheid dan de ander of kan beter leiding geven en met mensen omgaan, terwijl de ander meer gebedsgaven heeft of mensen kan vertroosten. Het is goed om hier rekening mee te houden bij het verdelen van de taken. Maar het is ook van belang dat erop gelet wordt dat degenen die verkiesbaar zijn geschikt en bekwaam zijn om de last te dragen die hen wordt opgelegd, dat wil zeggen: of ze wel de vermogens bezitten die nodig zijn voor de vervulling van het ambt. Calvijn schrijft hierover: ’In hoofdzaak komt het hierop neer dat slechts zij gekozen mogen worden die gezond in de leer zijn, een heilige levenswandel hebben en niet bekend staan om enig gebrek dat hen van hun gezag zou beroven en het ambt in diskrediet zou brengen.
Met betrekking tot diakenen en ouderlingen ligt het precies hetzelfde’ (Institutie 4.3.12).
Christus stelt Zijn dienstknechten echter niet alleen aan, Hij bekwaamt hen ook voor het geestelijk werk waartoe Hij hen roept. Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God; Die ons ook bekwaam gemaakt heeft om te zijn dienaars des Nieuwen Testaments (2 Kor. 3:5,6a).

Hoogachting
Guido de Brès rondt dit artikel af met de oproep om de door God geroepen ambtsdragers te hoogachten. Het gaat dan in de eerste plaats niet om hun persoon, maar om hun werk. En wij bidden u, broeders, erkent degenen die onder u arbeiden en uw voorstanders zijn in den Heere en u vermanen, en acht hen zeer veel in liefde, om huns werks wil. Zijt vreedzaam onder elkander (1 Thes. 5:12,13).
We zien dat ook als het gaat om het werk van de ouderlingen. Dat de ouderlingen die wel regeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het Woord en de leer (1 Tim. 5:17). En ook als het gaat om de achting voor de diakenen, gaat het om hun werkzaamheden. Want die wel gediend hebben, verkrijgen zichzelven een goeden opgang en veel vrijmoedigheid in het geloof, hetwelk is in Christus Jezus (1 Tim 3:13). Steeds weer zien we dat als het gaat om de hoogachting niet de persoon bepalend is, maar zijn werk. De belijdenis is wars van mensverheerlijking en verafgoding van ambtsdragers. Dat wil niet zeggen dat de persoon niet telt. Niet voor niets schreven we iets over de geschiktheid en de bekwaamheid van een ambtsdrager.
We leven in een gebroken wereld. Geen enkele ambtsdrager is volmaakt. Er zal dan helaas ook altijd sprake zijn van afkeurend commentaar op ambtsdragers. Dat was in de tijd van Guido de Brès niet anders dan vandaag. Hij schrijft dan ook dat we in vrede met de ambtsdragers behoren te leven en dat murmurering, twist en tweedracht zoveel mogelijk voorkomen moet worden. Zoveel mogelijk is! Dat geeft wel aan dat er grenzen zijn. Maar de oproep van Paulus behoren we ter harte te nemen: Zijt uw voorgangers gehoorzaam en zijt hun onderdanig; want zij waken voor uw zielen, als die rekenschap geven zullen; opdat zij dat doen mogen met vreugde en niet al zuchtende; want dat is u niet nuttig (Hebr. 13:17).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 2013

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 34 (artikel 31)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 2013

De Wachter Sions | 8 Pagina's