Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uitgeverij Den Hertog – Houten stuurde ons toe: William Guthrie, Des christens groot interest, 174 blz., € 18,50

Een begenadigde leraar
William Guthrie (1620-1665) was een puriteins predikant in Schotland. Hij studeerde theologie aan de universiteit van St. Andrews, waar hij les kreeg van Samuel Rutherford (1600-1661). De prediking van Rutherford was het middel tot zijn bekering. William Guthrie nam het beroep aan van de gemeente te Fenwick, en de Heere zegende het twintigjarige verblijf in deze gemeente op bijzondere wijze. Jac. Koelman, die het boek: ’Des christens groot interest’ in het Nederlands vertaalde, schreef in zijn voorwoord dat Guthrie na onderzoek het volgende concludeerde: ’Van de vijfhonderd leden zijn er wel driehonderd van wie ik naar de liefde oordeel en enige vertroostende zekerheid heb dat zij genade gevonden hebben in Gods ogen en oprecht bekeerd zijn. Zestig onder hen verstaan meer dan ik hen kan prediken.’ Om jaloers op te worden!
William Guthrie is onder ons vooral bekend geworden door het boek dat we thans recenseren. Al verschillende malen is dit boek in ons kerkelijk blad besproken. Als eerste recenseerde dr. C. Steenblok het in 1958, toen ds. C. Smits er een voorwoord in had geschreven. Dr. Steenblok dicteerde tevens wat A. Hellenbroek schreef bij de verschijning van de achtste druk in 1721.
In 1981 en 1999 besprak ds. F. Mallan dit boek. In 1981 stond het voorwoord van Jac. Koelman er nog in, in 1999 niet meer. Het liefst hadden we het voorwoord van Hellenbroek of Koelman erin zien staan.
Het boek wat wij thans bespreken is een herziene druk, waarin ten behoeve van de leesbaarheid lange zinnen zijn ingekort, zonder de inhoud tekort te doen.
Veelzeggend is wat de geleerde John Owen (1616-1683) van ’Des christens groot interest’ schrijft: ’Ik heb vele boeken geschreven, maar er is meer godgeleerdheid in dit boek dan in hen allen.’ Deze kwalificatie getuigt van grote ootmoed en het inzien van het grote belang dat John Owen in dit werk van William Guthrie stelde.

Het eerste deel
’Des christens groot interest’ bestaat uit twee delen. Het eerste deel geeft antwoord op de vraag hoe een mens kan weten of hij zaligmakend deel aan Christus heeft. Allereerst wijst Guthrie erop dat de uitverkorenen naar Gods welbehagen zalig zullen worden. Vervolgens dat de leiding des Heeren soeverein is. Gods gewone weg om zondaren tot Christus te brengen geschiedt volgens Guthrie door een helder en onderscheiden werk van de Wet en van vernedering. Dit noemt hij de geest der dienstbaarheid, en deze weg eindigt in de Geest der aanneming tot kinderen.

Toeleidende weg tot Christus
Op een heldere wijze omschrijft hij de toeleidende weg tot Christus, zoals overtuigd te worden van zijn zonde, begeerte te krijgen naar verlossing, het inleven van zijn verlorenheid, en de mogelijkheid om zalig te worden.
Hij schrijft dan over de toeleidende weg tot Christus: ’Behalve deze overtuigingen van Gods Geest, die gewoonlijk de weg van Christus tot de ziel aankondigen en die ook gewoonlijk daarop volgen, is er een zegel van Gods Geest, waarvan in de Schrift gesproken wordt.’
De schrijver vervolgt dan en omschrijft hoe de zondaar opnieuw zijn verlorenheid inleeft, en de geestelijkheid van de wet inziet, opdat er plaats voor Christus als Borg wordt gemaakt. Men kan dan wel schrijven dat wij de weg naar Christus te lang maken, maar dan zou William Guthrie dit ook hebben gedaan. We houden ons dan maar liever op met Guthrie, die vervolgens schrijft: ’Nu trekt God zijn ziel aldus tot Christus (Joh. 6:44).’

Separerend en voorzichtig
Omdat de predikant van Fenwick wist dat ieder mens een bedrieglijk hart omdraagt, achtte hij het separerende element in dit werkje ook noodzakelijk. Daarom maakt hij onderscheid tussen Gods volk en huichelaars. Hij legt een duidelijke toetssteen voor de lezer neer, en we nemen aan dat een ieder eerlijk behandeld wil worden.
Toch is Guthrie niet alleen separerend maar ook voorzichtig! Zo schrijft hij dat de Heere ook op een andere wijze zondaars tot Zich trekt, bijvoorbeeld die van de moederschoot af getrokken worden, zoals Timotheüs, of degenen die op evangelische wijze geroepen worden, zoals Zachéüs. Weer anderen worden genadig geroepen als de dood nadert, zoals de moordenaar aan het kruis. Met het benoemen van dit laatste voorbeeld waarschuwt Guthrie om de bekering niet tot het einde uit te stellen, aangezien het een zeldzaam wonder van genade is. Maar op welke wijze de soevereine Heere zondaars ook bekeert, Guthrie houdt eraan vast: ’We moeten redelijkerwijs aannemen dat Hij Zich naar de maat van hun nooddruft aan hen heeft ontdekt.’ Als ambtsdragers behoren we Guthries voorzichtige en Bijbelse benadering ter harte te nemen, zodat we niet op krampachtige wijze een schematische voorstelling hanteren, zonder voor ogen te houden dat de Heere soeverein is in het bekeren van zondaren.

Geloofsbeginsel
Op een kostelijke wijze beschrijft Guthrie het verschil tussen geloof en geloven. Degenen die deel aan Christus hebben, zijn naar het woord van Paulus een nieuw schepsel (2 Kor. 5:17). Zijn zij zich dan direct bewust dat zij in Christus zijn zoals sommigen beweren? Lees maar wat Guthrie schrijft: ’Er is in deze mens een beginsel van nieuw leven (…), en dat is het nieuwe hart. Dit nieuwe levensbeginsel brengt daden van leven voort, naar het evenbeeld Desgenen Die hem geschapen heeft.’ Onze lezers zouden kunnen denken dat dit woorden zijn van dr. A. Comrie (1706-1774). We kunnen concluderen dat Guthrie dus hetzelfde leerde als Comrie, namelijk dat degene die in Christus een nieuw schepsel is, het geloof als vermogen of nieuw levensbeginsel bezit. Dit geloofsvermogen brengt geloofsdaden voort.
Opnieuw beschrijft hij het verschil tussen de ware christen en de huichelaar, om ten slotte met het beantwoorden van zielenvragen het eerste deel af te sluiten.

Tweede deel
Het tweede deel geeft een antwoord op de vraag hoe en op welke wijze dit deel aan Christus te verkrijgen is.

Zuiver evenwicht tussen ’s mensen plicht en Gods genadewerk
Guthrie leert dat hoewel het zaligworden een werk van Gods Geest is, ieder mens de schuldige plicht heeft om in Christus te geloven.
Doch voordat hij de nadruk hierop legt, geeft hij de volgende waarschuwing: ’Volstrekt niemand neemt van harte God in Christus Jezus aan en berust in het rantsoen dat door God uitgedacht is, behalve degenen die verkoren zijn (…).’ Vervolgens stelt hij dat: ’alleen de Heere hen leven en kracht geeft om Christus aan te nemen. Het is een trekken van Zijn kant en een nalopen van onze kant.’
Doch dan gaat hij verder, en wijst een ieder op de plicht om Christus aan te nemen als het gezegende Middel dat voor zondaren is verordineerd. Guthrie legt deze plicht niet uit als een mogelijkheid om zalig te worden, maar als een Goddelijke eis en stelt de mens verantwoordelijk. De predikant van Fenwick was dus geen religieus activist die de mensen zonder meer opriep om Christus aan te nemen, maar die ons via zijn nagelaten geschrift wel op onze schuldige plicht wijst. Wat is hiervan de reden? Omdat volgens Guthrie God de mens in den beginne zo geschapen had, dat hij volkomen in staat was om alles te doen wat Hij zou bevelen.
Ook al zijn we door de zondeval onwillig en onmachtig geworden, toch blijft de mens verantwoordelijk, omdat hij God in de staat der rechtheid kon dienen.
Guthrie schrijft dan dat we de onmogelijkheid om Christus aan te nemen gevoelig moeten inleven, opdat wij begerig zouden worden dat Hij het geloof in ons zal werken.
Op Schriftuurlijke wijze stelt Guthrie zijn lezers de schuldige plicht voor ogen. Hij omschrijft deze plicht niet als een voorzichtige toespeling maar als een duidelijke eis, zodat geen lezer kan zeggen dat hij of zij geen verplichting heeft om Christus aan te nemen.
Guthrie bedoelt dus absoluut niet dat men Christus zonder meer kan aannemen. Daarom waarschuwt hij dat mensen zich kunnen bedriegen en inbeelden de zaak te bezitten. Hij noemt opnieuw welke dingen wij behoren te weten alvorens we recht begerig worden om Christus Jezus aan te nemen.
Hij moet namelijk zijn natuurstaat ter harte nemen, dat hij zonder God in de wereld is.
Hij moet weten dat hij Gods toorn heeft verdiend, omdat God hem niet onschuldig kan houden. Hij moet weten dat hij van zichzelf niets heeft om voor God te kunnen bestaan.
Als hij alles heeft opgesomd, schrijft hij: ’Want de weg van het hart tot Christus mag wel gerekend worden tot de vier wonderlijke dingen waarvan wij lezen in Spreuken 30:18 en 19 (…). Toch houden wij hem, die vraagt naar de wijze waarop de Heere werkt, de meest gewone en geëigende weg voor.’

Het persoonlijk een verbond met God in Christus aangaan
Guthrie heeft het onderwerp over het persoonlijk verbond met de Heere aangaan zeer ontroerend geschreven. Hoe teer en indringend roept hij op om een verbond met God in Christus aan te gaan. Daartoe heeft hij een gebed als voorbeeld gegeven, waarin hij te kennen geeft hoe hijzelf een verbond met de Heere maakte.
Daarna schrijft hij ter waarschuwing: ’Alleen zou het wel gepast zijn dat mensen voor de Heere hun verloren staat voor zichzelf zouden erkennen én de verlossing die er is door Christus; en dat zij verklaren dat zij hetzelfde aannemen dat in het Evangelie aangeboden wordt, er dankbaar in berusten en er genoeg aan hebben. Dat zij zichzelf voortaan geheel aan God toevertrouwen om op Zijn wijze zalig gemaakt te worden, waarop zij naar Zijn getrouwheid wachten.’

Een bijzonder boek
We hebben dit boek opnieuw met innerlijk vermaak gelezen. Opnieuw, omdat we in onze jonge jaren dit ook met vrucht voor onze ziel hebben gelezen, en daarin de zuivere leer betreffende het evenwicht tussen Wet en Evangelie zagen voorgesteld. Guthrie is niet te bekrompen en niet te ruim in het aanbod van genade, maar evenwichtig, zuiver en gegrond op het eeuwigblijvend Woord des Heeren!
We hebben alle drieëntwintig Engelse delen: ’The works of John Owen’ in bezit. Het aantal pagina’s van dit boekje van Guthrie is beduidend minder dan die van alle werken van Owen. Hoe veelzeggend is nogmaals de opmerking van Owen: ’Ik heb vele boeken geschreven, maar er is meer godgeleerdheid in dit boek dan in hen allen.’ We hopen dat onze lezers grote interesse of belang krijgen om dit boek aan te schaffen, en dat Gods Geest voor Christus plaats maakt!
Ten slotte stemmen we geheel in met de wens van de schrijver: ’O, dat ik mensen kon overtuigen te geloven dat deze dingen niet zijn ja en nee. Dat zij zich zouden haasten tot Hem, Die Zich haast om de wereld te oordelen en mensen te roepen tot rekenschap, bijzonder over hun gebruik van dit Evangelie! Ja, kom, Heere Jezus!’

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 2013

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 2013

De Wachter Sions | 8 Pagina's