Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 35 (artikel 32)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 35 (artikel 32)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De orde en de tucht van de Kerk
Guido de Brès heeft in zijn geloofsbelijdenis veel aandacht besteed aan de Kerk. In artikel 32 rondt hij dit onderwerp af met een beschrijving van de orde en de tucht. Orde en tucht zijn aan elkaar verbonden. De tucht is noodzakelijk om de orde in de kerk te handhaven. Guido de Brès wijst erop dat het nuttig en goed is dat de regeerders van de kerk regels en voorschriften opstellen en voorschrijven, maar hij voegt er direct aan toe dat er voor moet worden gewaakt dat er daarbij niet afgeweken wordt ’van hetgeen Christus, onze enige Meester’, heeft voorgeschreven.
Hij vult daarbij aan dat alle menselijke verzinsels verworpen moeten worden.
Daarmee wordt duidelijk dat dit artikel gericht is tegen alle roomse onschriftuurlijke voorschriften en wetten, maar ook tegen de dopersen die alle kerkelijke bepalingen verwerpen. Het liefdeloos hanteren van allerlei kerkelijke bepalingen - en dan doelen we op allerlei menselijke inzettingen - heeft de Kerk in de loop der eeuwen heel wat kwaad berokkend. Het is een knellend juk voor onze vaderen geweest. En dat alles tevergeefs: Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen die geboden van mensen zijn (Matth. 15:9).

Eensgezindheid en eenheid
De orde van de Kerk is gericht op de vrede van de Kerk. Guido de Brès verwoordt dat als volgt: ”Zo nemen wij dan alleen aan hetgeen dienstig is om eendrachtigheid en enigheid te voeden en te bewaren.” De kerkorde moet dus ten dienste staan van de eensgezindheid en de eenheid. Een goed voorbeeld daarvan is de vergadering in Jeruzalem, zoals we kunnen lezen in Handelingen 15. In de gemeente van Antiochië is een meningsverschil ontstaan over de onderhouding van de besnijdenis en de wet van Mozes. Paulus en Barnabas worden naar Jeruzalem gezonden, waar zij vertellen over de bekering van de heidenen en de toedracht van de ontstane kwestie. De apostelen en de ouderlingen komen samen om hierover te spreken. Petrus verklaart in deze vergadering dat de heidenen met het juk van de wet niet behoren bezwaard te worden. Jakobus stemt dit toe en bevestigt het uit de Heilige Schrift.
De vergadering besluit dat men de bekeerde heidenen niet méér behoort op te leggen dan de onderhouding van vier noodzakelijke voorschriften: Want het heeft den Heiligen Geest en ons goedgedacht, ulieden geen meerderen last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen: Namelijk dat gij u onthoudt van hetgeen den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij; van welke dingen, indien gij uzelven wacht, zo zult gij wel doen. Vaart wel.
Dit wordt door de gehele vergadering goedgevonden en aan de gemeenten geschreven.
De gemeente te Antiochië neemt met blijdschap kennis van deze boodschap.

Bredere vergaderingen
De geloofsbelijdenis spreekt niet over een classis of een synode, maar de zogenaamde ’presbyteriale’ kerkregering (zoals wij die kennen) ligt er wel in begrepen. Zoals Paulus en Barnabas naar Jeruzalem afreisden, wonen onze afgevaardigden de bredere vergaderingen bij. Let wel, het zijn geen hogere vergaderingen. Een classis- of synodevergadering is een bredere vergadering van afgevaardigden uit verschillende gemeenten.
De gereformeerde traditie heeft zich niet alleen altijd verzet tegen het zogenaamde ’independentisme’, waarbij gemeenten op zichzelf staan en zich niets laten gezeggen.
De verschillende gemeenten hebben elkaar immers nodig om het lichaam van Christus op te bouwen. Ook is het model van ’hogere vergaderingen’ zoals bijvoorbeeld in de Roomse Kerk en ook in de Hervormde Kerk ten tijde van de Afscheiding (halverwege de 19e eeuw) met kracht afgewezen.

Kerkorde
De kerk is het huis van God en daar moeten, zoals dat in elk huis gebruikelijk is, regels zijn om een goede gang van zaken in het kerkelijk leven te verzekeren en te bevorderen.
Laat alle dingen eerlijk en met orde geschieden (1 Kor. 14:40). In het onderhouden van de orde heeft God de vrede op het oog in de gemeenten. Want God is geen God van verwarring, maar van vrede, gelijk in al de gemeenten der heiligen (1 Kor. 14:33). De kerk is, in onderscheid met de overheid, niet bevoegd tot wetgeving, maar zij mag wel allerlei kerkelijke regelingen treffen. Dit zogenaamde kerkrecht is nauwgezet beschreven, om allerlei willekeur te voorkomen. Onder het oude verbond heeft de Heere Zelf de wetten, die de dienst van God regelden, nauwkeurig omschreven.
Onder het nieuwe verbond heeft de gemeente grotere vrijheid gekregen om het kerkelijk leven in te richten. Maar die vrijheid is wel gebonden aan Gods Woord. Daarmee moet de kerkorde overeenstemmen, omdat alleen Gods Woord gezag heeft in de kerk.
Enerzijds moet er voor gewaakt worden dat er regels worden opgelegd die God in Zijn Woord niet gebiedt, anderzijds mag niet vrij worden gelaten wat God nadrukkelijk verbiedt. Het bewaren van de kerkelijke eenheid is daarbij van groot belang - het gaat immers om de opbouw van Gods Kerk -, maar die mag nooit ten koste gaan van de waarheid.
Hebt dan de waarheid en den vrede lief (Zach. 8:19). Alle tirannie, machtsvorming en tuchteloosheid moet voorkomen worden. Daarbij moeten we beseffen dat de kerkelijke tucht het burgerlijke strafrecht niet vervangt.
Kerkelijke tucht is in alle gevallen medisch en niet juridisch. De kerkelijke tucht wordt altijd toegepast met het oog op het heil van de zondaar.

Geestelijke tucht
Guido de Brès bepreekt in dit artikel niet alle facetten van de kerkelijke tucht. We beperken ons dan ook tot die onderdelen waar de belijdenis slechts kort over spreekt. De kerkelijke tucht is geestelijk van aard en bestaat uit liefdevolle, pastorale, broederlijke vermaning, waarschuwing, censuur en uiteindelijk de ban. Guido de Brès noemt de ban ’excommunicatie’. Dat betekent uitsluiting uit de gemeente. Iemand wordt daarmee de rechten van de kerkelijke gemeenschap ontzegd.
De ban, ofwel de afsnijding van de gemeente van Christus, is een zeer ingrijpende zaak. Maar we mogen niet vergeten dat deze laatste trap in de toepassing van de tucht, net als alle voorgaande maatregelen, altijd het doel heeft de zondaar tot bekering te brengen. Paulus roept de Korinthiërs op Denzulke over te geven aan den satan tot verderf des vleses, opdat de geest behouden moge worden in den dag van den Heere Jezus (1 Kor. 5:5). Het gaat bij de ban dus niet om het kil en hardvochtig afscheid nemen van een volhardende zondaar (1 Tim. 1:20). Het geestelijk karakter van de kerkelijke tucht moet zichtbaar zijn in de wijze waarop met de zondaar gesproken en gehandeld wordt.
Het moet uitkomen in de vermaningen die met zachtmoedigheid en lankmoedigheid gegeven worden. Het gaat immers om het behoud van de zondaar!

Tucht is vereist
Guido de Brès spreekt over de eis om de tucht toe te passen. Het is niet zo dat de kerk de vrijheid heeft de tucht al dan niet toe te passen, naar eigen inzichten of willekeur. Ook de omstandigheden mogen niet bepalend zijn. De tucht is noodzakelijk om het kerkelijk leven gezond te houden, om voortwoekering van het kwaad, de besmetting van de gemeente en ontheiliging van de sacramenten te voorkomen. Zij dient ook ter afschrikking.
Er moet gewaakt worden voor het handhaven van de rechte leer. Verwerp een ketters mens na de eerste en tweede vermaning, wetende dat de zodanige verkeerd is en zondigt, zijnde bij zichzelven veroordeeld (Titus 3:10-11). Maar de kerkelijke tucht gaat ook over de levenswandel. En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iegelijken broeder die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting die hij van ons ontvangen heeft (2 Thes. 3:6). Het toepassen van de kerkelijke tucht berust dus op het nadrukkelijke bevel van Gods Woord. De tucht dient dan ook tot eer van Gods Naam toegepast te worden.

De praktijk
Met de betrachting van dit artikel is het in onze tijd treurig gesteld. En dan doelen we niet alleen op het feit dat predikanten dwalingen kunnen verkondigen zonder dat de kerk optreedt of dat leden die openlijk in de zonde leven niet geweerd worden van de bediening van de sacramenten. We doelen ook op het gemak waarop de leden hun lidmaatschap beëindigen wanneer ze aangesproken worden op leer of leven. Wordt de ernst van de zonde, maar ook de diepte van Gods genade, nog wel beseft?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 2013

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 35 (artikel 32)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 2013

De Wachter Sions | 8 Pagina's