Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brief van ds. F. Mallan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brief van ds. F. Mallan

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte heer E. v. O. te C.

Het is alweer een tijd geleden dat ik uw brief mocht ontvangen. Door mijn geschrijf in ons blad krijg ik meerdere brieven, waardoor het niet mogelijk is dat er gelijk al een antwoord op een brief in ons blad verschijnt. Het is echter voor mij toch aangenaam dat ik door het schrijven van een antwoord per brief zulk een contact met onze mensen mag onderhouden.
Zo deed het me ook goed een brief van u te mogen ontvangen, waarin u mij vraagt om eens te schrijven over het 2e vers van Psalm 89. In de Engelse Bijbel is dat het 1e vers. De inhoud komt echter op hetzelfde neer. In de Hollandse Bijbel luidt dus de tekst: ”Ik zal de goedertierenheden des HEEREN eeuwiglijk zingen, ik zal Uw waarheid met mijn mond bekendmaken van geslacht tot geslacht.”


Die woorden hebben mijzelf in mijn leven ook heel wat te zeggen gehad, en dat reeds in mijn prille jeugd, als het de Heere behaagde in een dodelijkst tijdsgewricht mijn tranen te willen drogen. En nu oud geworden zijnde mag ik de waarheid van die woorden steeds bevestigd vinden. Daarom heb ik er wel zin in om over die woorden iets te schrijven, hopende dat de Heere me daarin te hulp wil komen.
Als we over de goedertierenheden des Heeren willen schrijven, dan kunnen we daar toch altijd maar stamelend iets van vermelden. God is de goedheid Zelf en al Zijn goedertierenheden komen uit Zijn goedheid voort. Hij kan niet anders dan goed doen, ook in het straffen der zonden. Dat zullen we ook moeten leren erkennen. U hebt me geschreven dat dit u niet onbekend is en u hebt me er ook wat van medegedeeld toen u bij mij was.
Maar wat wordt het wonder toch groot, als de Heere ons in plaats van in de hel te werpen, het ons doet geloven dat Hij gedachten des vredes over ons koestert en niet des kwaads.
Toen heb ik als kind van 6 jaar in de nacht gezongen: ”’k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên”.

Ik schrijf de laatste tijd nog wel eens iets van mezelf, maar ik hoop dat men dat mij niet ten kwade duidt, want ik ben nu oud geworden en nabij de dood gekomen en mag nu in het bijzonder ook Gods goedertierenheid over me ondervinden. Als ik de weg overdenk die achter me ligt, dan mag ik ook zoveel goedertierenheid des Heeren over me opmerken, dat het me een behoefte wordt om daar nog iets van te vermelden. Het wordt in het 2e vers van Psalm 89 ook gezegd: Ik zal Uw waarheid met mijn mond bekendmaken van geslacht tot geslacht.
En als ik dat nu niet meer zoveel predikende kan doen, wil ik dat graag nog op deze wijze doen. En terwijl ik dit schrijf, denk ik ook dat het wel kan zijn dat deze brief in het blad verschijnt als ik hier op aarde niet meer ben.
Daarom is het me ook een behoefte om dit briefje op deze wijze te schrijven, opdat het navolgende geslacht ook nog mag vernemen dat er van die God niet anders dan goed te vermelden is.

De liefde tot die God dringt me ertoe om nu een antwoord op uw schrijven te geven. Terwijl ik hiermee bezig ben, denk ik dat het misschien wel gepast is als ik aan het begin van het nieuwe jaar deze brief in ons blad doe verschijnen. Ik zal het op de brief plaatsen, dat die voor het nieuwe jaar bestemd is. Als ik er dan niet meer ben, zal men dat wel zien.
Die God is het toch zo waardig dat men niet anders dan goed van Hem vermeldt. Op het ogenblik ligt dat zo in mijn hart en daarom wil ik dit nog graag op het papier nalaten, ook voor het volgende geslacht, opdat men weten zal dat die God het zo waardig is gediend en gevreesd te worden. Welk een boze tijd beleeft thans al dit geslacht, maar wat zal dit geslacht ook in de toekomst te wachten staan. Daarom wil ik dit geslacht ook nog de goedertierenheden des Heeren vermelden.

Men zal er toch zo goed mee zijn als men die God tot zijn Toevlucht zal mogen leren kennen, want met Hem kunnen we door de moeilijkste tijden heenkomen. Daar kan ik ook wel wat van vermelden, want er ligt heel wat achter me, van mijn jeugd af aan. O, had ik een mond en een tong om de overvloedige lof des Heeren te vermelden. Ik ben met die God nog nooit beschaamd uitgekomen, uit- en inwendig niet.
Met Hem kan men door de moeilijkste omstandigheden heenkomen. Ja, onder kruis en druk mogen dan de verheffingen Gods in onze keel zijn. In de hongertijd in de oorlog hebben we met een leeg bord voor ons onder de goedertierenheden des Heeren mogen wegsmelten. En met de dood voor ogen, was er geen vrees meer bij ons te vinden. De dood kon ons alleen maar in de eeuwige heerlijkheid brengen.

Waarlijk, ik kan de dienst van God dit volgende geslacht niet genoeg aanprijzen. Ik mag dit dan ook nu nog doen, want oud zijnde, kunnen we weten dat we hier op aarde niet lang meer zullen zijn. En op het ogenblik kan het lijden bij me om zonder vrees goed van die God te schrijven en te spreken. En dan zie ik temeer zo de armoede van de mens die dat dierbare Wezen niet kent. Men heeft dan niets voor de tijd en niets voor de eeuwigheid. Ja, men heeft niet anders dan tijdelijke en eeuwige ellende te verwachten, als men in zijn onbekeerde staat blijft voortleven.
Zeker, uitwendig zijn de goedertierenheden in dit leven voor een onbegenadigd mens ook nog veel, maar hoe verschrikkelijk zal het toch zijn, als die goedertierenheden eeuwig tegen ons zullen getuigen. Mochten de goedertierenheden des Heeren dit geslacht ook nog tot bekering leiden.

Uit de liefde tot dit geslacht schrijf ik nu ook deze brief Zo hoop ik ook dit geslacht met mijn mond en met de pen nog de waarheid Gods bekend te maken, zoals het 2e vers van Psalm 89 ons zegt. Ik ben nu maar zo ongemerkt op deze wijze aan het schrijven geraakt.
Liefst wil ik mijn eigen ik er maar tussenuit laten. En niet uit vriendschap, maar uit vijandschap heeft men mij wel doen weten dat ik teveel met mijn eigen ik op de voorgrond kom. Nu, het is de Heere bekend dat ik zonder over mezelf te schrijven, wel mezelf moet verfoeien om mijn zelfbedoelingen. Maar nu kan ik het niet laten om bij deze gelegenheid iets over mezelf te schrijven. En dat in de hoop dat het ook die arme jeugd, die me lief is, nog tot jaloersheid mocht verwekken.

We gaan weer een nieuw jaar in en ik kan de toekomst niet anders dan donker inzien, ook voor ons land en volk. Ik heb weleens mogen geloven dat ik alles wat er gaat gebeuren, niet meer zal beleven. Maar daarom is het me nu ook een behoefte om dit schrijven het volgende geslacht nog na te laten.
De 89ste Psalm geeft toch zulk een ruim getuigenis van de goedertierenheid des HEEREN.
En als Ethan over de goedertierenheid des HEEREN spreekt, dan worden daarin tegelijk al de Goddelijke deugden door hem vermeld.
Hij zegt immers in dezelfde tekst: Ik zal Uw waarheid met mijn mond bekendmaken van geslacht tot geslacht. God is een God der waarheid.
En daarom blinkt ook Zijn getrouwheid uit van geslacht tot geslacht. Ethan horen we ook roemen over de getrouwheid Gods in de handhaving van Zijn verbond in de geslachten. En zo wordt ook die dierbare Persoon des Middelaars door hem verhoogd, met Wie de Vader het verbond heeft gesloten.
Christus is Davids grote Zoon, Wiens koninkrijk tot in eeuwigheid zal bestaan. Daarom moest ook David koning worden over Israël.
Hij was ook uit de stam van Juda en in hem moest ook Jakobs profetie in vervulling gaan, van wie hij stervende heeft gezegd: Juda, gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn op de nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen. De scepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn. David moest als een eenvoudige herdersjongen, als de geringste uit zijns vaders huis, koning over Israël worden. Hij mocht in tegenstelling van Saul koning worden in Gods gunst. Uit hem moest de Christus voortkomen, Wiens koninkrijk een koninkrijk der genade is.

We zien dus hoe in Ethans roem inzonderheid de genade Gods door hem is verhoogd.
Wat wordt die genade Gods toch dierbaar voor een zich schuldigkennend mens. Het verbond waarin Ethan roemt, is het verbond der genade. Men moet weten hoe men de hel verdiend heeft en niet anders meer dan een wegstoten in die put des verderfs kon inwachten, om ook van het wonder te weten dat de Heere aan zulk een schepsel niet alleen gratie heeft verleend, maar ook een eeuwige zaligheid wil schenken. O wonder van vrije soevereine genade! Welk een eeuwige onuitsprekelijke liefde openbaart zich hierin.

Het moet beleefd worden, vriend, om daarvan te kunnen spreken. De eeuwigheid is er voor nodig om dat te bewonderen. Daarom zegt de dichter: Ik zal de goedertierenheden des HEEREN eeuwiglijk zingen. Men gelooft het dan zeker dat er een eeuwige zaligheid te wachten staat, waarin men ongestoord zonder ophouden de goedertierenheid des HEEREN roemen zal. Mijn gedachten gaan terug naar die nacht dat ik als zesjarig kind dat eerste vers van Psalm 89 gezongen heb. Wat een wonder, gedacht te hebben in de hel weg te zinken en dan de hemel geopend te zien. En dan op de dag aansluitend op die bange nacht in Gods huis dit te horen verklaren uit de mond van die geliefde oude leermeester van me. Alles was nieuw geworden. Dan beleeft men waarlijk een nieuw jaar.
Ik wens zulk een nieuwjaarsbeleving al de lezers van ons blad van harte toe. Dan geeft men er niet om als men dit jaar zou moeten sterven. Al wat uit de eeuwigheid en uit de hemel komt, trekt naar de eeuwigheid en de hemel toe. En het doet de ziel toch ook zo goed als dit oude nog eens nieuw mag worden. En dat geeft de Heere toch ook wel op des pelgrims oude dag. Zo krijgt ook dat eeuwige verbond steeds meerdere waarde.

Het is me weleens opgevallen hoe aan de 89ste Psalm de 88ste Psalm voorafgaat. Hoe horen we in die 88ste Psalm Heman, een lieve metgezel van Ethan, bitter klagen. Zijn oog treurde vanwege verdrukking. Hij was afgezonderd onder de doden, gelijk de verslagenen die in het graf liggen, die de Heere niet meer gedenkt, ze zijn afgesneden van Zijn hand. We horen dan die Heman roepen: HEERE, waarom verstoot Gij mijn ziel en verbergt Uw aanschijn voor mij? En hij besluit met te zeggen: Gij hebt vriend en metgezel verre van mij gedaan, mijn bekenden zijn in duisternis.

Maar dan komt de 89ste Psalm, en dan is het alsof we Ethan ineens horen zeggen: ’Kom Heman, we zullen toch eens eeuwiglijk zingen van Gods goedertierenheid. Het verbond blijft eeuwig vast, daar God de Getrouwe is. In dat eeuwige verbond hebben de genade en de waarheid elkander al ontmoet en is de vrede met een kus van het recht begroet. Toen heeft die meerdere David Zich borg willen stellen voor zo’n ellendige schuldige Adamiet. Wie mag toch in de hemel tegen de HEERE geschat worden? Wie is de HEERE gelijk onder de kinderen der sterken?’ Hoort u Ethan roemen? O HEERE, God der heirscharen, wie is als Gij, grootmachtig, o HEERE; en Uw getrouwheid is rondom U. Hoort u hem roemen? Gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Uws troons; goedertierenheid en waarheid gaan voor Uw aanschijn heen. Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent; o HEERE, zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen.

O, wat is die 89ste Psalm dan toch van een dierbare inhoud. Waarlijk, vriend, ik kan over God niet klagen. Ik krijg toch zo’n zin om eeuwig die God te gaan verheerlijken. Ik heb nooit ruim genoeg van Zijn goedertierenheid en trouw kunnen spreken. Het is mijn innerlijke wens geweest dat ik voor mijn heengaan die God nog zal mogen grootmaken en Zijn dienst nog zal mogen aanprijzen en dat mijn dood niet tot oneer van Hem zal behoeven te zijn. O, dan zal ik zo Zijn waarheid nog met mijn mond bekendmaken aan het volgende geslacht.

Ik heb voor het schrijven van deze brief die lieve Brahé er nog eens over mogen nalezen in zijn kostelijke verklaring van de 89ste Psalm.
Hij zegt dat we eigenlijk in die 89ste Psalm Christus aan het woord vinden door de mond van Ethan. Met Hem heeft de Vader dat dierbare verbond der genade gesloten tot herstel van het verbond dat verbroken was. Maar veel meer nog dan in het verbroken werkverbond, schittert nu Zijn goedertierenheid uit, daar Hij Zijn Eigen geliefde Zoon Zijn hemeltroon deed verlaten, om Davids zaad te worden. Zijn broederen in alles gelijk, om zo de zaligheid als de tweede Adam te verwerven. O, hoe dierbaar wordt zo toch die Persoon des Middelaars!
Zo heeft God Zijn goedertierenheid willen bewijzen door een rechte weg. Dat deed David zeggen: De HEERE is goed en recht, daarom zal Hij de zondaars onderwijzen in den weg. En dat deed hem in Psalm 101 zeggen: Ik zal van goedertierenheid en recht zingen. Eeuwig zal de Kerk daarvan zingen. In eeuwigheid laat het zich niet begrijpen, maar alleen bewonderen dat er zulk een weg in die gezegende Middelaar geopend is, waardoor het recht verheerlijkt is en de goedertierenheid nu ook zoveel te heerlijker uitblinkt. Die Middelaar doet Zich eeuwig aanschouwen en alzo vindt men eeuwig stof om die weg der zaligheid in Hem geopend te bewonderen.

Maar wat men eeuwig zal doen, mag men hier in de tijd al doen. De dichter zegt: Ik zal Uw waarheid met mijn mond bekendmaken. De Heere geeft Zijn volk een mond om Zijn lof te verkondigen. En Hij geeft er ook Zijn knechten een mond toe. Hij zal Zijn waarheid doen bekendmaken van geslacht tot geslacht. In de Engelse Bijbel staat: tot alle generaties. Al Gods kinderen worden dominee, de een meer en de ander minder. Ze krijgen allen op zijn tijd een mond om die waarheid bekend te maken.
Er was vroeger een man die achter een groentenwagen liep om zo zijn waar bij de klanten te brengen. Maar hij wilde toch ook wel graag dominee worden. Hij wendde zich met zijn gevoelens tot een door God geleerde predikant en vertelde hem dat hij geloofde dat hij dominee moest worden. Die predikant zei hem dat hij er over denken zou en het ook voor de Heere zou proberen te brengen. Toen die man bij hem terug kwam, zei die predikant hem dat hij ook geloven mocht dat hij predikant moest worden, maar dan achter zijn groentenwagen. En dat is gebeurd. Als hij bij zijn klanten kwam, zeiden de klanten: daar komt de dominee. En dat zeiden ze bij hem niet op een verachtelijke wijze, want hij kwam niet bij de klanten om vanuit de hoogte een godsdienstig verhaal op te hangen. Zulke predikanten worden ze al gauw zat, maar dat was bij hen niet het geval. Hij mocht zomaar met een enkel woord een goed getuigenis van zijn Koning geven.

Zo zal de Heere Zijn volk een koninklijk priesterdom doen zijn, om te verkondigen de deugden van Hem Die hen uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht. Ze leren haast allen wel een tijd kennen dat ze de kansel zouden willen beklimmen om goed van die God te kunnen spreken en hun medemens de dienst van die God aan te prijzen.

Maar als men waarlijk geroepen wordt tot dat werk, dan wil men niet. Men acht zich daar dan gans onbekwaam toe. Maar de Heere zal ze ertoe overwinnen. En dan behoeven ze er zelf niet veel moeite voor te doen. Dan gaat het net als in de weg der bekering. Dit volk heeft God Zich geformeerd; ze zullen Zijn lof vertellen.

O vriend, dat heb ik nu haast mijn ganse leven mogen doen, al was het met alle gebrek, want in het verkondigen van ’’s Heeren lof schieten we alles tekort. En als de Heere onze mond niet opent, kunnen we niets goeds voortbrengen. Diepe wegen wil de Heere er ook toe gebruiken, om Zijn lof te kunnen verkondigen.
De schoonste lessen worden in de diepte geleerd. En als de Heere ons daar dan uit verlost, dan valt de Waarheid pas goed voor ons open.
Dat is de leer der Waarheid, met een hoofdletter. Daarin komt Christus als de Weg, de Waarheid en het Leven pas goed naar voren.
Dan is men pas recht een Christusprediker. En dat tot lof van die grote Zender. Dit werk ben ik niet moe geworden. Ik hoop echter voor het arme nageslacht nog wat na te mogen laten.

Zo hoop ik die Waarheid bekend te maken van geslacht tot geslacht. Zo hebben de oude schrijvers ook hun werk mogen doen. Ze hebben er echter ook naar verlangd om dat werk hier Boven eeuwig volmaakt te mogen doen.
En daar verlangt die man die u dit geschreven heeft ook naar. De Heere zij ook u daartoe gedachtig. Ik ben ook blij als ik maar denken mag dat de Heere ook nog werken wil in het geslacht van hen aan wie ik me in dit leven verbonden heb gevoeld. De HEERE zal ook daarin betonen de getrouwe Verbonds-God te zijn. Ik beveel u daartoe Gode en Zijn genade.
Zijt daartoe hartelijk gegroet uit een vergelegen land.

Eerder geplaatst in De Wachter Sions van 15 januari 2004.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 2014

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Brief van ds. F. Mallan

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 2014

De Wachter Sions | 8 Pagina's