Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

14. De derde plaag: stof wordt veranderd in luizen

Bekijk het origineel

14. De derde plaag: stof wordt veranderd in luizen

Wonderheden in het veld van Zoan en wonderwerken in het land van Cham

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De eerste twee plagen hadden geen uitwerking gehad. De beide plagen hadden met elkaar te maken. In de eerste plaag werd de Nijl veranderd in bloed waardoor alle vissen stierven en in de tweede plaag kwamen uit de Nijl de kikkers te voorschijn. De belangrijke Nijl was dus in de beide plagen de bron waaruit het onheil voortkwam.
Omdat de plagen niet de gewenste uitwerking hadden gehad, kwam de Heere met de derde plaag. We lezen in Ex. 8:16: Verder zeide de HEERE tot Mozes: Zeg tot Aäron: Strek uw staf uit en sla het stof der aarde, dat het tot luizen worde in het ganse Egypteland. We lezen hier niet dat Mozes en Aäron eerst de straf aankondigden. Dat hadden zij wel gedaan bij de eerste en de tweede plaag. Steeds werd Farao van te voren gewaarschuwd: ’Denk erom, als u niet luistert, zal het water in bloed worden veranderd en zal het land krioelen van kikvorsen.’ Met de derde plaag gebeurde dat niet.
Er staat in Job 33:14: Maar God spreekt eens of tweemaal, doch men let niet daarop. De kanttekening merkt daarover op: ’De zin is: Hoewel God niet gehouden is van Zijn doen ons rekenschap te geven, nochtans door Zijn vriendelijke goedheid doet Hij het dikwijls, te weten als het Hem belieft, hetwelk van velen niet waargenomen wordt.’
De Heere behoefde Farao niet eerst te waarschuwen, maar ’door Zijn vriendelijke goedheid’ wilde Hij dat de eerste keren doen. Maar na ’eens of tweemaal’ gesproken te hebben, werd de derde plaag zonder aankondiging over hem en zijn volk uitgevoerd.
Als meerdere waarschuwingen van Hem in ons leven niets uitwerken en we letten daar niet op, dan voert Hij daarna Zijn voorgenomen straf soms op het alleronverwachts uit.
Aärons staf was ook in deze derde plaag het middel in Gods hand. Die staf werd in de eerste en tweede plaag uitgestrekt over het water. In de derde plaag werd de staf over ’het stof der aarde’ uitgestrekt. Wat de Heere opdroeg, voerde Aäron meteen uit, want we lezen in vers 17: En zij deden alzo; want Aäron strekte zijn hand uit met zijn staf en sloeg het stof der aarde, en er werden vele luizen aan de mensen en aan het vee; al het stof der aarde werd luizen in het ganse Egypteland.
’Al het stof werd luizen,’ staat er. Maar ook nu werden de Israëlieten ontzien. Het volk van de Heere had geen last van de ontzettende luizenplaag.
Eens had de Heere, zoals een pottenbakker uit leem een beeld maakt, de mens geformeerd uit het stof der aarde en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens en alzo werd de mens tot een levende ziel (Gen. 2:7). Nu gebruikte de Heere het stof van de aarde om ontelbare luizen te verwekken die aan mens en vee zaten. Als er luizen en vlooien heersen wordt alles gedaan om van dat ongedierte zo gauw mogelijk verlost te worden.
Maar heel Egypte werd geteisterd door een luizenplaag en er konden geen maatregelen genomen worden. Er zijn verklaarders die bij deze plaag denken aan de beten van torren of teken - in Egypte gevonden - die bijzonder pijnlijk waren.
De tovenaars probeerden ook luizen voor te brengen, zoals ze in de eerste plaag bloed in water hadden veranderd en in de tweede plaag kikkers hadden voortgebracht. Maar ze konden geen luizen te voorschijn brengen. Ook konden ze de plaag niet laten ophouden, want we lezen in vers 18: De tovenaars deden ook alzo met hun bezweringen, opdat zij luizen voortbrachten, doch zij konden niet; zo waren de luizen aan de mensen en aan het vee.
Ook het vee deelde mee in het oordeel, zoals dat vaak het geval is, dat ook de onschuldige dieren moeten lijden om de zonden van de mens. Denk maar aan de verschrikkelijke oorlogsomstandigheden waarbij ook het vee het ontgelden moet. Het is niet voor te stellen wat een ontzettende kwelling deze luizenplaag was voor mens en beest. Denk eens in wat het geweest is onophoudelijk onder de luizen te hebben gezeten. Tijdens het lopen, het zitten en het liggen. Geen wonder dat zelfs de tovenaars tot het besluit kwamen: Dit is Gods vinger (vers 19). Ze wilden daarmee zeggen: ’Dit is de kracht en het werk van God; wij staan machteloos.’
Nu hadden de Egyptenaren een god die ook de beschermer van de insecten was. Verder hadden zij ook hun aardgoden. Maar geen enkele god bleek bij machte deze ramp te voorkomen. Duidelijk bleek dat de HEERE de enige en ware God is. Opnieuw bleek het waar te zijn wat Mozes tot Farao gesproken had: Opdat gij weet dat er niemand is gelijk de HEERE onze God (Ex. 8:10). Farao en zijn volk moesten aan de weet komen dat alle afgoden niets te betekenen hadden en dat het waar is wat de Heere getuigt in Zijn Woord: De HEERE regeert (…). Beschaamd moeten wezen allen die de beelden dienen, die zich op afgoden beroemen (…) Want Gij, HEERE, zijt de Allerhoogste over de gehele aarde (Ps. 97: 1,7 en 9).
Kwam Farao nu tot de erkentenis dat de HEERE God is?
Zijn tovenaars hadden hem zelfs toegeroepen: ’Dit is de macht van God, wij staan machteloos!’ We lezen: Doch Farao’s hart verstijfde, zodat hij naar hen niet hoorde, gelijk de HEERE gesproken had (vers 8).
Ondanks de rampen en plagen die hem en zijn volk troffen, was er geen bukken voor de Heere. Daarom kwamen die plagen op hem en zijn volk en treffen Gods oordelen ons, want Hij plaagt en bedroeft des mensen kinderen niet van harte (Jer. 3:33). Dat wil zeggen dat de Heere geen lust erin heeft om de mensen te straffen, maar de zonden van de mensen roepen Zijn oordelen in (zie kanttek. 68).

De luizen kwamen voort uit stof;
God sprak, en een ontelb’re drom
Van ongedierte zweefd’ alom.
(Ps. 105:17)

(Volgende keer D.V. 15. Vermenging van ongedierte)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 2014

De Wachter Sions | 8 Pagina's

14. De derde plaag: stof wordt veranderd in luizen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 2014

De Wachter Sions | 8 Pagina's