Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Des christens groot interest (21)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Des christens groot interest (21)

William Guthrie (1620-1665)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ja, hij strijdt tegen zonden die voortkomen uit zijn natuurlijke aard en gesteldheid, en zodoende voor hem een rechterhand of rechteroog zijn. Indien dan uw rechteroog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u (Matth. 5:29). Door de goede hand van God doet dit nieuwe levensbeginsel de mens keren tegen elke bekende zonde, in zoverre dat hij geen vredig verblijf aan enige bekende zonde toestaat. Wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis? (2 Kor. 6:14). Die mens richt zich ook naar die geboden die betrekking hebben op de plicht en de verlevendiging der genade in hem.

Het geeft een mens hoogachting tot al Gods erkende geboden (Ps. 119:6), om godzalig, rechtvaardig en matig te leven (Titus 2:12).
Ja, hij onderzoekt een juiste en oprechte wijze om iets te doen. Hij is vastbesloten om dit nastreven van de gelijkvormigheid aan Gods wil niet op te geven zolang hij op aarde leeft, maar hij neemt zich voor steeds te jagen naar het wit, tot de prijs der roeping Gods in Christus Jezus (Filipp. 3:13, 14). Dit is ware heiligheid, die in elk opzicht al degenen betaamt die zich voorgeven erfgenamen te zijn van die heilige woonplaats, in de onmiddellijke omgang en gemeenschap van een heilig God. Wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen (1 Joh. 3:2).

De veronderstelde onbereikbaarheid van deze vernieuwing
Sommigen kunnen nu denken dat deze dingen tot hoge verworvenheden behoren en zeer moeilijk te verkrijgen zijn. Ik geef toe dat het waar is. Maar herinner u ten eerste, dat er in het verbond een zeer verheven toezegging aan Gods volk is beloofd. Dit maakt de zaken gemakkelijker. De Heere heeft beloofd het stenen hart weg te nemen en een vlezen hart te geven, een nieuw hart, een hart dat Hem voor eeuwig vreest. Hij heeft beloofd Zijn wet in het hart der mensen te leggen, Zijn vrees in hun hart te geven, opdat zij deze wet zullen onderhouden. Hij heeft beloofd Zijn Geest in het binnenste van hen geven, om hen in Zijn wegen te doen wandelen. Hij heeft beloofd de priesters met vettigheid dronken te maken, en de zielen van Zijn volk met Zijn goedheid te verzadigen, en om hen te bewaren en hen gedurig ieder ogenblik te bevochtigen (Ezech. 36:26, 27; Jer. 31:12, 14, 33; Jer. 32:39, 40; Jes. 27:3).
En wanneer Hij verzocht moet worden om al deze dingen aan de mensen te doen, zo belooft Hij de Geest der genade en der gebeden over hen uit te storten. Daarom onderwijst Hij hen hoe zij deze dingen moeten zoeken en hoe zij Hem ertoe moesten bewegen om dit alles voor hen te doen. Ten tweede - en dit tot vertroosting van zwakkere christenen: ik geef toe dat dit nieuwe schepsel, zoals we hebben omschreven en nader uitgewerkt, niet in alle trappen bij ieder begenadigde zal gevonden worden.

Het is goed wanneer er een nieuwe mens is.
Met minder kunnen we niet volstaan. Indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel. Dat is de nieuwe mens, welke allen moeten aandoen die door Christus onderwezen zijn tot zaligheid. Indien gij maar Hem gehoord hebt, en door Hem geleerd zijt, gelijk de waarheid in Jezus is; te weten dat gij zoudt afleggen, aangaande de vorige wandeling, de oude mens, die verdorven wordt door de begeerlijkheden der verleiding; en dat gij zoudt vernieuwd worden in de geest uws gemoeds, en de nieuwe mens aandoen, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid (Ef. 4:21-23).
In iemands ziel en lichaam moet enige vernieuwing zijn naar het beeld van God. In ieder deel van de mens moet iets ervan op God gericht zijn. Wel geef ik toe dat niet iedereen dit kan onderwijzen aan anderen, noch dit in zichzelf kan onderscheiden, omdat velen niet de verscheidenheden van de ziel kennen, noch de vernieuwing die genoegzaam is voor elk deel van ziel en lichaam. Toch zal er iets van deze zaak in hen gevonden worden. Ja, als u hun de zaak helder en klaar voorstelt wat zij is, dan dragen zij hiervan een getuige in zich om.

Er behoort zo’n eerbied te zijn voor Gods geboden, dat een mens niet in vrede enige bekende zonde kan toestaan die in zijn binnenste woont. Want wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid? En wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis? (2 Kor. 6:14-16). De mens moet de zonde verachten. Dan zou ik niet beschaamd worden, wanneer ik merken zou op al Uw geboden (Ps. 119:6). Had ik naar ongerechtigheid met mijn hart gezien, de HEERE zou niet gehoord hebben (Ps. 66:18).
Ik erken wel dat mensen onwetend kunnen zijn van vele geboden en van vele zonden. In sommige gevallen kunnen zij zich verbeelden dat sommige zonden God niet mishagen. Maar veronderstel dat zij in deze dingen onderwezen worden, dan kan er bij hen geen overeenstemming zijn tussen gerechtigheid en ongerechtigheid.

De mensen moeten zich met de meest oprechte voornemens richten op de gehele wet van God. Want dit betekent niets anders dan dat we zonder voorbehoud aan God ons hart overgeven, opdat Hij Zijn wet daarin schrijve.
Dit is een onderdeel van het verbond dat wij met God moeten sluiten. Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven (Hebr. 8:10). Ik weet ook dat velen niet weten hoe zij Gods wet in heel hun handelen moeten eerbiedigen. Maar wanneer het hun duidelijk wordt gemaakt hoe dit gedaan zou moeten worden, dan zullen zij zich daarop richten. Het is waar dat zij vaak in hun voornemens in de praktijk tekortschieten. Maar wanneer zij daarin gefaald hebben, kunnen zij toch zeggen dat zij het zich hadden voorgenomen op een andere wijze te doen. Zij zullen nogmaals eerlijk en zonder bedrog besluiten dit zo te doen. Het bewijst hun droefheid dat zij in hun voornemen zijn tekortgeschoten, en dit gebeurt wanneer de Heere dit aan hen ontdekt. Dit zal Hij doen op Zijn tijd.

Wanneer wij onze staat vanuit het nieuwe schepsel hebben te oordelen, dan moeten wij dit doen op een geschikt moment, als wij in een goede gesteldheid zijn. In ieder geval niet als wij in de meest slechte gemoedstoestand zijn. Want het vlees en de geest begeren tegen elkander en staan tegenover elkander (Gal. 5:17). Nu eens heeft de een, en dan weer de ander de overhand. Daarom zeg ik dat wij een geschikte tijd moeten uitkiezen, wanneer het geestelijke deel in de mens niet door enige verleiding wordt verzwakt en wordt overweldigd door het vlees. Want in dié toestand wordt het nieuwe schepsel in tegengestelde richting gedreven en is nadrukkelijk teruggekeerd tot de oude oorsprong en gewoontes, behalve in enige kleine dingen die niet gemakkelijk te onderscheiden zijn, waardoor het schepsel weerstand biedt aan het vlees, overeenkomstig de genoemde Schriftgedeelten. Nu is het wintertijd in de ziel en kunnen wij geen vruchten verwachten, zelfs geen bladeren, zoals in bijna elk ander seizoen.

Opdat de meest wereldse godloochenaars hier geen voordeel uit zouden halen, willen wij zeggen dat in de godzalige mens de geest dikwijls de overhand heeft over het vlees en dat het doel, het oogmerk, de strekking van en de bijzondere hartstocht in zijn handelen is in de wet des HEEREN. Dat is zijn wandel (Ps. 119:1). Terwijl het pad en de gewone gang van de goddeloze zonde is, zoals vaak wordt aangewezen in het boek van de Spreuken van Salomo.
Wanneer het gebeurt dat een godzalige door enige zonde overmeesterd wordt, dan is dit gewoonlijk een droeve kwelling. Wij nemen aan dat hij het steeds in afhankelijkheid voor God brengt om zijn zonde verzoend te zien, zoals David spreekt: Zult Gij mijn voeten niet redden van aanstoot? (Ps. 56:14).
(wordt vervolgd)

© 2012 Den Hertog B.V., Houten. Des christens groot interest.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 2014

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Des christens groot interest (21)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 2014

De Wachter Sions | 8 Pagina's