Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

13. Jezus’ allerdiepste vernedering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

13. Jezus’ allerdiepste vernedering

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voordat de Heere Jezus het vierde kruiswoord uitsprak, gebeurde er een groot wonder. We lezen in Matth. 27: 45: En van de zesde ure aan werd er duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe. De zon ging midden op de dag onder. Spurgeon zegt: ’Het was midden op de dag middernacht.’ Kanttekening 38 wijst ons erop dat het geen gewone zonsverduistering betrof, omdat het paasfeest altijd gehouden werd bij volle maan en dan is er geen sprake van een natuurlijke zonsverduistering. Daarom zegt de kanttekening dat de verduistering een ’bovennatuurlijk werk Gods, bij wonder geschied,’ is geweest.
Zoals de Egyptische duisternis ook een bovennatuurlijke en wonderlijke duisternis was.
De duisternis duurde drie uur en daarom spreken we over de drie-urige duisternis. Die vond plaats over de gehele aarde. ’Over de gehele aarde’ kan volgens de kanttekening slaan op een duisternis die alleen het Joodse land betrof óf die ook de hele wereld omvatte. In het laatste geval zou dus de hele wereld in de duisternis hebben gedeeld en daartoe worden wel uitroepen van heidenen aangehaald die dat merkwaardige verschijnsel zouden hebben waargenomen.
Het ’Stock Handboek voor de Bijbelse Geschiedenis’ noemt nog een derde mogelijkheid en zegt: ’Over het gehele land neme men in de betekenis over heel Judea’. Deze verklaarder spreekt dus over een gedeelte van het Joodse land dat verduisterd werd.
Maar wat de juiste verklaring ook is, de drieurige duisternis wees er onmiskenbaar op dat er iets verbazingwekkends stond te gebeuren.
Om twaalf uur werd het donker en het bleef donker tot drie uur in de middag. Op klaarlichte dag werd het zonlicht ingehouden, wat aanduidde dat de Heere Jezus, Die het Licht der wereld is, in een ontstellende geestelijke duisternis kwam. Vandaar dat we in vers 46 van Matth. 27 lezen: En omtrent de negende ure riep Jezus met een grote stem, zeggende: ELI, ELI, LAMA SABACHTHANI? Dat is: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? In Markus 15:34 staat: ELOI, ELOI, LAMMA SABACHTHANI, maar de betekenis is hetzelfde. De woorden uit Mattheüs zijn Hebreeuws en die uit Markus Aramees, de Joodse volkstaal.
Die verduistering was voorzegd door Amos, die geprofeteerd had: En het zal te dien dage geschieden, spreekt de Heere HEERE, dat Ik de zon op den middag zal doen ondergaan, en het land bij lichten dag verduisteren (Amos 8:9). En Jezus’ klagende woorden zijn voorspeld in Psalm 22:2, waar staat: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten, verre zijnde van Mijn verlossing, van de woorden Mijns brullens? We weten dat o.a. de psalmen 22 en 69 tot de lijdenspsalmen behoren.
Uit die psalmen spreekt het bittere lijden van de Heere Jezus. Het vierde kruiswoord was daarom zo ingrijpend, omdat hierin het dieptepunt van Jezus’ lijden lag. Jezus hele leven is lijden geweest, maar in het bijzonder werd dat lijden verzwaard aan het einde van Zijn leven. Denk maar aan de hof van Gethsémané, waar we de aangrijpende woorden lezen: Hij begon droevig en zeer beangst te worden (Matth. 26:37); Hij begon verbaasd en zeer beangst te worden (Mark. 14:33) en: En in zwaren strijd zijnde, bad Hij te ernstiger. En Zijn zweet werd gelijk grote droppelen bloeds, die op de aarde afliepen (Luk. 22:44).
Hoe groot Jezus’ lijden in de hof ook was, toch bereikte Zijn lijden het dieptepunt aan het kruishout, waar Hij moest klagen van God verlaten te zijn. Die Godsverlating was zo ontzettend, dat Hij het met luide stem uitriep.
In het formulier van het Heilig Avondmaal staat dat Hij ’Zijn gezegend lichaam aan het kruis heeft laten nagelen (…) en heeft alzo de vervloeking van ons op Zich geladen, opdat Hij ons met Zijn zegening vervullen zou; en heeft Zich vernederd tot in de allerdiepste versmaadheid en angst der hel, met lichaam en ziel, aan het hout des kruises, toen Hij riep met luider stem: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? opdat wij tot God zouden genomen, en nimmermeer van Hem verlaten worden.’
Er wordt hier gesproken over ’de allerdiepste versmaadheid en angst der hel, met lichaam en ziel.’
Jezus onderging dat lijden vrijwillig voor de Zijnen. De diepte daarvan is door ons niet te peilen, zoveel heeft het Hem heeft gekost.
Hij werd verlaten van Zijn Vader en vond de Godsverlating zó erg, dat onze geloofsbelijdenis spreekt over een hellevaart: ’Nedergedaald ter helle’!
Van die nederdaling zegt onze Heidelbergse catechismus dat ’mijn Heere Jezus Christus door Zijn onuitsprekelijke benauwdheid, smarten, verschrikking en helse kwelling, in welke Hij in Zijn ganse lijden, maar inzonderheid aan het kruis gezonken was, mij van de helse benauwdheid en pijn verlost heeft’ (Zondag 16, vr en antw. 44).
Het lijkt wel of hier naar woorden wordt gezocht om het lijden, de smart, de angst en de verlating van Jezus uit te drukken.
Laten we niet licht denken over wat het inhoudt ’van God verlaten’ te zijn. De Bijbel spreekt daarvan als van een verkeren in de ’buitenste’ of ’uiterste’ duisternis.
Op aarde kunnen mensen zich ook heel eenzaam en verlaten voelen. Maar in Gods algemene goedheid geeft Hij hun op de een of andere manier vaak enige verlichting. Ook Gods kinderen kunnen zich verlaten voelen. Maar op Gods tijd is er voor hen uitkomst. Zelfs op de brandstapels hebben ze Gods gunst ervaren. We lezen in Psalm 22: 5 en 6: Op U hebben onze vaders vertrouwd; zij hebben vertrouwd en Gij hebt hen uitgeholpen. Tot U hebben zij geroepen en zijn uitgered; op U hebben zij vertrouwd en zijn niet beschaamd geworden. Maar Jezus moest klagen: Maar Ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen en veracht van het volk.
Hij wilde dat zware lijden voor Zijn kinderen ondergaan.

Mijn God, Mijn God, waarom verlaat Gij Mij,
En redt Mij niet,
terwijl Ik zwoeg en strijd.
En brullend klaag in
d’angsten die Ik lij’
(Ps. 22:1).

(Volgende keer D.V. 14. Waarom verlaat Gij Mij?)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 maart 2015

De Wachter Sions | 8 Pagina's

13. Jezus’ allerdiepste vernedering

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 maart 2015

De Wachter Sions | 8 Pagina's