Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De biddende bouwer - 9. Jeruzalems muren worden hersteld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De biddende bouwer - 9. Jeruzalems muren worden hersteld

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Nehémia 3 vinden we een beschrijving van de herstelwerkzaamheden van Jeruzalems muur en poorten. Zoals we zagen werd door de eerste ploeg onder leiding van de hogepriester Eljasib begonnen met het herstel van de Schaapspoort. Een tweede groep begon bij de Vispoort en verder werden onder leiding van de andere groepen de Oudepoort, de Dalpoort, de Mestpoort, de Fonteinpoort, de Waterpoort, de Oostpoort en de Mifkad- of Wachtpoort hersteld.
De Mifkadpoort wordt in een andere vertaling wel Inspectiepoort genoemd. Volgens de kanttekening kwam bij deze poort de grote Raad bijeen ’om op voorkomende zwarigheden te letten en bevelen uit te geven of te publiceren’ (kantt. 55). De talrijke bouwers werkten op die manier de stad rond en kwamen uiteindelijk weer uit bij de Schaapspoort.
Van de twaalf poorten van Jeruzalem worden er negen in Nehémia 3 vermeld. Het is opmerkelijk dat de namen van de bouwers vermeld staan. De Heere wilde hierdoor aangeven dat Hij een bijzonder oog heeft op hen die zich voor Zijn Koninkrijk inzetten. Maar dat Hij tevens ziet hoe sommigen zich aan bepaalde werkzaamheden onttrekken. We lezen in Nehémia 3: 5: Voorts aan hun hand verbeterden de Tekoïeten; maar hun voortreffelijken brachten hun hals niet tot de dienst huns Heeren.
De voorname en deftige mannen uit Tekoa, de plaats waar de profeet Amos vandaan kwam, vonden zich te voornaam om mee te werken aan het herstel en staken geen vinger uit. Dat kanttekening zegt van hen: ’De groten of aanzienlijken en machtigen van Tekoa wilden zich niet buigen noch begeven om dit werk huns Gods mede te helpen bevorderen. Deze onwilligheid en hoogmoed wordt tot hun schande van den Heiligen Geest bestraft’ (kantt. 16). Hieruit blijkt dat er bij de Heere ’geen aanneming des persoons is’, maar dat Hij een onpartijdig oordeel velt over jong en oud, groot en klein, rijk en arm.
Wat een verschil met de vele mensen uit Jericho (vers 2), Tekoa (vers 5), Jeruzalem, de oversten, de priesters, de levieten met hun helpers (de Nethinim), de goudsmeden, de apothekers en de zalfbereiders, de kruideniers en de wijngaardeniers! Zelfs lezen we in vers 12: En aan zijn hand verbeterde Sallum, (…) hij en zijn dochters. Ook de vrouwen hielpen dus mee en de Heilige Geest heeft deze ’dochters van Sallum’ onder de duizenden die aan het werk waren, nadrukkelijk genoemd.
Zelfs wordt er van één man, namelijk een zekere Baruch, gezegd dat hij zeer vuriglijk, dat betekent met een bijzondere ijver, werkte (vers 20). Merkwaardig wordt ook de zesde zoon van iemand genoemd: Na hem verbeterde (…) Hanun, de zoon van Zalaf, de zesde (vers 30). Dat kan betekenen dat Zalaf óf zijn zoon de zesde uit het gezin was (kantt. 53). Uit dat alles blijkt dat het waar is wat Salomo zegt: De ogen des HEEREN zijn in alle plaats, beschouwende de kwaden en de goeden (Spr. 15:3). Op school, in huis, op het land en in de bouw: de Heere ziet ons allemaal.
Ten slotte kan worden opgemerkt dat sommige personen werk kregen dichtbij het huis waar zij woonden. In vers 23 lezen we van enkele personen die de muur verbeterden tegenover en bij hun huis, en in vers 28 verbeterden de priesters, een iegelijk tegenover zijn huis. In vers 29 wordt Zadok genoemd die tegenover zijn huis verbeterde en Mesullam verbeterde de muur tegenover zijn kamer (vers 30).
Waarschijnlijk om praktische redenen kregen zij werk dichtbij huis en zij zullen zeker daardoor erg gemotiveerd zijn geweest om de muur te herstellen.
In vers 16 wordt ook een Nehémia genoemd, de zoon van Azbuk, een overste. Hij was dus een andere Nehémia dan Nehémia, de schenker van koning Arthahsasta, die de algehele leiding van het hele project op zich had genomen. Onder zijn bezielende leiding werd er geweldig geestdriftig gewerkt. Het omvangrijke werk zou in korte tijd gereed zijn, want de muur zou in 52 dagen worden voltooid! Maar vóór het zover was, zouden er nog wel wat moeilijkheden overwonnen moeten worden.
We lezen in Nehémia 4:1: Maar het geschiedde als Sanballat gehoord had dat wij den muur bouwden, zo ontstak hij en werd zeer toornig; en hij bespotte de Joden. Sanballat, de Moabiet, kon het maar niet uitstaan dat de muur werd opgeknapt. Hij hield de bouw dan ook goed in de gaten. Bovendien was zijn dochter getrouwd met een kleinzoon van de hogepriester. En van Tobia, de Ammoniet, kreeg hij bijval. De Ammoniet was verwant met twee Joodse families en de beide vijanden hielden zich van dag tot dag op de hoogte van alles wat er zich op en om de muur afspeelde. Het was hun een doorn in het oog dat de muur hersteld werd en vooral Sanballat was de aanstoker en ophitser.
Was hij de eerste keer tot Nehémia gekomen alleen met Tobia, deze keer had hij een aantal mannen bij zich om naar Nehémia te gaan.
We lezen in vers 2: En hij sprak in de tegenwoordigheid zijner broederen en van het heir van Samaría. Hij had dus ook krijgsvolk meegenomen en stookte hen tegen Nehémia en zijn bouwers op. Hoe harder de bouwers werkten, hoe bozer de vijanden zich gingen opstellen. En opnieuw namen zij het oude middel te baat en begonnen spottende opmerkingen te maken. Ze smaalden: ’Kijk toch eens naar die machteloze Joden. Moeten we die nu ongestoord hun gang laten gaan? Denken ze nu werkelijk het in korte tijd voor elkaar te krijgen? Hoe zullen ze de waardeloze stenen voor de bouw opnieuw kunnen gebruiken? Zullen ze tot God roepen om hulp? Denk je dat het hen ooit zal lukken om de muur te herstellen? Daar komt van hun hele project niets terecht!’
En Tobia, de Ammoniet, viel de spotter bij en maakte het hele bouwwerk belachelijk door te roepen: ’De eerste de beste vos die tegen de muur opspringt, werpt het hele zaakje tegen de vlakte, zo zwak is de muur. Zo er een vos opkwame, hij zou hun stenen muur wel verscheuren (vers 4).
Hoe reageerde Nehémia?

(Volgende keer D.V. 10. Wij bouwden de muur)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juli 2015

De Wachter Sions | 8 Pagina's

De biddende bouwer - 9. Jeruzalems muren worden hersteld

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juli 2015

De Wachter Sions | 8 Pagina's