Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Edward Fisher, Het merg van het Evangelie (met aantekeningen van Thomas Boston), Uitgeverij Brevier – Kampen, 428 blz.; € 39,90. Oorspronkelijke titel: The Marrow of Modern Divinity.

Historische achtergrond
In de 17e eeuw werd de Schotse kerk beroerd door twee dwalingen.
Aan de ene zijde het wetticisme: de goede werken der wet Gods werden beschouwd als voorwaarde om tot Christus te komen. Hoe heiliger men werd door het onderhouden van Gods geboden, hoe meer men geschikt was voor de genade in Christus. ’… dat wij, voordat wij tot Christus komen als de enige Zaligmaker, of enig deel kunnen hebben aan de zegeningen van het nieuwe verbond, onze zonden horen te verlaten door onszelf van de liefde, de kracht en de praktijk van de zonde vrij te maken.’ (p. 360) Men plaatste bewust of onbewust de heiligmaking voor de rechtvaardigmaking. Men vermengde het genadeverbond met het werkverbond.

Aan de andere zijde het anti-nomianisme: er werd gesteld dat Christus de wet voor Zijn volk voldaan heeft; Gods volk is dus vrij van de wet en kan niet meer tegen de wet zondigen. Men leeft in christelijke vrijheid. Dit leidde tot wetteloosheid.
Tegen deze twee stromingen schreef Edward Fisher (1627-1655) het boek Het merg van het Evangelie. Het eerste deel schreef hij in 1645 en het tweede in 1649. Op het oorspronkelijke titelblad stond: ’Het Merg van de hedendaagse godgeleerdheid, rakende beide het Verbond der werken en het Verbond der genade, met hun gebruik en einde, beide in de tijd van het Oude Testament en in de tijd van het Nieuwe. Waarin een ieder duidelijk kan zien hoe ver de wet in de zaak van de rechtvaardiging wordt gebruikt door hem die de naam draagt van ’Legalist’. En hoe ver men de wet verwerpt in de zaak van de heiliging en zo de naam draagt van ’Anti-nomist’. Met de middenweg tussen beide, die door Jezus Christus leidt tot het eeuwige leven. In een dialoog tussen Evangelista (een dienaar van het Evangelie), Nomista (een legalist, een wettisch mens), Antinomista (een antinomist, een wetsbestrijder) en Neophytus (een jonge christen).’

De meerderheid van de Schotse kerk (die het wetticisme voorstonden) was erg ontevreden over dit boek. Ze beschuldigde Edward Fisher e.a. van anti-nomianisme. Tijdens een Algemene Vergadering van de Schotse kerk in 1719 werd een commissie ingesteld die het boek zou beoordelen. In mei 1720 werd het verslag van deze commissie door de Algemene Vergadering goedgekeurd en het boek van Fisher veroordeeld als antinomiaans. Predikanten mochten dit boek niet aanbevelen en de mensen werden gewaarschuwd tegen het lezen van dit boek. Het tegenovergestelde gebeurde: men las het des te meer.

Dit kerkelijke geschil staat bekend als de Marrow Controverse. De predikanten die het eens waren met het boek van Fisher werden de Marrowmen genoemd. Enkele bekende godzalige predikanten waren: Ebenezer en Ralph Erskine, James Hog, Thomas Boston, William Hunter.
In 1700 las Thomas Boston dit boek en stemde er volledig mee in. Hij prees het bij anderen aan. In 1718 werd het boek herdrukt.
In 1726 werd een nieuwe uitgave verzorgd, met een voorwoord en aantekeningen van Thomas Boston. Hij deed dit om de zuivere leer verder te verduidelijken. En om te zorgen dat het boek door tegenstanders niet verkeerd uitgelegd werd, omdat er enkele onvoorzichtige uitdrukkingen van Fisher in staan. Al lezend is te merken dat de aantekeningen van Boston verhelderend zijn.

Inhoud
Het boek is als volgt ingedeeld. Eerst is er een voorwoord van de vertalers, daarna een historisch overzicht van dhr. L.J. van Valen, aanbevelingen van Engelse en Schotse predikers, een voorwoord van Thomas Boston en een lijst van auteurs die door Fisher aangehaald worden.
Dan begint het eerste deel van het boek. In de inleiding wordt de drieërlei wetten uitgelegd. De eerste is de wet der werken (de Tien geboden als werkverbond), de tweede de wet des geloofs (het Evangelie of het genadeverbond) en de derde de wet van Christus (de Tien geboden als regel in de hand van Christus voor de gelovigen die al gerechtvaardigd zijn). Deze drie wetten komen in het hele boek terug.
Daarna volgt hoofdstuk 1 Van de wet of het verbond der werken; hoofdstuk 2 Van de wet des geloofs of het verbond der genade; hoofdstuk 3 Van de wet van Christus en hoofdstuk 4 Van de gelukzaligheid van het hart of de ware zielenrust.

Het tweede deel van het boek geeft Een verklaring van de tien geboden. Hier vinden we de geestelijkheid van de wet. Uw gebod is zeer wijd. Fisher heeft dit tweede deel geschreven omdat men hem beschuldigde van antinomianisme. Hij geeft hierin op heldere wijze aan dat de wet voor Gods kinderen nog steeds geldt. Maar hij wijst er in het hele boek tegelijk op dat Gods volk niet zondigt tegen een vertoornd Rechter (en daarom de zonde wettisch moeten nalaten). Ze zijn aan de wet gestorven. Men zondigt niet tegen de wet, maar tegen een liefhebbende Vader; daarom moeten en mogen ze in schuldbesef tot Christus’ bloed de toevlucht nemen.
Opvallend is de belezenheid van Fisher. Hij doet vele verwijzingen naar de Bijbel en naar meer dan zestig godgeleerden, waardoor dit werk een doorwrocht werk genoemd kan worden.
Ook werden er door de Vergadering twaalf vragen gesteld, waarop twaalf godvrezende predikanten antwoorden gegeven hebben. Deze vragen en antwoorden staan als appendix achter in het boek.

Twee verbonden
Zeer helder, eenvoudig en zuiver schrijft Fisher over de twee verbonden. Bij het werkverbond geeft hij duidelijk aan, dat er geen herstelling mogelijk is door het verbond der werken, maar dat de plicht van het werkverbond niet komt te vervallen. ’Dus Adam en zijn nakomelingen zijn net zo min van hun plichten ontslagen omdat zij geen kracht hebben om die te vervullen, als een schuldenaar van zijn schuld omdat hij geen geld heeft om te betalen.’
Bij het verbond der genade begint Fisher in de eeuwigheid, bij Gods eeuwig voornemen van genade, het Goddelijke welbehagen. Hoe de Goddelijke deugden allemaal verheerlijkt worden in het zaligen van zondaren: genade door recht. Hoe de zaligheid het wonderlijke werk is van de drie Goddelijke Personen. Daarna volgt de openbaring van het genadeverbond: hoe de eerste belofte aan Adam gedaan is; hoe de beloften van het Oude Testament vervuld zijn in Christus; maar ook de eis van het werkverbond vervuld is door Christus, zodat Zijn volk vrij is van de wet in het verbond der werken. ’Daarom was het nodig dat de Heere op zo’n wijze met hen handelde, om ze uit zichzelf te drijven, en ook uit alle vertrouwen op de werken der wet, opdat zij door het geloof in Christus de gerechtigheid en het leven verkrijgen zouden.’ (p. 102)

Aanbod van genade
Thomas Boston heeft in de aantekeningen nader uitgelegd dat de verzoening door Christus zich beperkt tot de uitverkorenen. Dit doet hij omdat Fisher daar niet helder over schrijft, maar dit wel voorstaat. Dit wordt gesteld tegen de Arminianen (o.a. Hugo de Groot) en degenen die een algemene verzoening leren.
Fisher en Boston zijn zeer ruim in het aanbod van genade. Het is belangrijk om de historische context erbij te nemen: wanneer de wettische mensen zeiden dat Christus alleen aangeboden mag worden aan mensen die in zichzelf door de werken der wet de voorwaarden gewerkt hadden, is het te begrijpen dat Boston en Fisher de onvoorwaardelijke aanbieding van Christus voorstonden. Al nemen we hun uitdrukkingen niet allemaal over. Wel zijn we het ermee eens welke grote verantwoordelijkheid we als hoorders van het Woord hebben. Christus wordt ons allen in de prediking verkondigd en aangewezen; en dan de weg wel geweten en niet bewandeld te hebben!
Maar wanneer we zien hoe oppervlakkig Christus heden ten dage onvoorwaardelijk aangeboden en aangenomen wordt, is het belangrijk om te verkondigen in de prediking, dat Christus waarde krijgt voor dorstigen, treurenden, hongerigen. Maar ook dat het treuren, het hongeren en het dorsten een werk des Geestes is en geen voorwaarden die een mens zelf werkt. Dit is geheel Bijbels (zie Jes. 55:1, Matth. 5). Daarom laten we de mening van dhr. Van Valen over hypercalvinisten, Comrie en voorstanders van de voorwaardelijke aanbieding, voor zijn rekening liggen.

Voor degenen die Fisher en Boston willen gebruiken om de toeleidende weg tot Christus te ontkennen, citeren we de aantekening van Boston op p. 173: ’Maar als hij niet ziek is en er geen gevoel van heeft, zal hij niet tot de geneesheer komen. Ik twijfel er niet aan dat, voordat een zondaar door het geloof tot Christus zal komen, hij een ontwaakte, overtuigde, gevoelig gemaakte zondaar moet zijn, dat zijn hart doorstoken moet zijn met een gevoel van zijn zonde en ellende, en hij ertoe gebracht moet zijn te kermen onder zijn last, te wanhopen aan verlichting door de wet, zichzelf of enig ander schepsel, en te verlangen naar Christus en Zijn gerechtigheid.’
Op p. 174 en 175 vinden we geschreven ’dat bekering, vernedering van zichzelf voor God, in een droefheid dat men door zijn zonden Hem beledigd heeft, en in een afkering van de zonde tot de Heere’ een eenzijdig Godswerk is. ’Niemand kan zich tot God bekeren, tenzij hij eerst door God bekeerd wordt’, Jer. 31:19.

Heiligmaking
Wanneer Gods kinderen aangezien worden in Christus, is er voor hen geen verdoemenis meer (Rom. 8:1). Fisher benadrukt dat de wet door Christus volbracht is. De verdoemende en rechtvaardigende kracht van de wet is voor Gods volk teniet gedaan. De goede werken hebben geen verdienende kracht; de zonden hebben geen verdoemende kracht. De ware heiligmaking rust op Christus als het Fundament: ’Want ik moet de Heere danken dat ik nu enigermate geloof dat ik door Christus om niet en volkomen gerechtvaardigd en van al mijn zonden ontslagen ben, en dat ik daarom niet nodig heb het kwade te laten of het goede te doen uit vrees voor straf of hoop op beloning. Nochtans denk ik dat mijn hart meer gewillig en begerig is om te doen hetgeen de Heere gebiedt en te laten hetgeen Hij verbiedt, dan het ooit was voordat ik zo geloofde. Zeker, mijnheer, ik bemerk dat het geloof in Christus geen verhindering is voor de heiliging van het leven zoals ik eertijds meende’ (p. 219).
Of zoals Boston van Luther aanhaalt: ’Niet te zijn onder de wet is goede dingen te doen, en af te staan van goddeloze dingen, niet door dwang van de wet, maar door vrijwillige liefde, en met vreugde’ (p. 225). Fisher haalt meerdere malen Lukas 1:74 en 75 aan: ’Opdat zij Hem dienen zouden zonder vreze, in heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen huns levens.’

De eerbied en diepgang waarmee Fisher het boek geschreven heeft, de volle raad Gods die erin beschreven wordt, de duidelijke uiteenzetting van de verbonden (zowel Schriftuurlijk als bevindelijk), maar ook het beschrijven van het Borgwerk van Christus, de liefde tot Hem en het steunen op Hem in de goede werken, het verschil tussen de rechtvaardigmaking en heiligmaking, de onderwijzingen voor Gods volk, de vele citaten van verschillende schrijvers, maken dit boek tot een lezenswaardig, waardevol en diepgaand boek. Het geheel is ook netjes en compleet verzorgd, al is het lettertype wat klein.

Waarschuwing
We willen afsluiten met een citaat ter waarschuwing (p. 355):
’Ten slotte, zoals wij ervoor op moeten passen en op onze hoede moeten zijn dat wij de wet toepassen waar het evangelie toegepast moet worden, moeten wij er ook voor oppassen en op onze hoede zijn, dat wij het evangelie niet toepassen waar de wet moet worden toegepast. Laten we het evangelie niet toepassen in plaats van de wet, want zoals het in het vorige geval zoveel zou zijn als het aantrekken van een lang rouwkleed op een bruiloftsfeest, zou het hier maar zijn als het werpen van paarlen voor de zwijnen, een groot misbruik dat onder velen heerst. Want men ziet gewoonlijk dat deze trotse, verwaande en niet vernederde mensen, die vol eigendunk zijn, deze wereldse genotzoekers en onbekommerde dienaars van de mammon, op wie de leer van de wet eigenlijk betrekking heeft, de wet niettemin van zich afstoten en zichzelf met de lieflijke beloften van het evangelie zegenen, en zeggen dat zij hopen een evengoed aandeel in Christus te hebben als de beste, want ’God is barmhartig’, en soortgelijke dingen. (…)
Het kan dan ook gebeuren dat velen zich verblijden als zij bedroefd zouden moeten zijn, en dat daarentegen velen die vrezen en bedroefd zijn, zich zouden moeten verblijden.’

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 2015

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 2015

De Wachter Sions | 8 Pagina's