Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1. Het spreken door gelijkenissen

Bekijk het origineel

1. Het spreken door gelijkenissen

Waarom spreekt Gij door gelijkenissen? De gelijkenissen van de Heere Jezus

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de tijd van het Oude Testament had de Heere profeten gezonden, maar in de tijd van het Nieuwe Testament heeft de Heere Zijn Zoon uitgezonden, lezen we in Hebr. 1:1. De Heere Jezus zei dat in Hem het Koninkrijk van God of het Koninkrijk der hemelen was gekomen. Zijn leer bevestigde Hij door tekenen en wonderen. Toch vond Zijn prediking weinig ingang. Daarom ging de Heere in gelijkenissen spreken. Hij ging op een andere manier - in beeldspraak - over Zijn Koninkrijk spreken. De profeet Hosea had het voorspeld, toen hij profeteerde: En Ik zal spreken tot de profeten (…) en door den dienst der profeten zal Ik gelijkenissen voorstellen (Hos. 12:11). Een gelijkenis is een verhaal ontleend aan het dagelijkse leven. Door gewone beelden uit de natuur laat de Heere Jezus zien hoe het er in het rijk der genade toegaat. Zelfs gebruikte Hij een lange tijd uitsluitend die manier van onderwijzen.

In Mattheüs 13:3 staat: En Hij sprak tot hen vele dingen door gelijkenissen. De kanttekening merkt hierover op: ‘Parabolen, welke zijn zodanige gelijkenissen, wanneer enige zaken historischer wijze, alsof zij onder de mensen geschied waren, verhaald worden, en iets anders, dat geestelijk is, daardoor verstaan wordt.’ De Heere Jezus vertelde dus een al of niet waar gebeurd verhaal met de bedoeling daardoor geestelijk onderwijs te geven. In Markus 4:33 en 34 lezen we: En door vele zulke gelijkenissen sprak Hij hun het Woord, naar dat zij het horen konden. En zonder gelijkenis sprak Hij niet; maar Hij verklaarde alles Zijn discipelen in het bijzonder. De kanttekeningen zeggen dat de Heere Jezus het evangeliewoord door middel van gelijkenissen verkondigde en dat de mensen wel de natuurlijke beelden uit het dagelijkse leven begrepen, maar de geestelijke inhoud ervan niet verstonden. Er staat zo opmerkelijk: Hij verklaarde alles Zijn discipelen in het bijzonder. Dat wil zeggen dat Hij de discipelen onderwees in de geestelijke betekenis van de natuurlijke beelden. Hun werd de geestelijke strekking van het verhaal verteld.

Dat de Heere Jezus een gelijkenis als onderwijsmiddel gebruikte, was onder de Joden niets nieuws. Ook de Joodse leraars, de rabbi's, hanteerden de gelijkenis als een manier om hun leerlingen, hun discipelen, te onderwijzen. Zij gebruikten die leervorm niet voor het volk, maar uitsluitend voor hun leerlingen. Bij de Heere Jezus was het anders. Hij sprak in gelijkenissen niet alleen tot Zijn discipelen, maar ook tot de gewone mensen. Vandaar de vraag van de discipelen aan Jezus: Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen? (Matth. 13:10). Hierop antwoordde de Heere Jezus: ‘Al Mijn kinderen mogen uit genade de geestelijke bedoeling van de gelijkenis verstaan. Door het gewone verhaal wil Ik hen onderwijzen in de geestelijke verborgenheden van Gods Koninkrijk. Maar zij die geen genade bezitten en ook geen behoefte aan Mijn onderwijs hebben, horen wel de wóórden van de gelijkenis, maar ze verstaan de geestelijke betekenis er niet van. Zij horen wel de wóórden, maar verstaan niet záken. Daarom spreek Ik tot gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet horen noch ook verstaan (Matth. 13:13). Enige verzen hiervoor had de Heere gezegd: Wie oren heeft om te horen, die hore (Matth. 13:9). Dat wil zeggen dat zij die een verlicht verstand van de Heilige Geest ontvingen, Zijn woorden tot hun nut zouden mogen verstaan. Maar zij die niet door Gods Geest verlicht werden, zouden Zijn woorden wel horen, maar er geen geestelijk voordeel van hebben.

Jezus’ woorden zouden niet tot hun voordeel, maar tot hun oordeel zijn. Dat oordeel was al voorzegd door de profeet Jesaja, want de Heere Jezus sprak: En in hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien en geenszins bemerken. Want het hart dezes volks is dik geworden (…) opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zich bekeren, en Ik hen geneze. We weten dat de Heere Jezus de grote Medicijnmeester is en allen die tot Hem kwamen om genezen te worden, werden genezen. Maar Jesaja profeteerde dat velen een ‘dik’ en ongevoelig hart omdroegen en de ware Medicijnmeester voor hun zonden niet nodig zouden krijgen. Zij zouden ondanks Gods ernstige roepstemmen tot bekering in hun zonden voortleven. Daarom liet de Heere hen rechtvaardig in hun zonden doorgaan.

Het spreken van de Heere Jezus door gelijkenissen had een tweeërlei bedoeling. De gelijkenis was ónthullend of vérhullend, was tot vóórdeel of tot óórdeel, was tot zégen of tot vloek, strekte tot verlichting of tot duisternis. We kunnen het vergelijken met de wolkkolom, die het pad van de Israëlieten verlichtte, maar dat van de Egyptenaars verdonkerde (Ex. 14:20). De wolkkolom had dus een tweeërlei uitwerking. Zo was het ook met de vertelling van een gelijkenis. En zo is dat uiteindelijk ook het geval met iedere preek en met elke kerkdienst. Terecht wordt weleens gezegd: Een preek werkt altijd wat uit, we zitten niet vrijblijvend in de kerk en we blijven er nooit dezelfde onder.

Als we onder Gods roepstemmen onbekeerd blijven, worden we steeds ongevoeliger en ‘dikker van hart’. Als we niet ‘vertederen’, worden we ‘harder’. Dat is ‘het oordeel Gods over degenen die het Evangelie ongehoorzaam zijn’ (kantt. 13 op Mark. 4:12). Op die tweeërlei uitwerking wijst ons het onderwijs in de gelijkenissen. We zijn door genade hoorders die de geestelijke lessen eruit tot onze zaligheid mogen verstaan óf we blijven door het rechtvaardige oordeel van God in onze vijandige doodstaat doorleven. Dan horen we wel het Woord verkondigen, maar geldt voor ons, wat de apostel zegt: Maar het woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet vermengd was in degenen die het gehoord hebben (Hebr. 4:2).

(Volgende keer D.V. 2. De verborgen schat en de koopman van schone parelen)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 2016

De Wachter Sions | 8 Pagina's

1. Het spreken door gelijkenissen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 2016

De Wachter Sions | 8 Pagina's