Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

2. Het koninkrijk van Israël wordt van Saul afgescheurd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

2. Het koninkrijk van Israël wordt van Saul afgescheurd

Het leven van David. De man naar Gods hart

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De geschiedenis van het leven van David begint in 1 Samuël 16. We lezen daar dat de HEERE tot de oude Samuël sprak: Hoe lang draagt gij leed om Saul, dien Ik toch verworpen heb, dat hij geen koning zij over Israël?

Het schijnt dat Samuël het er heel moeilijk mee heeft gehad dat de Heere Saul als koning had verworpen en daarover verdriet had. Toch wist Samuël heel goed de oorzaak van die verwerping. In het vorige hoofdstuk (1 Samuël 15) lezen we dat koning Saul de Amalekieten moest uitroeien. Het was een vreselijke opdracht, want de Heere beval: Ga nu heen, en sla Amalek, en verban alles wat hij heeft (vers 3). ’Verban alles wat hij heeft’, betekent dat alles van Amalek moest worden uitgeroeid en dat al wat leefde moest worden gedood (kantt. 2). Een verschrikkelijk, maar rechtvaardig vonnis! Ongelovige mensen werpen christenen vaak voor de voeten: ’Is dat nu een barmhartige God? Dienen jullie een God Die zulke barbaarse maatregelen in Zijn Naam liet uitvoeren? Wat tóen in het Oude Testament gebeurde, doet vandaag aan de dag de IS in het Midden-Oosten! Die koning Saul kreeg maar liefst de opdracht om mannen, vrouwen en kinderen te doden. In één woord: afschuwelijk!’

Hoe moeten we de totale vernietiging van de Amalekieten bezien? Hoe is hun uitroeiing te rechtvaardigen? We willen hierover drie opmerkingen maken. In de eerste plaats moeten we eraan denken dat vier eeuwen geleden de Amalekieten (afstammelingen van Ezau of Edom) zonder enige oorzaak Israël in de rug aanvielen. We kunnen dat lezen in Ex. 17. Daarom gebood Mozes aan het einde van zijn leven: Gedenk wat u Amalek gedaan heeft, op den weg, als gij uit Egypte uittoogt; hoe hij u op den weg ontmoette en sloeg onder u in den staart al de zwakken achter u, als gij moede en mat waart; en hij vreesde God niet (Deut. 25:17 en 18).

Uit pure haat tegen de Heere en Zijn volk vielen de Amalekieten het zwakke en vermoeide Israël in de woestijn onverwachts aan met de bedoeling hen allen te doden. Als rechtvaardige vergelding gaf de Heere toen de opdracht: Gij zult de gedachtenis van Amalek van onder den hemel uitdelgen; vergeet het niet (vers 19). Nadrukkelijk sprak de Heere: Vergeet het niet!

Eeuwen later schreeuwden de Edomieten tegen de tijdens de ballingschap levende Joden: Ontbloot ze, ontbloot ze, tot haar fundament toe (Ps. 137:7). De vijanden wilden de stad Jeruzalem met de tempel verwoesten. Maar de dichter van Psalm 137 geloofde dat hun misdaad zeker zou worden vergolden (Ps. 137:8). De Heere rekent eens met Zijn vijanden af!

Vandaar dat we er in de tweede plaats op willen wijzen wat we lezen in ’Leren en Leven’, het bekende Handboek voor Bijbelonderwijs van P. Cammeraat. Hij schrijft daar op blz. 504 van deel 1: ’De strijd tussen Israël en Amalek beeldt de geestelijke strijd uit tussen de kinderen van God en de kinderen van deze wereld, tussen het vrouwenzaad en het slangenzaad. In deze strijd is er maar één Overwinnaar. Christus heeft de goede strijd gestreden en overwonnen in Zijn sterven. Hij heeft de slang de kop vermorzeld en zal al de kinderen van de duivel hun verdiende loon geven: de dood. Amalek moet in Naam van God worden verdelgd. Laten we het niet wagen dit Goddelijke bevel te beoordelen naar ons ongeheiligd verstand en gevoelen, opdat wij niet in hetzelfde oordeel zullen vallen. Want dit is het deel van allen die Gods Woord niet beamen. De overtreders worden tezamen verdelgd; het einde van de goddelozen wordt uitgeroeid (Ps. 37:9,38)’.

Ten slotte een derde opmerking. De Heere is een heilig en rechtvaardig God. Ds. Robert Trail zegt in zijn verhandeling over ’De troon der genade’: ’Als de Heere deze oordelen over de heidenen brengt vanwege het misbruik van het flauwe licht der natuur, hoeveel te zwaarder en groter moeten de oordelen dan niet zijn voor het misbruik van het licht van het evangelie? (…) De wet stuurt alle onverzoende zondaars naar een wet-hel, maar de Heere stuurt de verachters van Zijn zaligmakende genade naar een bijzondere hel; zij ontvangen een veel zwaardere straf. Er is geen enkele plaats in de hel waar het houdbaar is. Nochtans zegt onze Heere in Matth. 11:22-24: Het zal Tyrus en Sidon, Sódom en Gomórra verdraaglijker zijn in de dag des oordeels, dan ulieden. Wij zouden wel dankbaar mogen zijn voor deze eerlijke waarschuwing (…). Veel van onze luchthartige belijders zouden grotelijks beledigd zijn als ze gelijk gesteld zouden worden aan vuile Sódomieten. Als het mogelijk zou zijn dat u geen ander gebrek zou hebben dan het ongeloof, dan is uw zonde des te groter; uw oordeel zal vreselijker zijn. Uw staat voor de eeuwigheid zal erger zijn dan die van de slechtste der naties aan wie de troon der genade nimmer werd verkondigd (…). De wet veroordeelt hen, omdat hun werken boos zijn. Het veronachtzaamde evangelie veroordeelt hen omdat zij het enige geneesmiddel weigeren. Zonde tegen de wet is vergif voor de ziel en doodt als zodanig! Het ongeloof verwerpt het enige tegengif en doodt als zodanig!’

We laten het bij deze opmerkingen en we zouden gelukkig zijn als we als een schuldige en verslagen zondaar tot de Heere Jezus leerden vluchten. Duidelijk zien we dat de Heere op Zijn tijd de zondaars straft en ook de Amalekieten moesten om hun zonden gestraft worden.

Vandaar het bevel aan Saul om ze uit te roeien, ook al was het vier eeuwen geleden dat ze zich het oordeel op de hals hadden gehaald. Maar Saul was ongehoorzaam aan het Goddelijke bevel. Hij spaarde het beste vee en liet koning Agag in het leven. Toen sprak Samuël tot Saul: Omdat gij des HEEREN woord verworpen hebt, zo heeft Hij u verworpen, dat gij geen koning zult zijn. De HEERE heeft heden het koninkrijk van Israël van u afgescheurd, en heeft het aan uw naaste gegeven, die beter is dan gij (1 Sam.15:23 en 28). Samuël keerde daarna naar zijn huis in Rama terug en hij zag Saul niet meer tot den dag zijns doods (vers 35).

(Volgende keer D.V. 3. Samuël wordt naar Bethlehem gestuurd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 2016

De Wachter Sions | 12 Pagina's

2. Het koninkrijk van Israël wordt van Saul afgescheurd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 2016

De Wachter Sions | 12 Pagina's