Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus' raad aan de gemeente van Laodicéa

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus' raad aan de gemeente van Laodicéa

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik raad u dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt. Openbaring 3:18

Geliefde lezer(es),

Johannes heeft in opdracht van de Koning van Zijn Kerk brieven moeten schrijven aan de zeven gemeenten van Klein-Azië. Eén van deze brieven is gericht aan de voorganger van de gemeente van Laodicéa, dat in de buurt ligt van Kolosse. Een gemeente waar de Heere de banier van het Evangelie heeft geplant. Maar intussen is er dertig jaar overheen gegaan en de gemeente is afgegleden naar een dorre dode orthodoxie. Laodicéa was een plaats met een florerende economie, een welvarend bankwezen en een bloeiende textielindustrie. De wetenschap op het gebied van geneeskunde stond op een hoog peil. De ogenzalf stond in de wijde omgeving bekend om zijn geneeskracht.

In deze brief vinden we de Koning van Zijn Kerk aan het woord over deze gemeente. Want Ik weet uw werken. De Heere kijkt in het hart van de gemeenteleden en geeft dan een scherp en ontdekkend oordeel. … dat gij noch koud zijt, noch heet; och, of gij koud waart of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen.

In Laodicéa waren warmwaterbronnen. Wanneer een vermoeide woestijnreiziger naar een teug koud water verlangde en dat afgekoelde lauwe water proefde dan spuugde hij dat uit zijn mond. De gemeente Laodicéa was net als dat water lauw geworden. Daarbij kwam dat de Laodiceeërs meenden rijk en verrijkt te zijn en aan geen ding gebrek hadden. De waarheid hadden zij weliswaar niet verlaten, maar hun hele godsdienst was lauw geworden. Was u maar koud of heet, dan zou er nog wat aan te doen zijn.

Hoe velen zijn er in onze dagen koud te noemen? Men bekommert zich niet om het gemeenteleven; op zondag gaat men naar de kerk, en daarmee hebben zij hun plicht weer gedaan. De Emmaüsgangers daarentegen waren mensen die een brandend hart hadden, die waren heet van binnen. Dat was een uitziend volk, dat ijverde om meer van Hem te mogen kennen. Maar Laodicéa was een lauwe gemeente met een sleurgodsdienst. En toch rekenden zij zich rijk met hun dagelijkse plichtplegingen.

De Heere wijst terug op het woordje want. De kanttekening zegt ervan: “Dat is, gij roemt of meent dat gij in alle geestelijke gaven overvloeit, omdat het u welgaat in de wereld”. Vijanden hadden zij niet, want ze leefden met iedereen in vrede. Zij beperkten zich in alles om de wereld maar geen aanstoot te geven. Dat hield ook hun lauwheid in. Ze waren in eigen gedachten schatrijk. Dwalingen waren er niet want ze hielden zich stipt aan Gods Woord als de enige waarheid. Zij wisten ook van de gerechtigheid die in Christus te vinden is, maar het was slechts inbeelding.

De Heere zegt van hen: Want gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek. Zij meenden niet alleen rijk te zijn naar de natuur, maar ook in het geestelijke. Zij meenden kinderen van God te zijn. Het ging zelfs zover dat ze niet alleen rijk maar ook verrijkt geworden waren. Ze hadden nergens gebrek meer aan, er behoefde niets meer bij te komen.

De Heere ontdekte hen echter aan hun staat voor God. Gij weet niet. Een mens in zijn natuurstaat weet niet dat hij ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt is. Hij weet niet dat hij buiten God en Zijn gemeenschap leeft, maar in plaats daarvan voelt hij zich rijk, hoewel hij straatarm is. Hij bezit geen enkele kennis van de weg der zaligheid. Hij ziet niet dat hij als een blinde over de wereld gaat en ronddoolt in een vermeende godzaligheid. Hij is naakt, er is geen enkele bedekking voor de hemelhoge schuld. Hij kan voor God niet bestaan.

Dan geeft Christus raad aan de gemeente van Laodicéa. Ik raad u. De Heere heeft nog een volk in de gemeente van Laodicéa. Hij geeft raad om goud te kopen. Kopen wil zeggen ruilen. Als er een koper is dan is er ook een verkoper. Met dat goud wordt Christus' zoen- en kruisverdienste bedoeld. Alle door Hem verworven weldaden mogen met een waar geloof aangenomen worden. Opdat gij rijk moogt worden. Alleen door het geloof in Christus. Dus er moet gekocht worden, er moet een ruiling plaatsvinden. Hij mijn zonden en ik Zijn gerechtigheid.

Hij raadt ook aan om witte klederen te kopen. Daar wordt Christus' gerechtigheid mee bedoeld. Opdat gij moogt bekleed worden en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde. Ze hadden beroemde ogenzalf waar menigeen ziende door was geworden. Maar geestelijk waren ze zelf blind. O, als de Heere onze blinde zielsogen opent en ons de spiegel van Zijn wet voorhoudt, dan gaan we zien wie we geworden zijn. Mochten we allen het onderwijs van Gods Geest in ons leven ervaren, want die Geest leidt in alle waarheid. Die brengt een mens van zijn sleurgodsdienst en lauwheid af.

De Koning van Zijn Kerk heeft deze brief aan de gemeente van Laodicéa laten schrijven. Uit liefde tot die gemeente heeft Hij hen niet aan zichzelf overgegeven, ondanks hun lauwheid. Nee, zegt de Heere, Ik zie nog in gunst op jullie neer, in liefde. Een iegelijk zoon die Hij bemint, kastijdt Hij. Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig en bekeer u.

Geliefde lezer(es), is dit Bijbelgedeelte niet van toepassing voor velen, ook onder ons? We mogen de waarheid nog bezitten, we gaan nog op naar Gods huis. Geldt het ook voor ons niet rijk en verrijkt te zijn? Mocht de raad die Christus heeft gegeven aan Laodicéa ook de onze worden. Dat u werkelijk als een geestelijk arme bedelaar, mocht kopen dat beproefde goud, komende uit het vuur; als een naakte bekleed met deze witte klederen; als een blinde gezalfd met die ogenzalf, opdat gij zien moogt!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 2016

De Wachter Sions | 16 Pagina's

Christus' raad aan de gemeente van Laodicéa

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 2016

De Wachter Sions | 16 Pagina's