Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

10. David en Jonathan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

10. David en Jonathan

Het leven van David. De man naar Gods hart

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na afloop van de strijd met de Filistijn lezen we iets opmerkelijks. 1 Samuël 18 begint met de woorden: Het geschiedde nu als hij geëindigd had tot Saul te spreken, dat de ziel van Jonathan verbonden werd aan de ziel van David; en Jonathan beminde hem als zijn ziel (vers 1). Na de slag had David op verzoek van Saul verteld dat hij de zoon van Isaï was en afkomstig uit Bethlehem. Volgens kanttekening 61 wilde hij wat meer informatie over de jonge held hebben. Temeer omdat hem veel voorrechten waren beloofd en hij zelfs de schoonzoon van de koning zou worden. David keerde dan ook niet meer terug naar Bethlehem als herder, maar kwam in dienst van de koning Saul. Hij werd zijn krijgsoverste.

Juist toen werd de ziel van kroonprins Jonathan verbonden aan de ziel van David. Terwijl Davids eigen broer Eliab zijn jaloezie niet had kunnen onderdrukken en boos geworden was op hem toen hij vernam dat David de strijd met de reus wilde aanbinden, was bij Jonathan de minste jaloezie niet te vinden. Integendeel: hij kreeg David lief en gunde hem van harte de eer van de overwinning. Hij beminde hem als zijn ziel, dat wil zeggen ’als zichzelf ’ (kantt. 3). De twee vrienden sloten zelfs een verbond met elkaar. Ze zouden altijd met elkaar blijven optrekken, in voor- en tegenspoed.

Voor de tweede keer lezen we dat Jonathan David liefhad als zijn ziel. Die vriendschap was een hechte vriendschap die voortvloeide uit de liefde tot de Heere. Jonathan was een kind van de Heere en in David had hij een geestelijke vriend gevonden. Hij was getuige geweest van Davids rotsvaste geloof, toen hij tot de reus de woorden had gesproken: Te dezen dage zal de HEERE u besluiten in mijn hand en ik zal u slaan.

Wat een hoogachting verwekte Davids geloofsmoed bij kroonprins Jonathan en wat kreeg hij hem als een broeder lief. Die geestelijke band zou zelfs door de dood niet meer kunnen worden verbroken. Natuurlijke vriendschapsbanden worden door de dood verbroken, maar geestelijke banden zijn eeuwigheidsbanden. Het bleek ook heel duidelijk dat Jonathan David liefhad. We lezen dat hij zijn mooie mantel aan David gaf, zijn soldatenkleren, zijn zwaard, zijn boog en zijn gordel. Wat een verschil met zijn vorige kleding, toen hij de eenvoudige kleren van een herder droeg. Nu was hij als hoveling gekleed.

Hij die eenmaal niet meetelde en bij de schapen moest achterblijven toen Isaï's zonen voor Samuël moesten verschijnen omdat de Heere er één uit hen tot koning had verkoren, liep nu in deftige klederen als krijgsoverste van koning Saul rond. Wie denkt hierbij niet aan de woorden uit de berijmde psalm: ”Wie is aan onze God gelijk, die armen opricht uit het slijk? En hen, verrijkt met eer en lof, naast prinsen plaatst en wereldgroten?” (Ps. 113:4).

Zoals eenmaal de als slaaf verkochte Jozef een voorname plaats aan het hof van Farao kreeg, zo ging het ook met David. Hij kreeg allerlei opdrachten van koning Saul, werd als overste over een flink aantal soldaten aangesteld en werd een geziene man. Zowel het gewone volk als de knechten van Saul hielden van hem. Steeds meer mensen gingen hem kennen en waarderen.

Maar dat ging spoedig veranderen. Toen Saul en David met hun soldaten terugkeerden van hun achtervolging van de Filistijnen en ter gelegenheid van de geweldige overwinning enkele plaatsen bezochten, kwamen naar de gewoonte van die tijd enige vrouwen hen tegen met allerlei muziekinstrumenten. Dat was op zich niets bijzonders. Het gebeurde wel meer dat overwinnaars met blijdschap werden ingehaald. Hoe werden de Canadezen en Engelsen door ons volk verwelkomd tijdens de bevrijding van ons land in 1945.

Maar deze keer was er iets bijzonders aan de hand. Terwijl Saul, David en de soldaten vermoeid terugkeerden, zongen de vrouwen: Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden (vers 7). Op dat ogenblik stak de jaloezie bij de koning de kop op, want we lezen in vers 8: Toen ontstak Saul zeer, en dat woord was kwaad in zijn ogen en hij zeide: Zij hebben David tienduizend gegeven, doch mij hebben zij maar duizend gegeven; en voorzeker zal het koninkrijk nog voor hem zijn.

Jaloersheid heeft al wat een verwoesting onder de mensen veroorzaakt. In de wereld, maar ook in de kerk. Koning Saul voelde zich ineens in zijn eer aangetast. Het volk eerde duidelijk zijn krijgsoverste David méér dan hem. En dat stak hem ontzettend. Terwijl dat helemaal niet nodig was geweest, want uiteindelijk had de Heere het volk de overwinning gegeven. Hém kwam alle eer toe. Bovendien had Saul kunnen begrijpen dat die vrouwen nog steeds onder de indruk waren van het feit dat David de reus Goliath had verslagen. Dat laatste wapenfeit lag nog fris in hun herinnering. Daarmee miskenden ze niet het vele goede dat ook koning Saul had gedaan. Maar de diepe ondertoon in Sauls jaloezie was het bange vermoeden dat David weleens zijn opvolger zou kunnen worden in plaats van zijn zoon Jonathan. Had zijn zoon zijn klederen niet vrijwillig aan David afgestaan? Was Jonathan niet buitengewoon bevriend geworden met de vroegere herder van Bethlehem? Saul kreeg steeds meer het vermoeden dat David hem later als koning zou opvolgen. Dát kon hij niet verkroppen! Niet David, maar Jonathan zou zijn plaats moeten innemen!

Dan lezen we iets wat heel erg is. Al zou er verwijdering tussen vrienden kunnen ontstaan, dan is het belangrijk als de breuk weer spoedig kan worden hersteld en de oude vriendschap mag worden voortgezet. Kwaad worden is menselijk, maar kwaad blijven is duivels, wordt weleens gezegd. In de Bijbel staat: De zon ga niet onder over uw toornigheid. En geeft den duivel geen plaats (éfeze 4:26 en 27). We mogen niet lang boos blijven, willen die woorden zeggen.

(Volgende keer D.V. 11. Als hen geweld en list bestrijden)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 2016

De Wachter Sions | 16 Pagina's

10. David en Jonathan

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 2016

De Wachter Sions | 16 Pagina's