Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

……en nog verlost!……

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

……en nog verlost!……

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die ons uit zo groten dood verlost heeft en nog verlost; op Welken wij hopen, dat Hij ons ook nog verlossen zal.2 Korinthe 1:10

Geliefde lezer,
Hoe is het met u op de reis naar de eeuwigheid? Waar gaat de reis heen? We weten allemaal zo goed en vaak van kindsafaan dat er maar twee bestemmingen zijn: of eeuwig verlost of eeuwig verloren. Zou het dan niet goed zijn om onszelf eens nauw te onderzoeken en na te gaan of onze ’papieren’ in orde zijn. Hoe ontzettend zal het zijn wat Christus waarschuwend gezegd heeft: Alsdan zult gij beginnen te zeggen: Wij hebben in Uw tegenwoordigheid gegeten en gedronken, en Gij hebt in onze straten geleerd. En Hij zal zeggen: Ik zeg u, Ik ken u niet vanwaar gij zijt; wijkt van Mij af, alle gij werkers der ongerechtigheid (Luk. 13:26-27). Het kan dus zeer nabij komen en toch allemaal mensenwerk zijn. Wat wordt het dan toch een persoonlijke zaak voor u en mij. Doorzoekt uzelven nauw, ja, doorzoekt nauw, gij volk dat met geen lust bevangen wordt (Zef. 2:1).
De geloofsbelijdenis boven deze overdenking zal ons dus niet vreemd moeten blijven. Kon Paulus dan altijd maar dit van harte belijden? Nee zeker niet. Al kon hij nooit ontkennen het wonder wat in zijn leven had plaatsgevonden. Op meerdere plaatsen vinden wij in de brieven zijn getuigenis: Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven (1 Tim. 1:16).
In onze tekstwoorden is er allereerst een genadige terugleiding hoe de Heere hem in ’de rechte straat’ in Damascus uit zo’n grote zielennood verloste door Christus in zijn ziel te openbaren. Hier mag opnieuw zijn ’beproefde’ geloof een levende oefening ontvangen. Hij mag te midden van alle druk en strijd een levende hoop op God hebben. Maar bovenal mag de liefde Gods zijn hart vervullen.
In de Handelingen der apostelen kunnen we lezen dat Paulus tijdens zijn bediening ook uitwendig vaak in levensgevaarlijke situaties verkeerde. Temidden van dit alles mocht hij toch steeds getuigen: Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, in smaadheden, in noden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus’ wil; want als ik zwak ben, dan ben ik machtig (2 Kor. 12:10).
Vele verklaarders hebben gezocht naar een verklaring van de bijzondere uitdrukking in de tekst die onze aandacht vraagt: ’groten dood’. Ziet het op een zojuist gepasseerde uitwendige nood in Paulus leven? Dat zal zeker ook een rol gespeeld hebben. Hier mag het dan ook temidden van alles gelden: En wij weten dat dengenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn (Rom. 8:28). Johannes Calvijn zegt in zijn verklaring van de uitdrukking ’groten dood’: ”Het is noodzakelijk wanneer we teruggebracht worden tot God dat we tot zulk een uiterste diepte geleid worden dat we de dood voor onze ogen zien.”
Deze belijdenis volgt op de Vaderlijke vertroostingen die hij in zijn ziel mocht ervaren: Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting, Die ons vertroost in al onze verdrukking, opdat wij zouden kunnen vertroosten degenen die in allerlei verdrukking zijn, door de vertroosting met welke wij zelven van God vertroost worden (2 Kor. 1:3-4).
Hier is de grote verwondering en ware verootmoediging: ’God op goddelozen ziet’. Hier is nu de lofprijzing van de zaligheid in Christus: Die ons uit zo groten dood verlost heeft. Het is een bekennen dat God naar zo’n verlorene heeft omgezien uit louter genade. Er mag licht vallen op de afgelegde weg. De liefde Gods krijgt weer de overhand. Met de bruid wordt dan beleden: Vele wateren zouden deze liefde niet kunnen uitblussen, ja, de rivieren zouden ze niet verdrinken; al gaf iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde, men zou hem ten enenmale verachten (Hoogl. 8:7). Wat een levende hoop mag er zijn voor dat ogenblik en de nabije toekomst. Temidden van alle strijd en bittere zielenarmoede mag hij nu zeer ruim ademhalen. Hier wordt weer opnieuw beleden: Ik dank U, HEERE, dat Gij toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij. Zie, God is mijn Heil, ik zal vertrouwen en niet vrezen; want de HEERE HEERE is mijn Sterkte en Psalm, en Hij is mij tot Heil geworden (Jes. 12:1-2).
Hier mag men de onbekende toekomst hartelijk in de handen des Heeren overgeven. En dan sluit men vanuit de gunning de hele Kerk in en roept de andere medestrijders bemoedigend toe: Die ons uit zo groten dood verlost heeft en nog verlost; op Welken wij hopen, dat Hij ons ook nog verlossen zal; Hier in onze tekst wordt de voortdurende bewaring van de uitverkoren Kerk beleden door verleden, heden en toekomst als een gouden keten aan elkaar te verbinden. De bron van deze belijdenis vloeit regelrecht uit het welbehagen Gods: Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid (Jer. 31:3). Het is het eenzijdige werk der genade in de ziel.
Zijn er zulke strijders onder de lezers die gedurig met de apostel Paulus moeten uitroepen: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? (Rom. 7:24). Of die ervaren moeten wat verder in de brief aan de Korinthiers wordt meegedeeld: zo is mij gegeven een scherpe doorn in het vlees, namelijk een engel des satans, dat hij mij met vuisten slaan zou, opdat ik mij niet zou verheffen (2 Kor. 12:7). Toch is dit juist zo’n profijtelijke weg opdat er plaats gemaakt wordt voor Zijn liefelijke vertroosting: En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg; want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone (2 Kor. 12:9).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 2016

De Wachter Sions | 12 Pagina's

……en nog verlost!……

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 2016

De Wachter Sions | 12 Pagina's