Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

27. In dienst van koning Achis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

27. In dienst van koning Achis

Het leven van David. De man naar Gods hart

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Filistijnse koning gaf de stad Ziklag aan David. Merkwaardig dat het een stad was die vroeger van Israël was geweest, maar destijds door de Filistijnen van de Israëlieten was afgenomen. David en zijn mannen kwamen dus in een vanouds Israëlitische stad terecht. Hij meende hier veiliger te zijn dan in de vorige plaats Gath. In Ziklag verbleef David een hele poos, namelijk een jaar en vier maanden. Hij verkeerde daar met zijn zeshonderd mannen én de vrouwen met hun kinderen, zodat wel wordt gedacht dat het een aantal van enkele duizenden personen betrof. In de tijd dat David zich in Ziklag bevond, ging hij met zijn strijdbare mannen op oorlogspad.

Er staat in de Bijbel: David nu toog op met zijn mannen en zij overvielen de Gesurieten en de Girzieten en de Amalekieten (vers 8). De Gesurieten en de Girzieten waren de oorspronkelijke bewoners van het oude Kanaän die naar het bevel van de Heere uit dat land moesten worden verdreven. De Gesurieten woonden destijds in het noorden van Kanaän, in de buurt van Syrië. De halve stam van Manasse kreeg dat gebied tot een erfelijke bezitting, hoewel zij de Gesurieten daaruit niet verdreven. We kunnen dat lezen in Jozua 12: 5 en 6 en in Jozua 13:13.
De Girzieten woonden destijds in het land van Efraïm. Zowel de Gesurieten als de Girzieten vestigden zich later tegen het zuiden van Israël. Tegen deze beide volken ging David strijden. Maar daar kwam nóg een volk bij en dat waren de Amalekieten, de nakomelingen van Ezau. Zij moesten op Gods bevel worden verdelgd en uitgeroeid omdat zij zich tijdens de woestijnreis van Israël als bittere doodsvijanden van dat volk hadden gedragen. Die opdracht had koning Saul gekregen, maar hij spaarde Agag, de koning van Amalek en de beste schapen en runderen. We kunnen dat lezen in 1 Samuël 15.
David en zijn mannen trokken tegen die drie volken op, want we lezen in vers 9: En David sloeg dat land en liet noch man noch vrouw leven; ook nam hij de schapen en runderen, en de ezels en kemels en klederen, en keerde weder en kwam tot Achis. Volgens de kanttekening heeft hij vooral de Amalekieten en hun nakomelingen gedood en daarin het uitgesproken oordeel van God over hen voltrokken. Toch was het vooral eigenbelang dat David de overwonnen volken doodde, want daardoor voorkwam hij dat koning Achis zou vernemen dat hij die volken bestreed.
De Filistijnse koning was van mening dat hij telkens Israël aanviel. Trouwens, als Achis informeerde waar David was geweest, antwoordde hij: Tegen het zuiden van Juda (vers 10). En dan noemde hij enige kleine groepen op waartegen hij gestreden had. De Filistijnse koning vond dat natuurlijk prachtig. Nu hoefde hij niet zelf de strijd aan te binden tegen de Israëlieten, maar kon hij mooi dat volk door David en zijn mannen laten aanvallen. David loog de koning dus voor en die geloofde hem, want hij sprak bij zichzelf: David ligt voorgoed uit de gunst van Israël en hij zal zijn hele leven mijn knecht zijn. David kon wel de Filistijnse koning bedriegen, maar de Heere kon hij niet bedriegen. Door leugen en bedrog probeerde hij zich op de been te houden en dat bijna anderhalf jaar lang! Wat blijkt hieruit hoever David van de goede weg was afgedwaald. Als de Heere niet voor hem en al Zijn kinderen zou blijven zorgen, er zou van hen niets terecht komen. Maar op Gods tijd zou de Heere David weer op de goede weg brengen en dan zou hij uitroepen: Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw knecht (Ps. 119:176).
De Heere zocht David ook in het land van de Filistijnen op en hoe deed Hij dat? Op een keer geraakte hij in grote moeilijkheden. Hij werd in verlegenheid gebracht door een verzoek van koning Achis. Die sprak op zekere dag tot David: ’David, we gaan met een grote legermacht de strijd aanbinden tegen onze oude vijand Israël. Al onze legers vestigen zich op het gebergte van Gilbóa in de buurt van de plaats Afek. Niet eerder zijn we zover Israël binnengedrongen. Met z’n allen zullen we de vijand aanvallen en ook wij moeten ons aandeel daaraan leveren. Daarom verwacht ik dat u met uw mannen met ons in deze oorlog optrekt om tegen uw eigen volk te strijden. Omdat ik u volkomen vertrouw zult u mijn lijfwacht zijn.’
Begrijpelijk dat David zich in een moeilijke situatie bevond. Hij zou nu moeten strijden tegen zijn eigen volk! Een onmogelijke zaak! Maar hoe kon hij zich onttrekken? Al ruim een jaar had hij zich voorgedaan als een trouwe knecht van koning Achis! Gelukkig kwam er uitkomst voor David. Toen de andere Filistijnse vorsten zagen dat Achis David en zijn mannen meenam in de strijd, werden ze heel boos. Ze zeiden tegen Achis: ’Hoe kunt u toch zoiets doen! U weet toch dat het Israëlieten zijn! Als we straks in het heetst van de strijd zijn, lopen zij over naar de vijand. Op die manier zal David weer proberen in de gunst van koning Saul te komen! Bovendien weet u toch dat een tijd geleden van David werd gezongen dat Saul zijn duizenden, maar David zijn tienduizenden heeft verslagen? Zo’n man kunt u toch niet vertrouwen? Nee, hij en zijn mannen mogen volstrekt niet aan de strijd deelnemen!’
Koning Achis, bij wie David een groot vertrouwen genoot, verontschuldigde zich meer dan eens aan David, maar vertelde hem dat de andere vorsten hadden uitgemaakt dat hij beslist niet aan de strijd mocht deelnemen. Toen moest David wel het Filistijnse leger verlaten en ongetwijfeld heeft hij in dit alles Gods hand gezien. De Filistijnen daarentegen togen op naar Jizreël, een plaats bij het Gilbóa-gebergte (1 Sam. 29:11).

(Volgende keer D.V. 28. Saul gaat naar de waarzegster van Endor)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 maart 2017

De Wachter Sions | 12 Pagina's

27. In dienst van koning Achis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 maart 2017

De Wachter Sions | 12 Pagina's