Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

41. Davids gezanten worden bespot

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

41. Davids gezanten worden bespot

Het leven van David. De man naar Gods hart

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat was het meegevallen voor Mefibóseth. Koning David had hem genade geschonken en zijn verloren en verbeurdverklaarde bezittingen kreeg hij allemaal terug. Bovendien mocht hij in Jeruzalem wonen en eten aan de tafel van de koning. Wat was het verschil met zijn vroegere leven groot. Maar groter is het verschil van hen die uit de macht van de zonde worden verlost en door genade een kind van God mogen worden. Zij kunnen wel zingen: Wie is aan onzen God gelijk, Die armen opricht uit het slijk? (Ps. 113:4).

Nadat David deze grote gunst aan Mefibóseth had bewezen, wilde hij ook goeddoen aan de koning van de Ammonieten. De Ammonieten waren gezworen vijanden van Israël. Toch stuurde op een dag David enkele gezanten naar koning Hanun om hem te condoleren met het verlies van zijn vader Nahas. David heeft mogelijk teruggedacht aan de tijd dat hij voor koning Saul moest vluchten en waarschijnlijk door Nahas werd geholpen, zoals hij ook door de koning van de Moabieten was geholpen. Om die vroegere weldaad stuurde David na het overlijden van zijn vroegere weldoener enkele gezanten naar de nieuwe koning Hanun om hem zijn medeleven te betonen met het verlies van zijn vader. Hoewel de Ammonieten vijanden waren, betoonde David hun burgerlijke vriendschap. De Heere zegt in Zijn Woord: En een dienstknecht des Heeren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen (2 Tim. 2:24).

Toen de gezanten bij de nieuwe koning aankwamen, ging het helemaal verkeerd. Meteen zeiden de aanzienlijke raadgevers van de koning: ‘Koning, wees op uw hoede. Die Israëlieten zijn zogenaamd gekomen om u te troosten met het verlies van uw vader, maar in werkelijkheid zijn het spionnen. Het zijn onbetrouwbare kerels en die David heeft hen gestuurd met verkeerde bedoelingen. Heeft David zijn knechten niet daarom tot u gezonden, dat hij deze stad doorzoeke en die verspiede, en die omkere? (2 Sam. 10:3). De mannen spraken zo overtuigend dat de nieuwe koning hen geloofde en hun opdracht gaf hen op een schandelijke manier het land uit te sturen. En zo gebeurde het. Davids gezanten werden gearresteerd en wreed en vooral schandelijk behandeld. We lezen in de Bijbel: Toen nam Hanun Davids knechten en schoor hun baard half af en sneed hun klederen half af, tot aan hun billen; en hij liet hen gaan (vers 4). In de oorspronkelijk Hebreeuwse taal staat dat de helft van hun baard werd weggeschoren. Wat moet dat een bespottelijk gezicht zijn geweest. Denk het eens in: mensen met een baard die aan één kant is afgeschoren! Daarbij werden hun lange deftige kleren bespottelijk ingekort. En zó werden Davids gezanten bespot en vernederd naar huis teruggestuurd. Wat een schande moet dat voor Davids gezanten zijn geweest. Wat zullen de vijanden het hebben uitgeschaterd en hen hebben nageroepen: ‘Kijk, zie je daar die dwaze mensen gaan!’

Al gauw hoorde David vertellen wat er gebeurd was. Trouwens, de mannen durfden zich niet eens in de nabijheid van David te vertonen. Ze schaamden zich zo ontzettend dat ze niet voor de ogen van de koning wilden komen. Daarom gaf David hun de raad: Blijft te Jericho, totdat uw baard weder gewassen zal zijn, kom dan weder (vers 5). Ook al bestond Jericho niet meer, toch wist men wel waar de stad had gelegen en daar moesten de mannen blijven tot hun baarden weer aangegroeid waren. Hoe erg het voor Davids gezanten ook was, de gezanten van de meerdere David, de Heere Jezus, hebben in tijden van vervolging nog méér moeten uitstaan Zij hebben bespottingen en geselen geproefd, en ook banden en gevangenis, zijn gestenigd geworden, (…) hebben in woestijnen gedoold en op bergen, en in spelonken en in de holen der aarde (Hebr. 11:36-38). Het is met geen pen te beschrijven wat Gods gezanten en kinderen door de eeuwen heen is aangedaan om hun geloof.

De Ammonieten vernamen dat David zeer boos was over de zijn gezanten aangedane belediging. Zij vreesden dat hij terecht wraak zou nemen en daarom riepen zij hun strijders bijeen en trokken zelfs van de Syriërs van Beth-Rechob en van de Syriërs van Zoba twintigduizend huursoldaten aan, vermeerderd met duizend soldaten van de koning van Maächa (een streek in de buurt van de plaats Dan) en twaalfduizend man uit Tob (gelegen bij het gebergte van Gilead en de plaats waarheen Jefta destijds was heengevlucht). Een deel van het grote leger verzamelde zich bij de poort van Medeba, een plaats ten zuiden van Rabba, de hoofdstad van de Ammonieten, en een ander deel stelde zich in het veld op. Tegen deze beide legermachten moest Joab de strijd aanbinden en hij verdeelde zijn leger in twee delen. Een gedeelte zou onder Abisaï tegen de Ammonieten strijden en hij zelf zou met een aantal soldaten de Syriërs bevechten. Afgesproken werd dat de twee legers elkaar in de gaten zouden houden. Als de Syriërs de overhand dreigden te krijgen, zou Abisaï te hulp komen en als de Ammonieten gingen winnen, zou Joab komen om Abisaï te helpen. Het scheen bij elkaar een hachelijke strijd te zijn geweest, want de niet bang uitgevallen Joab moedigde de soldaten aan met de woorden: Wees sterk en laat ons sterk zijn voor ons volk en voor de steden onzes Gods; de HEERE nu doe wat goed is in Zijn ogen (2 Sam. 10:12). Maar Joab en Abisaï versloegen de vijanden en de Ammonieten trokken zich terug naar hun vesting in Rabba. De Syriers zetten daarna nog een tweede aanval in die onder leiding van koning David werd afgeslagen en waarbij de Syrische generaal Sobach sneuvelde. Niet lang hierna maakte zich Joab met een flink leger op om de Ammonieten in hun vesting te Rabba aan te pakken. David ging niet mee en bleef in Jeruzalem achter. En toen sloeg onverwachts Davids gróótste vijand toe!

(Volgende keer D.V. 42. Davids zware val)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juni 2017

De Wachter Sions | 12 Pagina's

41. Davids gezanten worden bespot

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juni 2017

De Wachter Sions | 12 Pagina's