Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

25. Samaría’s wonderlijke bevrijding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

25. Samaría’s wonderlijke bevrijding

Elisa, de man Gods

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Terwijl de koning in de deuropening van Elisa stond, sprak de profeet door ingeving van de Heere: Hoort het woord des HEEREN; zo zegt de HEERE: Morgen omtrent dezen tijd zal een maat meelbloem verkocht worden voor een sikkel, en twee maten gerst voor een sikkel, in de poort van Samaría (2 Koningen 7:1). Het waren wonderlijke woorden. Zoals we vernamen raasde de stad van de honger, terwijl de vijanden Samaría in hun greep hadden. Juist omdat in deze benauwde omstandigheden de Heere die moedgevende woorden sprak, had de wonderlijke mededeling door iedereen met blijdschap ontvangen moeten worden.

De stadsraad, de koning en zijn hoofdman hoorden de opmerkelijke woorden aan. Maar één man kon zijn mond niet houden en dat was de hoofdman. Volgens de kanttekening moet hij de bode zijn geweest die Elisa met het zwaard had moeten doden. Spottend sprak hij: ‘Om de hongerige mensen meelbloem en gerst te kunnen geven, zou de Heere wel vensters in de hemel moeten maken’. Hij geloofde er helemaal niets van dat de Heere zoveel eten zou kunnen geven en in ongeloof aan Gods almacht sprak hij de spottende woorden.

Spotten was en is een heel gevaarlijk werk. Meer dan eens werden spotters op de daad gestraft. We herinneren ons nog wel wat er gebeurde met de jongens van Bethel die spottend tot Elisa zeiden: Kaalkop, ga op, kaalkop, ga op (2 Kon. 2:23). Meteen waren daar twee beren die van hen twee en veertig spotters verscheurden. In opdracht van de Heere sprak de profeet tot de spottende hoofdman: Zie, gij zult het met uw ogen zien, doch daarvan niet eten (vers 2).

Hierna vertelt de Bijbel ons dat er vier melaatse mannen voor de stadspoort van Samaria het besluit namen om naar het Syrische leger te gaan. Zij mochten als melaatsen niet in de stad komen en moesten zich buiten de stadsmuren ophouden. Ook zij hadden niets meer te eten en ze overlegden met elkaar en zeiden: ‘Laten we maar naar het Syrische leger gaan. Als we hier blijven, sterven we van de honger en misschien dat de Syriërs ons uit medelijden wat te eten geven.’

Zo trokken zij in de avondschemering naar het kamp van de vijand. Toen zij de buitenkant van het leger bereikten, troffen ze geen Syriërs aan. Voorzichtig liepen ze verder, maar er was geen vijand te bekennen. Ze drongen enkele tenten binnen en ook daar waren geen soldaten te ontdekken. Wel was er volop voedsel, goud, zilver en klederen aan te treffen. Nadat ze eerst gegeten hadden, roofden ze de kostbare spullen en verborgen die. De melaatsen stonden voor een raadsel. Waar waren de vijanden toch gebleven?

Laten we luisteren naar het grote wonder dat ons in eenvoudige woorden verteld wordt. We lezen in vers 6: Want de Heere had het heir der Syriërs doen horen een geluid van wagens en een geluid van paarden, het geluid ener grote heirkracht. Door dat geluid meenden de Syriërs dat er een enorme legermacht op kwam zetten en dat enkele volkeren zich met de Israëlieten hadden verenigd om tegen hen te strijden. Uit angst voor die denkbeeldige overmacht waren ze in paniek gevlucht, terwijl ze alles achter hadden gelaten. Ze waren gevloden om huns levens wil, staat er in de Bijbel.

Intussen deden de melaatsen zich aan alles te goed en verrijkten ze zichzelf met de goederen die ze in de tenten volop aantroffen. Totdat ze tegen elkaar zeiden: ‘Wat we doen is niet goed. Wij hebben eten en drinken in overvloed, terwijl de mensen in de stad Samaría van honger sterven. Deze dag is een dag van goede boodschap en wij zwijgen stil (…). Daarom nu, komt, laat ons gaan en dit aan het huis des konings boodschappen (vers 9). De stumperds haastten zich naar de stadspoort en vertelden daar het blijde nieuws aan de portiers die het op hun beurt weer aan de koning vertelden. Maar de koning dacht dat het een krijgslist was. Hij sprak: ‘De Syriërs hebben zich teruggetrokken en hopen dat wij de stadspoort openen, want ze weten maar al te goed dat wij honger lijden. Als we de poort hebben geopend, zullen ze hun slag slaan en de stad veroveren. Laten we op onze hoede zijn.’ Daarom stuurde hij enkele ruiters op verkenning uit die de hele omgeving afzochten. Tot hun verbazing zagen zij allerlei spullen van de Syriërs liggen die zij blijkbaar op hun vlucht hadden achtergelaten. Op de hele weg troffen ze weggeworpen klederen en gereedschap aan. Maar ze ontdekten geen enkele Syriër. Het bleek dat de melaatsen de waarheid hadden gesproken en vlug keerden de uitgetrokken ruiters terug om het blijde nieuws van de melaatsen te bevestigen.

Toen dat geweldige nieuws werd vernomen, was er geen houden van het volk meer aan. De uitgemergelde mensen stroomden de poort uit, haast uitzinnig geworden van de honger. Het duurde niet lang of er was voor weinig geld volop meelbloem en gerst te koop overeenkomstig het woord van Elisa. We lezen in vers 16: Toen ging het volk uit en beroofde het leger der Syriërs; en een maat meelbloem werd verkocht voor een sikkel, en twee maten gerst voor een sikkel, naar het woord des HEEREN. Het gebeurde precies zoals de Heere door Zijn knecht had voorspeld. Het woord van de Heere zal altijd worden vervuld. Al lijkt iets een onmogelijke zaak te zijn, wat de Heere zegt komt op Zijn tijd uit. Als de Heere tot Zijn kinderen spreekt: Vrees niet, want gij zult niet beschaamd worden (Jes. 54:4), dan hoeven zij in de bangste omstandigheden niet te vrezen. Op Gods tijd komt er, hoe dan ook, uitkomst. Maar spottende vijanden hebben wél te vrezen. Daar zou de spottende hoofdman achterkomen. Hij zou ondervinden:

Geen zondaar zal ‘t gewis verderf ontkomen,
Als in ‘t gericht door God wordt wraak genomen (Ps. 1:3).

(Volgende keer D.V. 26. Mijn heer koning, dit is de vrouw)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juli 2018

De Wachter Sions | 12 Pagina's

25. Samaría’s wonderlijke bevrijding

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juli 2018

De Wachter Sions | 12 Pagina's