Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Drievoudige genade

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Drievoudige genade

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

»Verblijdt u in de hoop. Zijt geduldig in de verdrukking. Volhardt in het gebed.” Rom. 12 : 12

Aan de drievoudige genade, hier genoemd, gaat eene drievoudige vermaning vooraf: «Zijt niet traag in het benaastigen. Zijt vurig van geest. Dient den Heere.” Het eene staat met het andere in het nauwste verband. Aan allen cliristelijken arbeid is strijd verbonden, in alle verdrukkin wordt lijdzaamheid vereischt. Wie den Heere wil dienen moet gemeenschap zoeken met God in het gebed. In alle moeielijkheden geeft de Heere Zijnen kinderen raad. Tegen alle krankheden zijn geneesmiddelen. Gods Woord is een geestelijke apotheek en een wapenhuis, van alles wel voorzien.
«Verblijdt u in de hoop”, onderstelt, dat de hoop aanwezig is, want hoe zal iemand zich verblijden in hetgeen hij niet bezit?! De hoop doet ons denken aan de christelijke hoop. Die hoop is de verwachting van hetgeen wij wel niet zien, niet in dadelijkheid bezitten, maar waar we op deugdelijke gronden ons toch in kunnen verblijden. De hoop is onafscheidelijk verbonden aan het geloof, gelijk het geloof alweer de vrucht is van de wedergeboorte. De hoop leeft uit de belofte en steunt op de openbaring Gods. Beze hoop wordt, in onderscheiding van alle andere valsche hoop, levende hoop genaamd, omdat zij eene vrucht is van het nieuwe, van het geestelijke leven. Als eene werkzame kracht en genade openbaart zij zich in de geloovigen, en al naarmate die hoop eene levendige hoop is, naar die mate vervult zij het hart met blijdschap in God. De hoop is het anker der ziele, waaraan het scheepje vastligt in den storm en veiligheid waarborgt in het grootste gevaar. Door het geloof werkzaam zijnde met de belofte, wordt de hoop gevoed en gesterkt en geeft licht in duisternis, kracht in zwakheid, troost in droefenis, rust en kalmte onder dreiging van allerlei leed. Zich verblijden in de hoop is het genieten van de rente, welke het kapitaal des geloofs afwerpt. Zonder geloof kan er van levende hoop, zoomin als van blijdschap in de hoop sprake zijn. Door het geloof neemt gij de belofte Gods aan, en door de hoop steunende op die belofte, verwacht ge de beloofde goederen met lijdzaamheid. De levende hoop kan nooit beschamen, aangezien God onveranderlijk is, en zijne liefde in de harten zijner kinderen is uitgestort. Hoe sterker het geloof is, hoe helderder ook de hoop zal zijn.
Doch ook aan het kleinste en aan het zwakste geloof is de hoop onafscheidelijk verbonden. Er is geen geestelijk leven zonder hoop.
Vele christenen hebben eene zeer kleine en zeer flauwe hoop, omdat ook hun geloof zoo klein en zoo zwak is. Abraham heeft op hope tegen hope geloofd en het is hem tot gerechtigheid gerekend. Zonder hoop was het leven geen leven. Door de kracht der hoop wordt de ziele gesterkt tot alles, waartoe de Heere ons roept.
De christen, tot lijden geroepen, moet door veel verdrukking ingaan, en in de verdrukking is geduld en lijdzaamheid onmisbaar. Geduldig zijn in de verdrukking is geheel iets anders dan stoïcijnsche ongevoeligheid. Waar geduld wordt gemist wil men God vooruitloopen, zelf als rechter optreden, en, was het mogelijk, alles wat ons niet naar den zin is, veranderen. Daar naar te staan, maar met alle inspanning zulks niet te vermogen leidt tot morren, opstand en ontevredenheid. Geduld daarentegen leert onderwerpen, afwachten en alles toevertrouwen aan Hem, die rechtvaardiglijk oordeelen zal. Geduld is nog heel wat anders dan onverschillig en lijdelijk toezien. Geduld moet wèl onderscheiden worden van zwaarmoedigheid en hopeloosheid.
Geduldig zijn in de verdrukking, is in en onder de verdrukking geloovig opzien tot den Heere, en vertrouwen op Zijne eeuwige wijsheid en liefde. Het is opzien tot Hem, die, om de vreugde, Hem’ voorgesteld, het kruis heeft verdragen en de schande veracht. Er is geen beter middel om in geduld en lijdzaamheid zich te oefenen, dan het oog gericht te houden op het Lam Gods, door wiens striemen ons genezing is geworden. Geduld te oefenen in verdrukking is een kostelijke vrucht van het geloof. Wat het verstand niet vermag, en wat voor ‘s menschen zondige natuur onmogelijk is, wordt door de genade Gods geleerd.
Paulus kon zeggen: »door de genade ben ik, dat ik ben.” Als u onrecht door menschen wordt aangedaan, als men uw’ goeden naam bevlekt, als men op alle mogelijke wijze u het leven tracht bang en moeielijk te maken, — als daarenboven Satan u kwelt en foltert en gij moogt opzien tot uw God en u toevertrouwen aan Zijne wijze en vaderlijke leiding, dan zal stil berusten in zijn belijd en wachten op het heil des Heeren, u op ‘s Heeren tijd de meest gewenschte en verrassende uitkomsten doen genieten. Daaronder behoeft het verstand niet werkeloos en het geloof niet vruchteloos te zijn. Verre van daar. Door geloovig bepeinzen van de wegen en leidingen des Heeren met Zijne gunstgenooten,— door u te oefenen in de kennis van Gods heilig woord, zal het u steeds duidelijker worden, dat de Heere Zijne kinderen niet laat beproefd worden boven hun vermogen, en dat Hij met elke beproeving ook de goede uitkomst waarborgt. Gelijk echter de hoop oefening vereischt ten einde toe, alzoo is ook noodig geduld te oefenen in en onder alle verdrukkingen tot eenmaal aan alle verdrukking een eind zal gekomen zijn. En wat nu tot dit alles bekwaamt, noemt de Apostel het gebed. Daarin te volharden is eene derde genade, ons hier in zulk een schoon verband aangewezen.
Gelijk geen geestelijk leven denkbaar is zonder hoop, alzoo is er ook geen christen denkbaar zonder gebed.
Te weten M’at het gebed is en te volharden in het gebed is echter zeer onderscheiden. Het gebed is het uitnemendste middel om gemeenschap te oefenen met God. In het gebed stort ge uw gansche hart vertrouwelijk uit. Door het gebed vlucht ge kinderlijk en geloovig met al uwe nooden in Jezus’ Naam tot uw’ getrouwen God en Vader. Daardoor .schuilt ge als een kind onder zijne armen. Bij het ernstig en volhardend bidden kan geen duivel het uithouden; daardoor vernagelt gij al het geschut van de hel. Al biddende tot uw’ God heft ge uwe ziele op uit den druk, om, zwevende boven het stof, te ademen in ruime sfeeren. Terwijl de stem onzer smeekingen opklimt uit het stof tot God, luistert de hemel naar uwe klachten. Uwe tranen vergadert de Heere in zijne flesschen. Op elke ontboezeming van uw benauwde hart slaat uw hemelsche Vader nauwkeurig acht. En al is, tengevolge van uwen zondigen aard, ook dit heiligste van wat ge ooit kunt verrichten nog met zonde bezoedeld, in de voorbidding van uw’ Borg en Middelaar klimt het reukwerk der gebeden, als een liefelijke reuk, voor Gods aangezicht op. Omdat nu de strijd op aarde niet ophoudt en een drievoudige doodvijand u steeds vervolgt, — omdat ge in u zelven onbekwaam zijt tot eenig geestelijk goed, en gij desniettegenstaande geroepen wordt van ‘s Heeren wege, Christenen! om in alles den Heere te dienen, nu is ook zoo noodzakelijk dat gij in het bidden volhardt. Hierin zijn Gods heiligen ons voorgegaan. Wat waren David en Daniël, om van geene anderen te spreken, geene mannen des gebeds!
Aan deze drievoudige genade, welke de Apostel hier omschrijft, hebben we allen behoefte. Genade geeft alles, en genade onderhoudt alles. Om die genade wil de Heere, dat wij Hem zullen bidden. Voor die genade is de Heere zoo waardig erkend en geprezen te worden. En wie is in staat, die genade naar waarde te roemen?
Kinderen Gods! Als anderen zinken en schipbreuk lijden, houdt de hoop u levend. Als anderen door druk worden verteerd, rust uw harte aan de borste van uwen Zaligmaker. Als anderen radeloos en ontwapend staan, dan roept gij tot uw’ God, die u altijd hoort. En al gaat ge dan menigwerf weenend en worstelend voorwaarts, toch niet zonder blijde en zalige hoop. En al is uw gebed somwijls een noodgeschrei tot den Almachtige, maar op uw noodgeschrei doet God groote wonderen. Doe dan winste met deze drievoudige genade. Op den zaaitijd zal een maaltijd, op den strijd zal de kroon volgen. De tijd uwer verdrukking duurt slechts kort. Reeds blauwt in de verte de kust van het beloofde Vaderland. Nog maar een weinig tijds geleden, gestreden en gebeden, en weldra zult ge voor eeuwig rusten in het huis des Vaders, waar vele woningen zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1892

De Wekker | 4 Pagina's

Drievoudige genade

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1892

De Wekker | 4 Pagina's