Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heilige Doop en de Kerk (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heilige Doop en de Kerk (II)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij willen verder vragen wat voor de kinderen, stel dat ze op wettige wijze gedoopt zijn, die zaak beteekent. Dan zij echter vooraf herinnerd, dat ze niet geheiligd zijn omdat ze gedoopt worden, maar omgekeerd: gedoopt worden omdat ze geheiligd zijn. Volgens de Schrift zijn de kinderen heilig als vader en moeder beide, of één van die, geloovigen zijn (derhalve niet, als de ouders beide ongeloovigen zijn). Wat kan nu dat woord »heilig”, »geheiligd” beteekenen? Het kan voorkomen in tweeërlei zin, evenals wij eene zichtbare en onzichtbare Kerk hebben. De kinderen Gods worden heiligen genoemd, omdat ze volmaakt zijn in Christus, door Zijne gemeenschap zonder vlek en rimpel zijn, zoodat ze moeten erkend worden als leden van het lichaam van Christus, leden der onzichtbare Kerk. Meermalen echter komen die woorden voor in den zin van »gewijd.” Wij lezen van heilige plaats, heilig brood, heilig volk, heiligen berg. Zelfs het gruwelijke wordt zoo genoemd, dat aan God ter voldoening Zijner gerechtigheid moet worden gegeven, als Jes. 23 : 8: »haar hoerenloon zal den Heere heilig zijn.” Hieruit blijkt ten duidelijkste, dat moet gedacht worden aan een gewijd zijn, onder de verplichting, onder den invloed gebracht zijn. Eene plaats wordt heilig, omdat de Heilige er aanwezig is, of omdat Gods Kerk daar is. De gave wordt geheiligd door de aanraking van het altaar (Matt 23:19). Door de verbindtenis met eene geloovige vrouw is de ongeloovige man geheiligd, volgens 1 Cor. 7 : 14. Hij zelf is voor zich nochtans een bepaald ongeloovige. Op dezelfde wijze nu, zoo leert ons datzelfde vers, zijn de kinderen eener geloovige moeder heilig, terwijl ze, indien dat ook zoo niet was, met den man onrein zouden zijn. Omtrent het inwendige, het genadewerk Gods, zegt dus dat geboren-zijn niets; het brengt alleen teweeg, dat daardoor de bewerking, de beademing des geloofs van God beschikt is. Dit met alle de gevolgen daarvan bezegelt de Heilige Doop.
Indien ik alleen den doop mocht bedienen op grond daarvan, dat die kinderen wedergeboren zijn, en ik die ouders moest vragen of ze die kinderen als heiligen in den hoogen zin van ’t woord beschouwden, zoude ik die vraag niet durven doen, noch kinderen durven doopen, en de nadenkende vader zoude geen kind ter doop mogen brengen, tenzij er eerst van den Heere zooveel aan zijne ziel omtrent dat kind geschied en beloofd was, dat hij het als een uitverkorene Gods mocht aanzien.
Ik mag niet meer vragen dan kan geweten worden; de doop kan niet anders dan bezegelen wat aanwezig is, wat God gegeven heeft door de geboorte uit die ouders, die gelooven. Wat weten wij nu van die kinderen? In de eerste plaats, dat ze niet in een bekeerden toestand, maar dat ze in zonden ontvangen en in ongerechtigheid geboren zijn, — dat ze, indien ze niet wedergeboren worden, verloren gaan. Ik weet, dat er hoogst zeldzame gevallen zijn; dat Johan-nessen met den Heiligen Geest vervuld worden van moeders lijf aan, dat de meesten die tot God gebracht worden, op lateren leeftijd worden toegebracht, en van de gedoopten waar blijft, dat velen den breeden weg blijven bewandelen en weinigen het smalle pad vinden. Ik weet dus, dat van de gedoopten zeker verreweg het grootste deel on wedergeboren is, of ik zou moeten aannemen, dat iemand zou kunnen wedergeboren zijn en nochtans verloren gaan. Dit is nu, volgens de Schrift, onmogelijk, want de Heere zegt, dat Hij Zijn werk niet laat varen. Wedergeboorte is aanvang van leven, en wat God levend maakt, laat Hij niet meer sterven. Als Zion weeën krijgt, baart zij ook zonen. «Zou Ik,” zegt de Heere, »de baarmoeder openbreken en niet genereeren?” (Jes. 66 : 9).
Wat weet ik nu verder van flat kind, dan dat het in zonden ontvangen en geboren, door het bloed van Christus moet gereinigd en door den Heiligen Geest moet wedergeboren worden? Kit, dat het uit geloovige ouders is geboren, en, op grond van de belofte dier belijdende ouders, dat het in de Gereformeerde leer zal worden onderwezen, terwijl de Kerk als haar plicht heeft, om over dat kind, dat in bare gemeenschap door den doop wordt ingelijfd, te waken, zijne geestelijke belangen en, in nood, zelfs de tijdelijke belangen ter harte te nemen; met andere woorden: ik weet, dat dit kind in de zichtbare, de belijdende, de uitwendige Kerk door God gebracht is en nu de Kerk verplicht is dat te erkennen en van Gods wege met het door God bepaalde teeken te bezegelen, d, i. te doopen.
Ik weet, dat vele der Gereformeerden anders dachten, v. Maestricht bijvoorbeeld zegt, dat de doop »beteekent en verzegelt en ook op zijne wijze, namelijk zedelijk en sacramenteel voorstelt: 1e. onze medeplanting, inenting, inlijving, vereeniging en gemeenschap met Christus; 2e. de wedergeboorte; 3e. de rechtvaardiging en vergeving der zonden; 4e, de aanneming tot kinderen of op- en aanneming in het huisgezin van Christus; 5e. de heiligmaking; 6e. de opstanding; 7e. de heerlijkmaking of het eeuwige leven; 8e de openlijke belijdenis van het Christelijk geloof van onze geheele overgave aan Christus gedaan; 9e. de inlijving in de Kerk, als het geheimzinnige lichaam van Christus; 10e. onze symbolische onderscheiding en afscheiding van alle ongeloovigen en ongedoopten.” Als echter de vraag wordt gedaan, wie gedoopt moeten worden, dan antwoordt v. Maestricht: »alleen de verbondelingen — zooveel de Kerk door een oordeel der liefde (alleen maar dat het op eenig rechtmatig fondament steune) voor verbondelingen kan houden, ook de kleine kinderen, niet van elk en een iegelijk, maar van bondgenooten alleen, als welke alleen heilig zijn.” Indien v. M. dus nu onder ons leefde, zoude hij zeker niet zijn medegegaan met hen, die al die kinderen, ook die der ongeloovigen, die in het genootschap gedoopt zijn, door orthodox of modern predikant, alle gedoopten in Remonstrantsche of Roomsche Kerk, voor leden der onzichtbare Kerk, voor wedergeborenen willen gehouden hebben.
Men ziet, dat wij van dezen hoog begenadigden Gereformeerden geleerde verschillen, doch door niets anders mogen wij ons laten leiden dan door Gods Woord en Geest.

(Slot volgt).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1893

De Wekker | 4 Pagina's

De Heilige Doop en de Kerk (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1893

De Wekker | 4 Pagina's