Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Een Man van smarten” (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Een Man van smarten” (I)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jes. 53.

Wie is deze Man van smarten, door den profeet bedoeld ? Kan het één van Adams kinderen zijn, een mensch van gelijke bewegingen als wij’? Het woord »smart is niet vreemd in de geschiedenis van de kinderen der menschen. Wie der stervelingen bleef gedurende zijn leven hier op aarde van smart verschoond ? Wij behoeven naar geene hospitalen of ziekenhuizen te gaan, noch op het slagveld, waar de verwoestingen van den oorlog worden aanschouwd, ons te begeven, om ons te overtuigen, dat er veel smart op deze wereld wordt geleden.
Geheel de aarde is eene schouwplaats van smart en tranen.
Sedert het vloekvonnis door God over de aarde vanwege de zonde werd uitgesproken, is er geen land, geene plaats, geen huis. geen hart, dat hierdoor niet getroffen werd. Met smart komt een mensch in de wereld, door smart is zijn geheele leven gekenmerkt, met smart verlaat hij wederom de wereld, Aan die smart is geen ontkomen. Tegen die algemeene smart kan niets u waarborgen. Het gansche schepsel zucht. Ziels- en lichaamssmarten, zichtbaar en onzichtbaar geleden, zijn het deel der stervelingen dezer aarde.
Maar een »Man van smarten” zegt in de taal der H. S. zooveel als een Man, die geheel smart was; en met het oog hierop vragen we: wie wordt hiermede door Jesaja bedoeld ?
Van dien Man van smarten worden ons zulke geheel eenige dingen gezegd. De uitbreidende omschrijving dezer woorden in dit zoo dierbaar hoofdstuk der H. S. wijst duidelijk aan, dat wij hierbij aan niemand anders kunnen denken dan aan den Messias, onze Heere Jezus Christus. Alleen op Hem is volkomen van toepassing, wat in dit hoofdstuk van den Man van smarten wordt gezegd. In Hem is dit alles letterlijk vervuld.
Hij is het rijsje, opgeschoten als een wortel uit eene dorre aarde, het rijsje, voortgekomen uit den afgehouwen tronk van Isaï, »Hij had,” zegt de profeet, »geene gedaante noch heerlijkheid : als wij hem aanzagen, zoo was er geene gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben.” Overal waar de profetie op Hem wijst als op den Verlosser, die komen zoude, in Mozes, in de profetie en in de psalmen, — overal wordt Zijne komst aangekondigd in volkomen overeenstemming met bovenstaande woorden.
Als in hieroglyphenschrift lezen wc dit in de offer wetten, door God aan Mozes gegeven; in de psalmen wordt de Messias sprekende ingevoerd, als de Persoon, van wien in de rolle des boeks is geschreven, die komen zou om Gods welbehagen te volbrengen.
Door den Gees’t der profetie sprekende, wordt zelfs zijn kruislijden door den grooten harpenaar uit Israël bezongen, terwijl Gods profeten later-in aanschouwelijke taal Christus’ lijden afschilderen op eene wijze, zoo klaar en zoo duidelijk, alsof zij in eigen persoon al dat lijden in werkelijkheid hadden aanschouwd. Zoo zegt Jesaja niet hij zal veracht zijn en als de onwaardigste onder de menschen worden aangemerkt,—maar de profeet spreekt over hetgeen in de toekomst zal geschieden, alsof het reeds geschied ware en zegt: »Hij was veracht, en de onwaardigste onder de menschen.” Onder deze levendige voorstelling wordt de komst van den Man der smarten aangekondigd, zijn lijden voorzegd, zijn persoon geteekend, de Borge zijns volks nader aangeduid. Geheel de geschiedenis van Christus’ lijden en sterven hoeft op de profetische voorzeggingen het zegel gedrukt. Met den naam van den Man van smarten is geheel het N, Test. vervuld. In de brieven der Apostelen, aan de gemeenten geschreven, vinden we Jezus Christus en dien gekruist, als het middelpunt van de prediking der Apostelen. Paulus wenschte in de gemeente niet anders te weten, Petrus noemt Christus’ bloed als den kostelijken prijs, waarvoor de geloovigen zijn gekocht. Johannes getuigt, dat de Zone Gods hiertoe in de wereld is gekomen, opdat Bij de werken des duivels verbreken zoude, en in verband daarmede, dat Christus’ bloed reinigt van alle zonde. De Heilige Schrift kent geen’anderen Verlosser van zondaren dan Hem, die door Jesaja is geteekend als een’ Man van smarten. En waar de Christelijke Kerk rekenschap geeft van haar geloof, bijzonder van het lijden van den Middelaar Christus, antwoordt zij bij monde van den Heid. Catechismus op de vraag’ »wat verstaat gij door het woordeken »geleden?” als volgt:
»Dat Hij aan lichaam en ziel den ganschen tijd zijns levens op de aarde, maar inzonderheid aan het einde zijns levens, den toorn Gods tegen de zonde van het gansche menschelijke geslacht heeft gedragen, opdat Hij met zijn lijden, als met het eenige zoenoffer, ons lichaam en ziel van de eeuwige verdoemenis verloste , en ons Gods genade, gerechtigheid en het eeuwige leven zou verwerven.”
In dit antwoord wordt met weinige woorden den omvang, de aard en de vrucht van Christus’ lijden aangetoond.
Om wel te verstaan, hoe de Heere Christus als een Man van smarten dient aangemerkt te worden, denken we mitsdien niet slechts aan Jezus’ kruislijden. Dit wijst ons slechts op het einde van zijn lijden. Geheel de menschwording van Gods Zoon,geheel de openbaring van Christus staat met de smarten, door Hem gedragen, in het nauwste verband. Zijn leven was gekenmerkt door smaad en verachting.
De diepte zijner vernedering kan door geen sterveling worden gepeild. Slechts bij wijze van benadering kunnen we over het lijden en de smarte van Immanuel spreken. Uit den hemel der heerlijkheid in dit oord van jammeren afgedaald, heeft Hij, die het geen roof behoefde te achten Gode even gelijk te zijn, de menschelijke natuur aangenomen, den broederen in alles gelijk geworden zijnde, uitgenomen de zonde. In hartroerende taal schrijft Johannes: »Hij is gekomen tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen.” Voor het kindeken van Bethlehem was geene plaats in de herberg. Als het zaad van Abraham moest dat kindeke aan de bloedige besnijdenis onderworpen, voor Herodes toorn moest met dat kindeke naar een vreemd land gevlucht.
Toen de tijd van zijn openbaar optreden in Israel was aangebroken, en Hij door den doop in de Jordaan plechtig tot dit optreden was gewijd, werd Mij door den Geest naar de woestijn geleid om verzocht te worden van den duivel. En dat alles was nog maar een begin van het vreeselijk, van het geheel eenig lijden dat de man van smarte geheel vrijwillig heeft aanvaard. De geschiedenis, vanaf zijn doop door Johannes tot zijn sterven op Golgotha, wat is zij anders dan ééne geschiedenis van smarte?! Christus hoeft geleden in ziel en lichaam. Hij heeft geleden van vrienden en vijanden. Hij heeft geleden den ganschen tijd zijns levens op de aarde. In zijn persoon verzocht, in zijne afkomst miskend, in zijne leer tegengestaan, in zijne liefde versmaad, in de openbaring Zijner goddelijke Majesteit gelasterd en bespot. Koningen en profeten hadden begeerd zijn dag te aanschouwen en toen Hij zich duidelijk openbaarde en verklaarde het Brood des Levens het Licht der wereld, de Opstanding en het Leven te zijn, toen heeft Abrahams Zaad, Zijn eigen volk, Hem verworpen.
Door Zijne aangename woorden werden de harten des volks niet gewonnen, voor Zijn zevenvoudig wee, over de ongeloovigen uitgesproken, heeft men niet gevreesd. Zijne goddelijke wonderteekenen hebben de massa uit het volk niet van Zijne hooge afkomst overtuigd; men heeft zich aan Hem gestooten als aan den steen des aanstoots en de rots der ergernis. Als een man van smarten ging Hij Zijn weg, en heeft Hij geleden overeenkomstig den ondoorgrondelijken raad van God. Zijne smarten overkwamen Hem niet als iets vreemds, want zelfs, alvorens Zijn kruislijden zou aanvangen, heeft Hij zelf Zijn lijden en Zijn dood Zijnen discipelen voorzegd.
Getrouw aan het woord der profetie: »Ik kome, o God! om uw welbehagen te doen,” heeft Christus ten einde toe, in volmaakte gehoorzaamheid, den wil des Vaders volbracht, en heeft alzoo met ééne offerande in eeuwigheid volmaakt allen, die door Hem geheiligd worden.
Over den aard en de vrucht van Christus lijden hopen wij nader te spreken. Voor ditmaal alleen nog dit:
Als de profeet Immanuel als »een Man van smarten” zijnen tijdgenooten predikt, zien we daarin eene treffende overeenkomst met hetgeen al de eeuwen door, de hoofdinhoud aller Evangelieprediking is geweest. Dien Man der smarten in waarheid te kennen is eene wetenschap, welke haren bezitters het leven geeft.
In al de smarten, waaraan ook wij met alle .kinderen van Adam onderworpen zijn, kan alleen de Man van smarten ons verkwikking en genezing aanbrengen. Waar Hij gepredikt wordt in al de graveerselen van zijn Middelaarschap, daalt Gods liefde en erbarming tot ellendigen af. Ons leven op aarde kan zoo bang, ons lijden zoo groot, onze smarten kunnen zoovele zijn!
Maar wie heeft eene smart als zijne smart! »Hij heeft de pers alleen getreden.” Geen wonder dan ook, dat de gemeente des Heeren zoo gaarne opgaat tot de plaats des gebeds om de lijdensprediking te hooren. Wat al duizend zielen zijn aan de oevers van dezen oceaan verkwikt, Christus lijden is het merg aller godgeleerde wetenschap, —de honiggraat, waarmede de Heere zijn bedrukte volk vertroost het beste wapen tegen de zonde, in één woord: het heilige der heiligen uit geheel het Woord van God.
Toch is dat Evangelie, hoe heilig en dierbaar ook, geen Evangelie naar den mensch. Er is eene voorstelling van Christus lijden die Gode niet behaagt. Daarom hangt bij de aandachtige overweging van ’s Heeren lijden zooveel af van de vraag: »wat dunkt u van den Christus?” De Heere wil geene voorstelling van zijn lijden, die er alleen op uit is om menschelijk medelijden op te wekken, om louter hartstochten in beweging te brengen. Christus wil niet, dat wij weenen over Hem; Hij wil dat wij weenen over ons zelven.
Daartoe is noodig, dat we wél weten en geloovig kunnen zeggen: »onze zonden deden Hem al die smarten aan.”
Niet slechts Joden en Heidenen, — niet slechts Kajafas, Herodes en Pontius Pilatus, — maar mijne en uwe zonden deden Hem den doornenkroon dragen, de handen en voeten doorboren.
Zalig zij, die Hem mogen erkennen als den Man van smarten, die hunne zonden gedragen heeft op het hout. Dit was de eenige roem van den Apostel der Heidenen en dat blijft de hoogste onderscheiding, die eenig mensen kan te beurt vallen, door Gods genade, uit kracht eener oprechte geloofsvereeniging met Hem, te kunnen en te mogen getuigen: »Ik ben met Christus gekruist, en ik leve!”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 februari 1893

De Wekker | 4 Pagina's

„Een Man van smarten” (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 februari 1893

De Wekker | 4 Pagina's