Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De bejaarde zondaar (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De bejaarde zondaar (I)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik had eenige jaren lang in L. als prediker gearbeid, maar zonder eenige vrucht op mijn arbeid te ontdekken. Daarom deed mij dit vaak in mijn ongeloof uitroepen: »Voorwaar, mijn arbeid is ijdel geweest, en ik heb mijne krachten onnut besteed.” Dit verleidde mij dan tot de vraag: »Zal de Heere dan eeuwiglijk verwerpen? Zullen Zijne beloftenissen eeuwiglijk falen?”
Een der gemeenteleden was een grijsaard, die ongeveer tachtig jaren lang buiten den Heere geleefd had. Hij heette J. J. en was een der aller eersten, die zich in dit gedeelte des lands was komen nederzetten; met vele bezwaren en ontberingen van dit leven had hij te worstelen gehad. Hij zag het zondigen van het werken op Zondag niet in, ten minste in »hooi- en oogsttijd.” Ook dronk hij van tijd tot tijd wel »een glaasje,” en geraakte hij in drift, dan ontzag hij zich niet den naam des Heeren te misbruiken. Als ik in zijne buurt predikte, was hij er doorgaans bij tegenwoordig en luisterde eerbiedig toe; maar de godsdienst des harten was hem vreemd, en al wat haar betrof hem onverschillig.
Toen het den Heere behaagde door Zijnen Geest krachtig in onze gemeente te werken, schaarde J. J. zich bij degenen die ons schijnheiligen en huichelaars noemden; de bekeering van zondaren heette hij niets anders dan bedrog en dweeperij. Ik hield hem voor een dergenen in de geheele stad daar het minst van te wachten viel, en ik vreesde bijna hem op eene onzer bijeenkomsten te ontmoeten.
Op zekeren namiddag, dat ik in eene bijzondere woning, nabij de zijne preken zoude, vond ik het huis zoo zeer met toehoorders bezet als mogelijk was. Tot mijne verwondering — en, thans belijd ik het met droef beid —tot mijne teleurstelling, bespeurde ik, dat de oude heer .J. J. er ook tegenwoordig was. Van sommigen der aanwezigen vertrouwde ik, dat zij nog eenigszins in het duister rondtastten, maar dat zij tot besef gekomen waren, dat het hun aan licht ontbrak, en zich ook nu ernstig tot Jezus wilden wenden; sommigen daarentegen hadden reeds vreugde en vrede in het geloof gevonden. Het bijzijn van den heer J. J. ontstemde mij een tijd lang, maar allengs mocht ik mij hoven de menschen vrees verheffen, en ik vertrouw, dat het gesprokene woord in betooning des Geestes en der kracht Gods was.
Ik noodigde hen, die het onderwerp hunner zaligheid wenschten te bespreken, uit, om te blijven nadat de vergadering uiteengegaan was, en tot mijne groote verwondering behoorde de heer J. J. onder dezen. Ik trachtte de gemoedsstemming van een ieder hunner te weten te komen, om de vermoeiden en beladenen daarop een toepasselijk woord toe te spreken. Maar wat zoude ik met J J. aanvangen ? — Ging ik hem ongemerkt voorbij, dan had hij recht om te zeggen: »Niemand bekommert zich om mijne ziel.” — Sprak ik hem aan, dan had ik slechts spot en hoon te wachten, want ik vertrouwde het niet dat eenig goed oogmerk hém dreef tot het nablijven in ons midden. Toen de beurt aan hem kwam, sprak ik zoo vriendelijk on deelnemend mogelijk. »Mijnheer J. J.,” zeide ik, »gij zijt reeds zoo hoog bejaard, en kunt dus niet op zeer vele levensjaren meer rekenen; indien de Heere u snellijk en onverwachts opriep, houdt gij het er voor, dat gij dan bereid zijt om voor Hem te verschijnen?”—»Het werd mij verhaald,” gaf hij mij op zeer aanmatigenden toon ten antwoord, »dat gij hier kwaamt om het ons eens te vertellen, wie het bij het rechte einde hebben, maar daar hebt gij niets van gezegd. De Baptisten zeggen dat zij gelijk hebben, de Christelijke Gereformeerden beweren het ook en zoo dan de Gereformeerden insgelijks; wie kan nu zeggen wat wij gelooven zullen?” Ik antwoordde hem, dat ik geensins met dat doel bier gekomen was, maar dat het mijne grootste begeerte was al de aanwezigen tot God bekeerd, ja uitstekende Christenen te zien. Indien ik dit slechts zien mocht, dan hoopte ik dat zij Gods Woord zouden onderzoeken, en zich vervolgens tot dat kerkgenootschap zouden voegen, dat het best met hunne overtuiging overeenstemde. Ik drong er op aan dat hij zich zonder uitstel tot Jezus wenden zoude, en herinnerde hem, dat het nu de welaangename tijd, de dag der zaligheid was. Niet weinigen gingen van daar met de vraag: »Wat moet ik doen om zalig te worden?” Toen de heer J. J. afscheid nam, vatte hij mij bij de hand, en sprak met bevende stem: »Indien ik iets heb gezegd, wat u heeft kunnen beleedigen, dan spijt het mij; ik hoop, dat gij het mij zult vergeven, en voor mij zult bidden.” En de tranen stroomden langs de gerimpelde wangen van den grijsaard neder. Ik mengde mijne tranen met de zijnen, en voedde van dat oogenblik moed, dat Gods Geest in dien grijsaard arbeidde, en dat hij ter elfder ure nog tot Christus gebracht mocht worden. Al juichende in de blijken van Gods genade, waarvan ik getuige wezen mocht, keerde ik van deze bijeenkomst huiswaarts met de bede, dat geen der aanwezigen den Geest bedroeven mocht door den goddelijken boodschapper terug te wijzen met de woorden: .»Voor ditmaal ga heen!”
Weinige avonden later sprak ik in dezelfde buurt in het schoolgebouw, en tot tekst had ik de woorden: »De Meester is daar, en Hij roept u.” — Het lokaal was stampvol, en de heer J. J. was dicht bij mij gezeten. De plechtigste stilte heerschte gedurende de prediking. Maar nauwelijks had ik mijne laatste woorden geuit of de oude man rees op van zijne zitplaats, en sprak met bevende stem en ontroerd gemoed het volgende:

(Slot volgt.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 maart 1893

De Wekker | 4 Pagina's

De bejaarde zondaar (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 maart 1893

De Wekker | 4 Pagina's