Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het beginsel der Scheiding prijsgegeven (III - Slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het beginsel der Scheiding prijsgegeven (III - Slot)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat er van dit schoone art. 2 geworden is? Zoo goed als niets; het vorige art. »gelijk recht van bestaan” had dit tweede art. totaal krachteloos gemaakt. Zóó begrepen het ook de Doleerenden. »Neen,” zeiden zij »dit kan de bedoeling niet zijn, dat de kerkelijke gemeenschap met de leden der Herv. Kerk in corporatieven en plaatselijke zin door ons zou verbroken worden; dit past wel op de Kerken der Scheiding, maar niet op de Kerken der Doleantie; dan zouden wij eene streep laten halen door onze geschiedenis en wij hebben gelijk recht van bestaan; wij verlangen dus eene andere verklaring! En den Deputaten gelukte het dezen te kunnen geven; doch het was geene nadere verklaring van Art. 2, maar een ander dingetje onder den naam van Art. 2. Men, n.l. de oningewijde, kon dan gelooven dat het naar de Scheiding riekende Art. 2 toch van kracht was gebleven, ofschoon er geen sylabe van overgebleven was. Mogelijk begrepen de Deputaten het wel, dat zij met dit Art. tegen de Doleerenden onmogelijk het konden uithouden; dat recht was hun in het vorige Art. reeds ontnomen. En wat was nu dit ondergeschoven dingetje, dat eene verklaring van Art. 1 moet heeten ? Dit:
a. »dat de achtergebleven in de Herv. Kerk geene objecten van Kerkelijke tucht kunnen zijn, en
b. dat zij geen recht hebben op Doop en Avondmaal, zoolang zij niet instemming betuigen met belijdenis en Kerkenorde.”
Was dit nu niet een zware eisch? Men zeide namelijk met andere woorden: zoolang de Duitschers in Duitschland blijven en in gehoorzaamheid Keizer Wilhelm dienen, kunnen zij geen burgerrecht in Nederland verkrijgen en is het Nederlandsch wetboek van strafrecht op hen niet van toepassing!
Ons dunkt dat zulk een strenge(?) bepaling b.v. de heeren Bronsveld en Buitendijk wel schrik aangejaagd zal hebben.
Hoe het mogelijk is dat geleerde mannen zulk een dingetje laten drukken en daar nog papier en inkt voor over hebben, begrijpen wij niet.
Hoe het ook zij, dit is duidelijk voor een ieder, dat het beginsel der Scheiding, dat in Art. 2 aanwezig was, totaal is prijsgegeven; en het dingetje dat er bij gebaald is om zich te dekken (als dienende tot z.g. nadere verklaring van Art. 2) is daarentegen geheel in den geest van het Doleerbeginsel. En de Synode te Amsterdam heeft ook dit stilzwijgend bekrachtigd, aangezien zij alles voor goed gehouden heeft, wat door de Deputaten is verricht.
Hoe nu een dier Deputaten voor eenige weken in een publiek blad nog kon schrijven, dat de Doleerenden Art. 2 hebben aangenomen, is ons een raadsel; onnoozelheid zal het wel niet zijn; onkunde evenmin; of het dan ook zou moeten dienen om de gemeenten nog eenigszins gerust te stellen, dat het beginsel der Scheiding nogis gehandhaafd gebleven? Wij weten het niet; wel weten wij, dat die Deputaat een pover figuur heeft gemaakt tegenover de Doleerenden, zooals hem op alles behalve, zoetsappige wijze door door den Doleerenden predikant F. onder de aandacht is gebracht.
Het beginsel der Scheiding is door de Christ. Geref. Deputaten in den Haag prijsgegeven en door de Synode bekrachtigd; en niet ten halve, maar geheel volkomen; juist in het aannemen van dat ondergeschoven artikeltje blijkt dit zoo veel te klaarder. Dat woord achtergeblevenen in de Herv. Kerk drukt volkomen het Doleerbeginsel uit en daardoor moest de Scheiding worden losgelaten.
De Scheiding kent geen achtergeblevenen, alleen kent zij uitgeleiden en daar achter is de grens getrokken.
De Doleerenden begrepen dit goed; daarom hebben ook zij niet willen aanvaarden het woord overgaan; dit woord was gesteld door de Christ. Gereformeerden voor degenen, die uit de Herv. Kerk tot de Vereenigde Kerken zouden komen: maar hierop antwoordden de Doleerenden: in dat overgaan ligt een beginsel voor de kerken der Scheiding en het is in strijd met de oeconomie van de Kerken der Doleantie. Daarom wenschten zij in plaats van dit woord te stellen: »zich voegen bij” enz. En de Deputaten hebben deze verandering aanvaard, ofschoon zij wisten dat dit woord het Doleerbeginsel uitdrukte. Zij hebben dus het beginsel der Doleantie goedgekeurd en dat der Scheiding laten varen. En van af dat oogenblik, kunnen wij zeggen, hebben de Christ, Gereformeerden onder apbrobatie der Synode het beginsel der Doleantie verkozen boven dat der Scheiding en alzoo de Scheiding vaarwel gezegd. En wat de Synode betreft, deze heeft zich, gelijk we zeiden, vereenigd met de handelingen der Deputaten.

De Bilt, bij Utrecht, April '93.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1893

De Wekker | 4 Pagina's

Het beginsel der Scheiding prijsgegeven (III - Slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1893

De Wekker | 4 Pagina's