Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De schapen van Jezus (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De schapen van Jezus (II)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

»Mijne schapen hooren mijne stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen mij.” Joh. 10 : 27

Jezus’ schapen zijn kenbaar. Zij hebben een’ bijzonderen naam en daarbij ook bijzondere eigenschappen. Tot die eigenschappen behoort, dat zij de stem van hunnen Herder in onderscheiding van andere stemmen hooren. Tot hen, die Jezus niet hoorden, zeide de Heere; »gijlieden gelooft niet, want gij zijt niet van mijne schapen.” Toch zagen de Joden Jezus, en met hun natuurlijk gehoorvermogen hoorden zij de woorden, die de Heere sprak, maar zij hoorden niet, gelijk een schaap, dat de stem van den Herder hoort.
Het hooren der schapen is een hooren met kennis, met geloof. Hieruit moet verklaard worden het groote onderscheid tusschen menschen en menschen tegenover den Heere Jezus. Onbekend maakt onbemind. Door vijandschap en ongeloof verblind, beantwoordde Jezus niet aan de vleeschelijke verwachting der Joden.
Verblind en verhard als zij waren, was niets in staat of bij machte om hen te overtuigen, dat Jezus waarlijk de Christus was.
Toch werd hun dit in het optreden en in geheel de openbaring van Christus zoo duidelijk bewezen. Nooit had een mensch gesproken ais deze mensch. Teekenen en wonderen werden door Hem in hunne tegenwoordigheid verricht. Niemand, kon Hem overtuigen van zonde. Al de profetiën des Ouden Verbonds waren in Hem belichaamd. Al de profeten wezen als met den vinger Hem aan, als den door God aan de vaderen beloofden Messias. Zoo velen hadden begeerd Zijnen dag te mogen aanschouwen. Nu echter de volheid der tijden aangebroken was, en Christus, op den bestemden tijd gekomen, zich onder de Joden, als onder Zijn eigen volk, openbaart, nu is Hij gekomen tot het Zijne, maar de zijnen hebben Hem niet aangenomen. Neen, zij zijn Jezus’ schapen niet. Het schrikkelijk oordeel der zonde rust op hen. Zij hebben wel oogen, maar zien niet, en wel ooren, maar hooren niet. Zij blijven in hunne zonde.
Alleen Jezus’ schapen hooren Hem. Door den H. Geest verlicht, zien zij Hem, den Zoon van Gods welbehagen, den eenigen Naam, onder den hemel tot zaligheid geopenbaard.
Zij hooren Hem, aangekondigd in de belofte; zij hooren Hem, opgetreden om den wil des Vaders te volbrengen. Zij hooren Zijne bestraffingen ; zij hooren zijne troostvolle bemoedigingen, Zij hooren Zijn dierbaar en gezegend onderwijs. Dat hebben die schapen niet aan zichzelven, maar alleen aan Gods ontferming te danken.
Van nature zondaars als alle anderen, dood in zonden en misdaden, maar getrokken met koorden der goedertierenheid, is Jezus voor Zijne schapen alles.
Hij is de verdienende oorzaak hunner zaligheid, gekomen om Zijnen schapen leven en overvloed te geven. Hij is hun getrouwe en goede Herder, die de zoogenden zachtkens leidt, en de lammeren in Zijne armen vergadert. Hij is hunne bescherming bij dage en bij nachte. Zij hooren Zijne stem en weten ook, waarom zij Hem hooren.
Met die stem van Jezus is geene andere te vergelijken. Die stem is als muziek in hunne ooren. Hoe ook gehaat en veracht door anderen, zij hebben als de oprechten Hem lief. Zij hebben Hem lief met al de liefde hunner ziel. Bij het hooren van Zijne stem, zeggen zij in hun harte: »dat is de stem mijns Liefsten.” En op de vraag: »wat is uw liefste meer dan een ander liefste?” antwoorden zij met de Bruid: »Mijn liefste is blank en rood, hij draagt de banier hoven tienduizend. Zijn hoofd is van het fijnste goud, van het dichtste goud; zijne haarlokken zijn gekruld, zwart als eene raaf.
Zijne oogen zijn als der duiven, bij de waterstroomen, met melk gewasscben, staande als in kasjes der ringen.
Zijne wangen zijn als een bed van specerijen, als welriekende torentjes; zijne lippen zijn als leliën, druppende van vloeiende mirre.
Zijne handen zijn als gouden ringen, gevuld met turkoois; zijn buik is als blinkend elpenbeen, overtogen met saffieren.
Zijne schenkelen zijn als marmeren pilaren, gegrond op voeten van het dichtste goud; Zijne gestalte is als de Libanon, uitverkoren als de cederen. Zijn gehemelte is enkel zoetigheid, en al wat aan Hem is, is gansch begeerlijk.” Van dien Schoonste der menschenkinderen getuigt de gansche kerk in den psalm der liefde: »genade is uitgestort op uwe lippen.” Van Hem, die de glorie des hemels, het wonder der aarde, de verlustiging der heiligen, de Heere der engelen is, staat geschreven: »Mijne schapen hooren mijne stem.” En die schapen zijn menschen, geboren uit Adam, zondaars, over welke de Heere uit en door zichzelven van eeuwigheid met ontferming bewogen was.
Die schapen hebben geen uitwendig onderscheidingsteeken. Zij zijn onder eene andere beeldspraak aangeduid: »des konings dochter, geheel verheerlijkt inwendig.” Waar nu uitwendig alle onderscheidingsteeken te vergeefs wordt gezocht, zijn Jezus’ schapen allereerst hieraan kenbaar, dat zij de stem van Jezus hooren. Hooren zegt hier niets minder dan gehoorzamen. Die gehoorzaamheid spruit voort uit liefde. Die liefde grondt zich in de kennis van den Persoon des Herders. Die kennis is geene natuurlijke, maar eene bovennatuurlijke vrucht van het welbehagen Gods, van het werk des H. Geestes. Het hooren en gehoorzamen van Jezus teekent degeloovigen op deze wereld, als de uitverkorenen Gods, de voorgekenden van voor de grondlegging der wereld.
Zij hooren Jezus’ woorden, maar niet uit nieuwsgierigheid, niet louter met bewondering, ook niet onder ééne of andere voorwaarde of met ééne of andere nevenbedoeling; zij hooren met eerbied, met liefde en welgevallen, met onderdanigheid. Er zijn menschen, die, als Jezus nog op aarde was, Hem zeker eens gaarne zouden hooren prediken, mits Hij voor hen optrad in een prachtig kerkgebouw, en zij eene plaats konden innamen, waar zij van het »minder” soort menschen waren afgezonderd. Anderen zouden alsdan stellig Jezus gaarne hooren bespotten, alleen als zij maar volkomen zeker waren, zelf hiervan verschoond te blijven.
Het geslacht, dat gaarne teekenen en wonderen wil zien, is ook nog niet uitgestorven. Doch als de Leeraar der Gerechtigheid zijnen mond opent en gewaagt van het kenmerkend onderscheid tusschen rechtvaardigen en onrechtvaardigen, tusschen geloovigen en ongeloovigen, dan zeggen zoo velen: »deze rede is hard; wie kan ze hooren?” zoo doen echter Jezus’ schapen, Zijne oprechte geloovigen niet.
Zij weten en gelooven, dat zij alle weldaden hebben verbeurd. Zij belijden telkens bij vernieuwing met schaamte voor God hunne traagheid om naar Jezus te hooren. En al moeten zij als de Emmausgangeren het bestraffend woord hooren: »O! gij onverstandigen en tragen van harte om te gelooven,” dan nog spreken zij Christus niet tegen, maar hebben Hem te inniger lief.
Omdat Jezus’ schapen Zijne stem hooren, is er voor die schapen raad in alle verlegenheid, uitkomst in allen nood, troost in alle droefenis. Uw Herder, o, schapen van Jezus! hoort ook uwe stem, als gij tot Hem roept en zucht. Hij ziet en hoort u altijd, In al uwe benauwdheden is Hij benauwd geweest. Hij is genadig en barmhartig. Op uw noodgeschrei daagt Zijne hulpe. In uwe zwakheid geeft hij kracht. Hij is voor u uitgegaan om u den weg te banen door de woestijn, waar ge doortrekt. Hij ging door lijden tot heerlijkheid.
Hoort ge Zijne stem, dan is dit een bewijs, dat ge niet verre van Hem zijt. Houdt dan moed, al ziet ge u bij oogenblikken met donkerheden omringd. Hoort naar de stem van Hem, die u beeft liefgehad tot in den dood. Hoort Hem, die aan het vloekhout op Golgotha voor al Zijne ellendigen heeft uitgeroepen: »Het is volbracht!” Naar Jezus te hooren, dat zal uwe duisternis tot licht, uwe droefheid tot blijdschap maken, en eenmaal uwe stervenssponde in een rozenleger veranderen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1893

De Wekker | 4 Pagina's

De schapen van Jezus (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1893

De Wekker | 4 Pagina's