Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Kerkhoven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Kerkhoven

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zwaar en moeielijk is de gang, dien we allen op onze beurt maken, zoo dikwijls wij geroepen worden, één’ onzer dierbare afgestorvenen ter laatste rustplaats te geleiden. Welk eene mengeling van gedachten kan het hart vervullen bij het betreden van dien gewijden grond. Elk gevoelt daar zijne smart en zijn gemis. Geene plaats is er, waar zooveel bittere tranen gestort, zooveel bange zuchten geslaakt, zulk een onbeschrijfelijk gevoel van weemoed gevoeld wordt. Geene plaats is er daarenboven, waar de leugen zoo vrij en opentlijk wordt uitgesproken, getuige de vele onware geschriften als boven zoo menigen grafkuil te lezen staan, om eens niet te spreken van zoovele zaligsprekingen, als daar in strijd met het woord van God worden gehoord. Zaligsprekingen van menschen, die in hun leven niet het minste bewijs gaven van de vreeze Gods, en van waar geestelijk leven.
Op onze kerkhoven ontmoeten rijken en armen elkander.

«Daar in het aschvermengend graf,
Daar breken alle standen af.”

Gods heilig Woord zien we hier vervuld: «Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeeren.” Van wat staat of kwaliteit de mensch ook zij, eenmaal breekt het oogenblik aan, dat ook hij en zij als een zaadkorrel in de aarde worden begraven.
Daar rust dan het stof tot den morgen der opstanding, als allen, die in de graven zijn, Jezus’ stem zullen hooren, en zullen uitgaan; die het goede gedaan hebben tot de opstanding des levens, en die het kwade gedaan hebben tot de opstanding der verdoemenis. Bedenken we, dat ieder mensch zijne eigenaardige en bijzondere geschiedenis, heeft, dan zien we, da ook de akker der dooden een groot boek is, waarin ontzaglijk veel is geschreven. Maar dat boek is gesloten en blijft verzegeld, tot den dag der algemeene opstanding.
Dan zal ook dit groote boek worden geopend, en al wat er in geschreven staat als van de daken gepredikt worden.
Ook de lichamen onzer in Christus ontslapenen rusten op den doodenakker, als op hunne slaapsteden, met allen, die in oprechtheid hebben gewandeld. En boven dat kille lijkgebeente ruischt het evangelie der opstanding, dat ons verzekert: het graf zal zijne prooi niet eeuwiglijk behouden.
Christus is opgestaan uit den dood. Hij heeft dood en graf overwonnen, en allen, die in Hem gelooven, zullen eens met Hem opstaan, om eeuwig met Hem verheerlijkt te worden.
Wie in dit geloof zijne dierbare dooden grafwaarts brengt, ziet daardoor den anders zoo geweldig zwaren gang naar het graf aanmerkelijk verlicht. Wat hier tijdelijk wordt gescheiden, zal straks voor altoos worden vereenigd. Ziel en lichaam zijn beide door Jezus’ bloed gekocht. Zoete en zalige banden, door God gelegd, worden door den dood niet verbroken en in het graf. niet vernietigd, Gods werk blijft. Was er op onze kerkhoven geene andere afleiding en geen andere troost, dan bloemen en kransen, sierlijke monnumenten, en prachtige grafschriften, wat zou die troost dan arm zijn, ook voor het diepbedroefde kind van God.
»Hij” of -"zij" zijn mij slechts een weinig vooruitgereisd”, luidde meermalen het antwoord der oprechte vromen, als anderen hen beklaagden over hun zoo groot verlies. Door zijn’ ingang in het graf heeft Christus de graven zijner geloovigen tot eene rustplaats gewijd en geheiligd. Door zijne opstanding heeft de Zaligmaker hunne heerlijke en zalige opstanding gewaarborgd.
Daarom is en blijft het Woord des Heeren: »Die in Mij gelooven, zullen leven, al waren zij gestorven,” een onuitsprekelijke troost.
Wij mogen dan weenen bij de graven van Gods kinderen, maar niet als degenen, die geene hope hebben.
Zalig zijn immers de dooden, die in den Heere sterven, van nu aan. En wie zou hun die zaligheid misgunnen?
Bij den dood wordt het reisgewaad van den pelgrim Gods verwisseld met de kleederen, wit gemaakt door het bloed des Lams. Veel hoop en verwachting mag voor ons nederdalen in het donkere graf, maar wat in oneere wordt gezaaid, zal in heerlijkheid worden opgewekt. Welken, door groote droefheid schier verslonden, der ziele eens de zucht ontglippen: »Te vroeg gestorven,” maar voor den hemel is niemand te jong.
In ’t hemelsch Paradijs zullen groote en kleine planten zijn. Het sierlijk geboomte op onze kerkhoven sterft en vergaat, maar alle plant, door den hemelschen Vader geplant, zal eeuwig groenen. «Memento mori,” gedenk te sterven, zoo lazen we op menig kerkhof hek. Zoo zij het!
Eenmaal, geliefde lezer! wordt het mijne en uwe beurt.
Daarom «alles wat uwe hand vindt om te doen, doe dat met al uwe macht; want er is geen werk, noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het graf, daar gij heengaat.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1893

De Wekker | 4 Pagina's

Onze Kerkhoven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1893

De Wekker | 4 Pagina's