Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gebruik maken van Gods Woord (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gebruik maken van Gods Woord (V)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gods Woord te bezitten zegt veel, maar het op de rechte wijze te gebruiken zegt meer. Reeds in ons vorig opstel spraken wij met een enkel woord over het zoogenaamd vergeestelijken der H. S.; daarop zullen wij hier nog even terug komen.
Vooraf dient de vraag wel beantwoordt waar die zucht tot vergeestelijken vandaan komt. Zij kan haar oorsprong hebben in onkunde, in het streven om menschen te behagen, in hoogmoed en in het geleerd-te-willen-schijnen. Oude vromen hebben wel eens gezegd: »als God een mensch bekeert, is het niet hetzelfde in welke handen zulk een mensch valt.” Als hart en gemoed zoo teeder zijn, als dit bij nieuw bekeerden het geval kan zijn, is men zoo bijzonder vatbaar zoowel voor dwaling als voor waarheid. Het is ook dan van zoo groot belang, omgang te hebben met en te verkeeren onder christenen, die in alles Gods Woord als toetssteen gebruiken. Van allen, die christenen heeten, kan helaas, niet gezegd worden, dat zij zulks doen. Voor menschen, die spreken van buitengewone openbaringen, van bijzondere droomen en gezichten, kunnen zwakke en eerstbeginnende zielen maar al te veel eerbied en achting ’openbaren. Anders dacht Paulus er over. »Al ware bet ook,” zoo schrijft hij aan de Galaten, »dat wij of een engel uit den hemel u een evangelie verkondigden buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.” Hetzij dat we voor onszelven denken over één of andere tekst uit Gods Woord, of dat wij geroepen worden anderen het Woord te prediken, altijd dient voor alle dingen bij ons de vraag te zijn: wat zegt het Woord? Wat staat er? Niets heeft meer dienst gedaan uit de H. S. bij de meergenoemde vergeestelijkingsmethode dan de gelijkenissen des Heeren. Eene gelijkenis moet wel onderscheiden worden van wat men geschiedenis noemt. Bespottelijk en afschuwelijk zijn de verklaringen, die sommigen gegeven hebben bijv. van de gelijkenissen van den »Verloren Zoon,” van die der »wijze en dwaze maagden,” van die van »den Zaaijer,” enz.
Bij de gelijkenis van den »verloren zoon” zag men in het gemeste kalf, dat geslacht werd, eene afbeelding van den Heere Jezus Christus: in de vijf wijze en vijf dwaze maagden las men, ’dat er juist zooveel menschen behouden worden als er verloren gaan, en inplaats van te denken aan hetzelfde zaad dat op vierderlei plaats valt, sprak men geheel ten onrechte van vierderlei zaad. Wij zullen de laatste zijn om te beweren, gelijk wel eens door anderen is gedaan, dat de gelijkenissen des Heeren zoo gemakkelijk zijn om te verklaren. Doch wat zijn ook de eenvoudigste zaken in Gods Woord vermeld, voor den mensch, die niet grondig in de waarheid is onderwezen, — wiens verstand niet verlicht is door den H. Geest!
Voor de natuurlijke mensch is de Bijbel een boek vol met tegenstrijdigheden. Al was het alleen maar Gods eisch tot den onwedergeboren mensch om zich te bekeeren, Hoe kan dit ? vraagt men; daar de Schrift leert, dat de mensch van nature dood is door de zonden en de misdaden. Is de mensch als zoodanig dood, hoe kan dan van hem geëischt, dat hij bidde, zoeke, zich bekeere tot God! Doch nog meer.
Ook na ontvangene genade is ons zoo noodig door Gods Geest onderwezen te worden. Wat troffen wij dikwijls menschen aan, die, als de Avondmaalsviering op handen was, besloten waren zich van de tafel des Heeren te onthouden, — menschen, die zooveel blijken gaven, dat zij den Heere vreesden en Jezus toebehoorden. Op de vraag wat hun bezwaar was om deel te nemen aan het gebruik van de heilige teekenen van Gods Verbond, was dan het antwoord: »ik ben dit niet waardig!” De bekende tekst uit i Cor. 11 (vs. 29) moest dan dienst doen om den grond van hun bezwaar met Gods Woord te dekken. De Apostel Paulus toch had geschreven: »wie onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zich zelven een oordeel.” Het besluit, dat men uit dien tekst afleidde was: men moet zulk eene weldaad waardig zijn. Dat waren zij niet, en daarom vond men heter niet alleen, maar oordeelde het van Godswege geboden zich van de tafel des Heeren te onthouden.
Nu gevoelt ieder bij eenig nadenken, als men het heil en de zaligheid, in het H. Avondmaal voorgesteld, moest waardig zijn om gerechtigd te wezen tot des Heeren tafel, dan zou zelfs Paulus daaraan geen deel hebben kunnen nemen. Immers getuigt deze voortreffelijkste aller Apostelen zelf dat hij de grootste der zondaren was. Wie had zich ooit voor God als een ellendig mensch leeren kennen, gelijk de man van Tarsen! Wat als een eerste kenmerk kan gesteld worden om waardiglijk te eten en te drinken aan des Heeren tafel, is: dat men zich als een onwaardige voor God leerde kennen. En in plaats van van dit kenteeken van genade nu kinderlijk, ootmoedig en vrijmoedig gebruik te maken, van de spijze en den drank voor de geloovigen bestemd, zoekt Satan onder Gods toelating Gods zwakke en kleingeloovige kinderen te berooven van den zegen, dien de Heere hen uit genade wil schenken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1893

De Wekker | 4 Pagina's

Gebruik maken van Gods Woord (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1893

De Wekker | 4 Pagina's