Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nazarener

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nazarener

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op ons Kerstfeest wees ik ter verklaring van Matth. 2 : 23: »opdat vervuld zoude worden, wat door de profeten gezegd is, dat hij Nazarener zal geheeten worden,” op Jes. 11 : 1. Een intelligent ouderling kon niet met mij instemmen en beweerde, met beroep op Koelman en andere Gereformeerde schrijvers, dat moest worden gewezen, ter verklaring van dien naam, op Job 7 : 20. Indien ik niet hierdoor tot mijne vreugde had opgemerkt, dat de studie van ouderlingen en, ik weet het eveneens, van leden der gemeente (door ééne werd mij reeds vroeger hetzelfde beweerd) ook in deze richting gaat, ik zoude het onderstaande minder geschikt voor »De Wekker” hebben geacht, welker lezers toch waarschijnlijk in den regel minder aan taalstudie doen. Nu neem ik de vrijheid deze beschouwing den geachten br. redacteur ter plaatsing aan te bieden.
Schrijft Mattheüs, dat de profeten van den Heere Jezus hebben gezegd, dat. Hij Nazarener zou worden genaamd, dan vragen wij natuurlijk waar wij dat in ”het. Oude Testament hebben te vinden, Dan blijkt ons, dat noch de naam Nazareth, noch die van Nazarener ergens in den Oud-Testamentischen Kanon, zelfs niet in de apocryfe boeken voorkomt. De meening van Chrysostomus en anderen, dat die woorden zouden gevonden zijn in een profetisch boek, dat verloren zou gegaan zijn, kunnen wij daarom niet aannemen, omdat het wel zeker is, dat Mattheüs alleen als gewijde Schrift zal hebben aanvaard onzen O.-T. Kanon, gelijk die in Ezra’s dagen gesloten is. Wij moeten dus aannemen, dat eene benaming van den beloofden Messias bij de ons bekende en erkende profetiën voorkomt, welke in verband staat met de woonplaats Nazareth.
Calvijn, Erasmus, De Groot, enz., wijzen ons op het woord Nazireër. Eerstgenoemde vertaalt dan ook »Nazaraeers” en verklaart aldus: »Mattheüs leidt den naam Nazaraear niet af van Nazareth, alsof dat de eigenlijke en zekere afleiding was, maar het is slechts eene toespeling. Het woord naziir beteekent dan ook heilig en aan God gewijd van hel werkwoord nazar d. i. afzonderen.” Hij zegt verder overeen te stemmen met Bucerus, die op Rich. 13 : 5 wijst en noemt verder Gen. 49 :20, zoodat Samson, en Jozef, de afgezonderde der broederen, typen van den Messias zouden zijn. Hij eindigt zijne beschouwing met de woorden: »God heeft den naam van Nazaraeer gegeven om meer te doen letten op den toekomstigen Verlosser, die van allen moest worden afgezonderd, daar Hij de eerstgeborene onder vele broederen was,” Nu blijkt het echter duidelijk, dat het »geen wijn drinken” der Nazireërs van Christus niet kan worden gezegd, uit hetgeen hij op de bruiloft te Kana deed, en alzoo kunnen wij met onzen hoog begenadigden Hervormer niet medegaan.
Te zwak komt ons voor de verklaring van vele uitleggers als Rosenmüller, Kuinoel, Lange, enz., die in Nazareth, dat zoo klein en zoo veracht was, eene zinspeling zien op de profetiën van ’s Heeren verachten toestand, in Psalm 22 en Jesaja 53.
Evenmin kunnen wij ons vereenigen met hen, die in de namen, gelijk zein ’t Grieksch luiden Natsooraios (Matth. 2 : 23 enz.) of Natsarènos (Luk. 4 : 34 enz.), het Hebr. woord nootseer vinden, dat een verleden deelwoord is van het werkwoord natsar, hetwelk, evenals het Latijnsche tueri, ons turen, in twee beteekenissen voorkomt, ten kwade en ten goede. Men kan turen, om iets kwaads te vinden of te doen, zooals de vijanden van Daniël, en ook op iemand turen, om bij elken nood hem te hulp te komen. Op onderscheidene plaatsen wijzen de voorstanders dezer verklaring. Zuschlag op nootseer chesed = »die de weldadigheid bewaart,” in Exod. 34:7; Riggenbach op nootseer Jahweh = »de Heere behoedt,” Psalm 34 : 24; Hitzig op Jes. 49 ; 6: netsoeree Jisraek = »de bewaarden in Israël,” terwijl de Messias dan als het hoofd dier bewaarden zou worden beschouwd; Delitsch op Jes.42:6: ètsorka = »ik zal u behoeden,” terwijl de Messias dan de bewaarde in de bewaarplaats Nazareth zou zijn. Eindelijk noemen wij nog het gevoelen, in meerdere «oude schrijvers” gevolgd en door menigen leeraar, die op de oude schrijvers is afgegaan zonder nader zelf te onderzoeken of te kunnen onderzoeken, de reeds genoemde plaats Job 7 : 20: nootseer Adaam = »Menschenhoeder” (St-overz.) Bij het nalezen van Matth. 2 : 23 zal men kunnen opmerken, dat wij, volgens Mattheüs, woorden van profeten moeten hebben, dus woorden, waarin eene profetie te lezen of te vinden is bepaaldelijk van den Messias, en wel zulk eene, waarin gezegd wordt dat Zijn naam alzoo zal zijn of tenminste eene zinspeling op dien naam voorkomt. Tevergeefs zal men dat in de boven aangehaalde teksten vinden, waar niets profetisch in te vinden is; zeker ook niet in Job 7 : 20, waar naar de letterlijke vertaling staat: »beschouwer van den mensch,” en die naam, gelijk het verband zegt, uit een verstoord gemoed voorkomt. God, de Heere, die Joh zooveel tijdens heeft opgelegd, wordt toegesproken met dien naam. Liever moest de Heere. zoo zegt Hij, hem vergeven, dan altijd op de zonden te letten van den mensen die toch Gode niets doen kan(vs. 20 en 21). Hoe nu iemand daarin eene voorzegging van den Messias en dan nog wei va’n Zijn naam vinden kan, gaat mijn verstand te boven.
Welke is dan onze overtuiging? Deze’. Het woord neetser, eveneens van den stam natsar, beteekent: twijgje, scheut, spruit. Nu heeft ons Hengstenberg (Christol. II 124 v.v.) bewezen, dat de oorspronkelijke naam van dat stadje niet gelijk later was ntsrth maar ntsr (de Hebreën schreven, evenals nog de hedendaagsche Joden, alleen de medeklinkers), derhalve natsar. Ieder, die enkele weken Hebreeuwsch leerde, weet, dat de eindsyllabe eth een vrouwelijke uitgang der woorden is. Het woord, dat stad beteekent en natuurlijk daarbij moet worden gedacht, is van het vrouwelijk geslacht. Alzoo zal Nazareth eene vrouwelijke vorm zijn van natsar en beteekenen: »de stad van het rijsje” of »de boschrijke stad.”
Nazareth lag in Galilea op de grenzen van Zebulon, op een heuvel ten zuiden van Kana, niet ver van den Thabor. Nog heden ten dage wordt de schoonheid dier landstreek door reizigers geroemd, en gewezen op het boschrijke onzer plaats (Burckbardt R. Il 583). Naar. dat boschrijke werd dan ook het stadje genoemd, zoodat de afleiding van Nazareth zonder twijfel is van het woord ntsr of neetser, d.i. takje of spruit. Om tegemoet te komen aan den lezer, die geen Hebreeuwsch kent en op het verschil in klinkletters wijst, zij hem medegedeeld, wat ook tot verdediging onzer verklaring en tot verwerping van de vroeger genoemde dient, dat de klinkers a en e homogene vokalen zijn, dat wil zeggen : aanverwante; daarentegen a en o heterogene. De e gaat gedurig in a over bij de buiging. Zoo wordt het meervoud van neetser uitgesproken netsariim. Het wordt met het achtervoegsel i —- mijn; natsri. Zoo achten wij dan boven allen twijfel verheven, dat Mattheüs op het oog had Jesaja 11 :1: »Er zal een rijsje voortkomen uit den afgehouwen tronk van Isrï en een neetser (scheut) uit zijne wortelen zal vrucht voortbrengen.” Dit is dus eene profetie, dat er een neetser komen zal. Een woord, dat eveneens scheut of spruit beteekent, is tsèmach, dat wij bij herhaling lezen in de Messiaansche profetiën, als: Jes. 4 : 2, Jer. 23 : 5; 33 : 15: Zach. 3 : 8. Vraagt men verder, waar dan te lezen staat,” wat Mattheüs zegt, dat Hij aldus zal worden genaamd, dan kunnen wij wijzen op Zach. 6 : 12: »Ziet een man, wiens naam is Spruite, die zal uit zijne plaats spruiten, on Hij zal des Heeren tempel bouwen.”
Opmerking verdient nog, dat in Jes. 11 de LXX het woord neetser vertaald heeft door anthos dat is bloem. Nu, de Heere Jezus, de Menschenzoon, is zeker ook de schoonste bloem, welke ooit in dezen hof is gezien, een bloem, vertrapt en vertreden, maar ook een bloem, welke welriekender en levenwekkender geuren heeft verspreid, dan ooit de heilige olie van eenigen Hoogepriester geven kon.
Ten slotte zij nog gewezen op de vrije aanhaling en overbrenging van voorden uit het Oude Testament door Mattheüs. die kennelijk schreef om den Joden uit de Schriften te bewijzen, dat de Heere Jezus de aan de vaderen beloofde Messias was. Men zal, bij het nagaan der door hem aangehaalde teksten, niet éénen vinden, welke letterlijk, wel zakelijk, met dien in het O. T. overeenkomt. Deze vrije overbrenging van het woord neetser mag ons daarom des te minder verwonderen.
Niemand meene, dat dergelijke studiën als de bovenstaande, van geringe beteekenis zijn. Of moet misschien gezwegen worden op het ongoddelijk ijdel roepen van hen, die het volk van de Schrift afleiden met een: »ziet, wat Mattheüs daar schrijft, en geen enkel profeet heeft het ooit gezegd”? Met onhoudbare gissingen en verkeerde verklaringen zullen wij den tegenstander niet beschamen, wel met duidelijke en juiste aanwijzingen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1894

De Wekker | 4 Pagina's

Nazarener

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1894

De Wekker | 4 Pagina's